Miskotte en de strijd tegen de X-god

Miskotte en de strijd tegen de X-god

 

(Ophef 2008/3)

 

Dit is in een enigszins bewerkte vorm de lezing gehouden op het mini-symposium “Beginnen bij het begin. Het bijbels ABC van Miskotte” ter opening van het nieuwe leerhuisseizoen van het Leerhuis Amsterdam Tenach en Evangelie op 27 september 2008.

 

God is terug!

 

Ophef wijdde een groot deel van de jaargang 2007 aan het thema: God is terug! Of – en misschien was dat ook een juistere aanduiding geweest: Religie is weer terug! Ik zou niet zo maar zeggen: weer terug van weg geweest, want het is de vraag of de religie die terugkwam dezelfde is als die wegging. De Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid, het Sociaal-Cultureel Planbureau waren het erover eens: religie is terug in het publieke domein. De secularisatie zou op haar retour zijn. Niet dat de kerk daar in positieve zin iets van merken. Ik zou bijna zeggen integendeel, de terugloop van het ledenaantal van de twee grootste kerken van Nederland gaat nog steeds door. Toen er in de jaren zeventig en tachtig over het tijdperk van Aquarius werd gesproken en het Zenboeddhisme en de Transcendentale Meditatie hun intrede deden in onze maatschappij en toen in de jaren tachtig en negentig de New Age de terugkeer van de religie aankondigden, heb ik dat altijd vrolijk van me afgeschud als een vorm van religie waar ik verder geen boodschap aan had. Maar een van de belangrijkste vertolkers van de terugkerende religie is geen new-ager, allerminst een wolkenfietser, maar een vooraanstaand hoogleraar in de theologie. Als enige theoloog gekozen in een rijtje met Nederlands meest invloedrijke denkers en – last but not least net als ikzelf sinds jaar en dag lid van de Vereniging voor Theologie en Maatschappij. U begrijpt: ik heb het over Prof. dr. Erik Borgman. Dit verhaal moet ik dus serieus nemen en dat doe ik ook. Zo serieus, dat we een dubbelnummer wijdden aan het thema van de terugkerende religie en daarop zoveel reacties kregen dat een groot deel van het daarop volgende nummer er ook nog aan besteed werd. Zelf hield ik me wat op de achtergrond en zong hooguit rebels mijn lof der secularisatie naar aanleiding van de bemoedigende Bijbeltekst dat in het nieuwe Jeruzalem geen tempel (en denk ik dan, dus ook geen religie) meer zal zijn. Mijn moeite om te reageren op dit fenomeen, heeft te maken met het feit, dat ik de empirische verschijnselen die aan worden gedragen als bewijs voor de terugkeer van de religie wel zie, maar dat ik anders dan bijvoorbeeld Erik Borgman, maar ook het overgrote deel van de bestuurders van mijn kerk, daar op geen enkele manier enthousiast van word. En ik ben bang dat dit toch te maken heeft met het feit, dat ik vanaf het begin van de jaren zeventig gepokt en gemazeld ben in de theologie van Barth, Bonhoeffer en vooral Miskotte.

 

Wezenlijke vragen

 

Er zijn een aantal voor mij – en voor u wellicht ook – wezenlijke vragen, waarover ik het vanmorgen met u zou willen hebben en waar we naderhand wellicht over door moeten praten. Ik noem ze u eerst allemaal en zal ze daarna vrolijk van de hak op de tak springend zo veel mogelijk proberen te behandelen:

(1)  Kun je religie, veranderde, gemetamorfoseerde religie zo herformuleren dat ze niet onder het oordeel van Barth, Bonhoeffer en Miskotte over de “religie in het algemeen” vallen.

(2) Hoe begrijpen wij de verwantschap tussen Bonhoeffer en Miskotte, maar ook hun onderlinge verschillen als leerlingen van Barth, die in leven nooit contact met elkaar hebben gehad.

(3) Hoe verhoudt de verdwijnende religie bij Bonhoeffer zich tot de X-god bij Miskotte?

(4) En tenslotte de meest wezenlijke vraag, omdat ze ook direct de kwestie van de actualiteit van Miskottes theologie en in het bijzonder van het Bijbels ABC raakt: Herkennen wij ook iets van de X-god, waartegen Miskotte in 1941 de strijd aanbond in de moderne religieuze stromingen?

 

Religie is ongeloof

Laten we beginnen bij het begin. En in dit geval begint het bij Karl Barth. Hij ontdekte het al toen hij bezig was met de eerste uitgave van de Römerbrief, maar in 1938 klonk het als een klaroenstoot in het toen verschijnende KD-deel I,2:  RELIGION IST UNGLAUBE.

Barth is zich volledig bewust van de volstrekt onverwachte slag die hij hier toebrengt: Hij poneert het: We beginnen, schrijft hij, met de stelling: Religie is ongeloof. En vervolgt dan: Religie is een aangelegenheid, men moet zelfs zeggen: dè aangelegenheid van de godloze mens.1 En vervolgens legt hij uitvoerig uit, dat het hier niet gaat om de veroordeling van alle andere vormen van godsdienstigheid terwijl de christelijke godsdienst buiten schot blijft, maar wat hem betreft primair gaat over het oordeel vanuit de Openbaring over alle godsdienst en dus ook de christelijke. Helemaal op het eind van het hoofdstuk gaat het dan toch over de “ware religie” – het bloed kruipt waar het niet gaan kan –maar schrijft dan de theologisch briljante zin, dat we over “ware religie” slechts kunnen spreken in dezelfde zin waarin we over een “gerechtvaardigde zondaar” spreken2.

Zijn wellicht twee meest briljante leerlingen – u begrijpt ik heb het over Kornelis Heiko Miskotte en Dietrich Bonhoeffer – hebben deze woorden ingedronken en ze zijn mede-bepalend geworden voor hun eigen theologische oeuvre. Van Miskotte lezen we in zijn dagboeken, hoe het arriveren van een nieuw KD-deel, zo enigszins mogelijk, betekende dat hij de rest van de dag vrijmaakte, naar zijn studeerkamer verdween en doorlas, vaak tot in de vroege ochtenduren. In de in 1982 door Eberhard Bethge uitgegeven Schweizer Korrespondenz 1941-1942 van Dietrich Bonhoeffer, lezen we hoe hij zich op een half-illegale reis door Zwitserland niet alleen tijd neemt om Karl Barth te bezoeken, maar ook om voorafgaande aan dat bezoek een aantal dagen in een pension onder te duiken met de drukproeven van het dan juist geschreven KD-deel (dat moet in 1942 II,2 zijn geweest). Als Bonhoeffer twee jaar later in zijn gevangeniscel schrijft over het einde van de religie en de toekomstige volledig religieloze tijd, zal hij schrijven: Karl Barth is als eerste theoloog begonnen met de kritiek van de religie en dat blijft zijn heel grote verdienste.. We weten, daarna volgt zijn kritiek: Barth heeft positivistische openbaringsleer in de plaats van de religie gezet, maar dat neemt het eerdere niet weg.

 

Het verdwijnen van de religie bij Bonhoeffer

 

Als Bonhoeffer het heeft over de religie die hij geleidelijk aan ziet verdwijnen, dan heeft hij het over de religie in zijn klassieke verschijningsvorm ‘re-ligio’, dat wat mensen bindt. Niet alleen een stelsel van normen en waarden, niet alleen een samenhangend geheel van opvattingen over God en de wereld, niet alleen een persoonlijke verhouding, maar een combinatie van dat alles, een totale wereldbeschouwing, die mensen ertoe brengt om bepaalde dingen te doen en anderen te laten, een referentiekader bij de belangrijkste beslissingen van het leven. Dat ziet Bonhoeffer veranderen. Hij noemt de oorlog als het belangrijkste voorbeeld. De positie die mensen in het dan nog voor het overgrote deel kerkelijke Duitsland innemen ten aanzien van de oorlog wordt niet bepaald of soms zelfs niet eens beïnvloed door hun religie, maar door allerlei andere factoren (ik veronderstel van politieke en economische aard). Als wij de ontwikkeling sinds de tweede wereldoorlog overzien, kunnen we Bonhoeffer alleen maar gelijk geven: die allesbeheersende vorm van religie, het christelijke Avondland zoals dat in die tijd nog vaak werd aangeduid, bestaat vrijwel niet meer, op die manier is vrijwel niemand meer religieus. Degenen die nog een kerk bezoeken – en ook dat is een fractie (ik schat hooguit nog een kwart en wellicht nog minder) van het aantal dat dit in de direct naoorlogse jaren placht te doen – hebben zich expliciet of impliciet neergelegd bij de algemeen heersende opvatting dat religie privéaangelegenheid is en dat het dus niet van doorslaggevende betekenis is voor de beslissingen die ze in de praktijk van hun leven nemen. Die religie komt niet terug. En de religie die wel terugkeert, is van een dusdanig andere aard, dat we ons misschien af moeten vragen of het juist is, die met dezelfde term aan te duiden. Dat is een deel van mijn moeite met het gebruik van het voor Erik Borgman beslissende begrip ‘metamorfose’. Als Jantje verdwijnt en na een metamorfose als Pietje terugkeert, is het dan juist om te zeggen dat Jantje terug is gekeerd of is het dan in ieder geval fenomenologisch juister om te zeggen dat Jantje verdwenen is en Pietje is verschenen?

 

Miskotte en de religie

 

Miskotte geloofde zeker niet in het verdwijnen van de religie. Maar wellicht is ook dat in de eerste plaats een kwestie van definiëring. Dat het christelijk Avondland aan het ondergaan was, daar heeft hij wel weet van gehad, al vermoed ik, dat hij er nauwelijks een traan om gelaten had, maar Miskotte zag daarvoor een spectrum aan religieuze verschijningsvormen in de plaats komen. Zo stamt van Miskotte de omschrijving van het nationaalsocialisme als een door ‘invoeling’ verkregen mythisch levensgevoel. Maar ook het socialisme wordt door Miskotte een ‘godsdienst’ genoemd. De kerk zou wat hem betreft boven en zonodig tegen alle godsdienst moeten staan om Gods wil, zegt hij in een lezing in de Oosterkapel  in Amsterdam in 1932. Toen Miskotte in de winter van 40-41 zijn Bijbels ABC schreef, kende hij Bonhoeffer niet, maar dat hij na de oorlog de eerste Bonhoeffer-uitgaves van Bethge (Ethik en Widerstand und Ergebung) grondig bestudeerd heeft, wordt duidelijk uit zijn eerste grote na-oorlogse studie Als de goden zwijgen: de voorlaatste paragraaf van de Kleine Tijdspiegel, waarmee het boek opent, over de mondige mens, gaat vrijwel helemaal over Bonhoeffer. Opvallend is daarbij, dat waar Bonhoeffer zelf gemeend heeft dat hij met zijn opvattingen over de toekomstige religieloosheid een beslissende stap vooruit zette op de weg die Karl Barth had ingeslagen, Miskotte juist het tegendeel beweert en schrijft: Wij zien hoe Bonhoeffers inzet veel minder radicaal is dan die van de jonge Barth. Deze ontdekte de religie als principieel de hindernis voor het geloof, Bonhoeffer ziet historisch en feitelijk de steun voor het geloof wegvallen.

Miskotte borduurt in zijn eigen spreken over de religie vooral door op Barth, de achteraf volgens hem veel radicalere Barth. Hij neemt zijn stellingname over: religie is hindernis voor het geloof, religie is ongeloof. Maar Miskotte zou Miskotte niet zijn, wanneer hij daarvoor niet zijn geheel eigen unieke formulering zou vinden. En die vond hij in het begrip X-God.

 

De X-God.

 

Omdat ik mijzelf wel als een heel behoorlijk Miskotte-kenner beschouw, maar toch ook weer niet als een groot specialist, heb ik het nog van tevoren bij Mans3 nagevraagd, maar inderdaad (we zeggen het nog steeds met een kleine slag om de arm): nergens in het werk van Miskotte voor het Bijbels ABC komen we dat begrip X-God tegen. En nu het bijzondere: in Miskottes geschriften na het Bijbels ABC komen we het begrip X-God ook niet tegen. Sterker nog: in de eerste vier hoofdstukken van het Bijbels ABC niet en in de laatste zeven hoofdstukken ook niet. Alleen in het vijfde hoofdstuk van het Bijbels ABC komen we de uitdrukking tegen maar daar dan ook vaak en uitvoerig. In dat hoofdstuk gaat het over de orde van de deugden Gods. Het boek is – maar daar gaan we achter komen met degene die het de komende weken ook echt gaan lezen – opgebouwd naar analogie van de structuur van Tenach zelf. We beginnen bij het centrum, het hart, en denken van daaruit in steeds wijdere concentrische cirkels tot we uiteindelijk bij onszelf, bij het leven van de gemeente uitkomen. Ook die weg is onderdeel van de orde die zegt dat het gaat van het bijzondere naar het algemene. We beginnen niet bij ‘God in het algemeen’ om uiteindelijk bij de God van de Bijbel uit te komen, maar we beginnen bij de Naam. Wij lezen de bijbel om die Naam te leren kennen. Buiten die Naam om is ook de God van de Bijbel een X, een onbekende, het almachtige alwetende, albestierende Opperwezen enerzijds (door Miskottes meest briljante leerling Bert ter Schegget vrolijk aangeduid als Van der Hummes in de hemelen) of het iets, de Voorzienigheid, de er-moet-toch-iemand-zijn-die-dit- alles-gemaakt-heeft-god.

Van het bijzondere naar het algemene betekent in dit verband: niet een X-God, die – want dat is een God nu eenmaal, oneindig, eeuwig, alwetend, almachtig is – maar deze God van Israël, waarvan wij de naam leren spellen in het Bijbels ABC, is er voor ons als de barmhartige en genadige en vergevende God en omdat we dat ervaren, belijden wij hem ook als de eeuwige en almachtige.

En nu – hoe gek het ook klinkt, terwijl we begonnen waren met de vaststelling, dat Miskotte hierin een principieel andere positie kiest als Bonhoeffer, komen ze hier toch weer bij elkaar in de buurt, want juist op het eind van dit hoofdstuk, waarin Miskotte het heeft over de orde van de deugden van God, die in acht genomen moet worden om te voorkomen dat we vervallen tot de verering van de X-God, en die orde luidt dat anders dan in de klassieke dogmatiek – zoals ik die zelf in Utrecht aan de hand van Heppe moest leren – de mededeelzame deugden (dat zijn simpel gezegd, de deugden Gods, die een mens ook kan hebben: rechtvaardigheid, barmhartigheid, goedheid, trouw etc.) aan de niet mededeelzame deugden (de eerder genoemde oneindigheid, eeuwigheid, alwetendheid, almacht etc.) voorafgaan; dat juist in dat hoofdstuk het atheïsme bij Miskotte ter sprake komt. Waar ook de christelijke kerken door de eeuwen heen en op alle denkbare plaatsen grosso modo de God van de bijbel als een X-god hebben gepredikt, kan het niet anders of de moderne mensen hebben die prediking relatief massaal de rug toegekeerd. Ze houden het niet uit bij die X-god: want als God almachtig is, waarom….  U kent de vragen, vult u ze maar in. En daar waar bij Bonhoeffer – al wordt dit mijns inziens door Miskotte in zijn exposé in Als de Goden zwijgen te weinig onderkend – in zijn verhaal over de religieloosheid niet het verlies, maar de zorg voor en de solidariteit met de religielozen (persoonlijk denk ik dat Bonhoeffer daarbij vooral de persoon van zijn eigen broer Klaus voor ogen stond, die ‘nergens aan deed’ maar zijn leven over had, en uiteindelijk ook gaf voor dezelfde zaak als Dietrich) centraal stond, daar staat hier bij Miskotte de zorg voor en de solidariteit met de atheïsten centraal. Wat de atheïst kwijt wilde (en schrijft Miskotte dan: laten we in ’s hemels naam begrijpen, hoezeer hij daarin gelijk heeft) blijft naspoken: ‘is’ er een God? Neen, er is geen God. Het is alles begonnen, schrijft hij even verderop, bij de nachtmerrie van: God is alles, God kan alles, Hij wil alles, Hij doet alles. Hierin steekt de oer-projectie van een X en die moet worden teruggenomen, herroepen in hoofd en hart van de atheïst, wil er rust komen.4

 

De strijd gaat door

 

De X-God richt dus binnen en buiten de kerken slagvelden aan. Vooral waar die X-God – ik denk aan schrijvers als Maarten ’t Hart – in het eigen hoofd samenvalt met “de God der vaderen”, komt men in een onoverkomelijk dilemma. Of men neemt er afscheid van – een afscheid dat al gelijk de vorm van een vadermoord aanneemt en dus onmogelijk zonder trauma kan verlopen- en komt er toch niet los van en leeft zo voort omziend in wrok en pijn, of men houdt eraan vast en moest zich in steeds krommere bochten wringen om ook nog te kunnen leven in een moderne samenleving als de onze. Het resultaat lijkt een beetje op de houding van de gelovige Afrikaners, die vasthielden aan hun apartheidsgeloof, terwijl geleidelijk aan de hele wereld de ogen geopend werden voor het schandaal van de apartheid en het goede recht van de zwarte Afrikanen. ‘Verkramptes’ was de naam voor die groep en er zit heel wat verkramping in de streng confessionele kringen in ons land, maar zeker ook in een land als de Verenigde Staten.

De strijd tegen de X-God is denk ik voor ons nu ook een oproep om niet zomaar te geloven in een God die alles kan en doet, maar opnieuw de Schrift te gaan bestuderen, opnieuw het Leerhuis in, om de orde van de deugden Gods te spellen, om de Naam te leren spellen, om te lezen, wat hij zegt en doet in het verhaal en wat dat voor ons in onze tijd zou kunnen betekenen. Het is voor mij daarmee ook een op zoek gaan naar wat Adriaan Deurloo ooit als uitgangspunt voor ons leerhuis noemde: een volwassen geloof voor mondige mensen.

De strijd tegen de X-God is daarmee ook de strijd tegen de georganiseerde domheid, selbstverschuldete Unmündigkeit, tegen de gedachte, dat er in de kerk nu eenmaal dingen zijn, waar je het niet over moet hebben, die je maar gewoon moet aanvaarden; is ook – ondanks dat we het zelf nooit zo zouden zeggen, en ook denken dat het eigenlijk anders gezegd zou moeten worden – de solidariteit met Klaas Hendrikse in het besef dat het geloof in de X-God binnen onze kerken veel meer schade aanricht dan een predikant, die zegt dat God niet bestaat en daar minstens gelijk in heeft voor zover hij die eerder genoemde X-God zou bedoelen.

 

De teruggekeerde religie

 

De vraag van het begin. Die religie die terug is! Dat was niet, zo stelden wij al vast, dezelfde religie als die waarvan Bonhoeffer veronderstelde dat hij geleidelijk aan helemaal zou verdwijnen, het is – althans in Nederland, want als we het hebben over de pentecostals en evangelicals in de Verenigde Staten en in landen als Brazilië dan is het een heel ander verhaal – het is ook niet een christelijk reveil. Al gelooft meer dan de helft van Nederland inmiddels weer in een hiernamaals, dat betekent niet dat ze iets met de kerk hebben, maar veel meer dat ze – om het op zijn Fortuyns te zeggen – menen een lijntje met boven te hebben en met André Hazes en de grootste familie van Nederland moeiteloos geloven in vaders en moeders en opa’s en oma’s die meekijken met alles wat we doen. Maar heeft het wel iets te maken met die X-god van Miskotte?

We vragen het na bij onze expert Erik Borgman. Wat is die religie, die een metamorfose ondergaan heeft en nu weer terugkeert in het publieke domein. Een andere Nijmeegse hoogleraar Toine van den Hoogen, had al eerder een schot voor de boeg gegeven met de prachtige volzin: Hoe God verdween uit de biechtstoel en opdook tussen de meubeltjes van Ikea. Het gaat dus in ieder geval om religieuze beleving in het alledaagse. We horen Borgman:

Het is op basis van breed godsdienstsociologisch onderzoek aannemelijk dat religie voor de meeste West-Europeanen functioneert als een soort diffuse achtergrond van ideeën en waarden die in abstracte en algemene zin van belang zijn en die iets te maken hebben met de dieptedimensie van onze culturele en individuele identiteit. In de meeste landen leidt dit tot een hoog percentage mensen die nominaal lid zijn van de belangrijkste gevestigde kerk(en) in hun landstreek of land, maar die feitelijk niet participeren aan het kerkelijk leven en slechts in incidentele gevallen om hen moverende redenen een beroep doen op de diensten van deze kerk(en). In Nederland drukt dit ‘geloven buiten verband’  zich uit in het opmerkelijke gegeven dat een niet onaanzienlijk deel van de bevolking zich niet beschouwt als lid van een kerkgenootschap, maar wel als gelovig. De religie en de kerken als een soort cultureel geheugen dus, waar mensen zich niet mee identificeren, maar dat ze achter de hand willen hebben om eruit te kunnen putten als ze dat nodig achten. Van daaruit is het verklaarbaar dat de meeste Nederlanders het belangrijk vinden dat de kerken er zijn en hun schatten actief beschikbaar stellen door ze op aantrekkelijke wijze met de actualiteit te verbinden, maar zich daarvoor niet zelf verantwoordelijk achten. Zoals waarschijnlijk op de meeste terreinen van het leven, gedragen zij zich ook in religiosis primair als consumenten en gebruikers.

Maar zo zou je je af kunnen vragen: Wat geloven die mensen dan buiten het verband. Maar daar zit nu juist het probleem, doordat deze religiositeit zich niet alleen buiten de kerken, maar anders dan in de tijd van bijvoorbeeld de New Age-beweging ook buiten andere verenigingen of verbanden afspeelt, is dat een buitengewoon veelkleurig perspectief. Waarschijnlijk – maar dat is dan mijn gok en niet die van Borgman – is ‘spiritualiteit’ nog de beste term om het allemaal onder één noemer te brengen, maar die term is dan weer ook zo veelzeggend dat ze tegelijk ook weer bijna nietszeggend is geworden. De hernieuwde belangstelling voor religie bij mensen ontstaat vanuit het zoeken naar ‘verdieping’, naar een goed en zinvol leven voor henzelf, te midden van het appel dat door de samenleving en de cultuur steeds opnieuw op hen wordt gedaan en de rollen die zij geacht worden te vervullen, schrijft Borgman. Dat lijkt mij allemaal zeer geloofwaardig, maar tegelijk denk ik: verdieping, zinvol leven, nadenken over jezelf en de wereld om je heen, dat is toch precies, om het zo maar te zeggen, de core-business van de kerken. Ik vermoed dat een kleine blik in een willekeurige boekhandel (en dan heb ik het natuurlijk niet over Kirchner of Van Rossem) genoeg duidelijk maakt. De grote kast die vroeger ‘kerk en geloof’ of ‘theologie’ heette, heet nu ‘esoterie’. Misschien tot mijn schande – want als theoloog hoor je eigenlijk in alles onderlegd te zijn – moet ik zeggen: er staat vrijwel geen boek bij, dat ik zelfs maar eens in heb gezien, dus ik weet nauwelijks waar het over gaat. Om niet helemaal onwetend te zijn doe ik af en toe mee met de grootste hypes. In een vorige periode waren dat de boeken over de Celestijnse belofte van James Redfield en voorzover ik het in kan schatten, zijn dat nu vooral de vertegenwoordigers van een beweging die NLP heet. Dat staat voor: neuro-linguistic programming. Een van hun belangrijkste profeten is Eric Schneider, vooraanstaand psycholoog en filosoof en schrijver van het boek: Het sluiten van de cirkel. Het voert te ver om de inhoud van het boek weer te geven, heel in het kort is NLP de poging om spiritualiteit een fase verder te brengen door spiritualiteit van een individuele ontwikkeling te maken tot een bijdrage aan de heelmaking van de samenleving. Wie zich de bestsellers van Redfield herinnert, weet vast nog dat het uiteindelijk ging om de ontdekking van een aantal wetmatigheden (beloftes) die ons er uiteindelijk toe moeten begrijpen waarom de dingen zijn zo als ze zijn en de dingen gegaan zijn zoals ze gegaan zijn. Een hoog karma-gehalte. De titel van het boek van Schneider: Het sluiten van de cirkel (is u trouwens nooit opgevallen dat het opeens in de afgelopen jaren een soort uitrdrukking is geworden: de cirkel is rond, alles is op zijn plaats terecht gekomen) suggereert natuurlijk hetzelfde: er is een hogere orde, en daaraan zullen we ons allemaal moeten onderwerpen om en onszelf te vinden en bij te kunnen dragen aan de heelwording en eenwording van het universum.

Ik vraag het heel voorzichtig, en ik weet, nooit zijn de dingen hetzelfde, ze komen steeds in andere vormen en gestaltes terug, maar toch: is dit niet opnieuw – in een volstrekt nieuwe, totaal buitenkerkelijke jas – het geloof in de X-god. Hij hoeft geen god meer te heten – en dat willen ze ook aan Hendrikse wel toegeven – hij hoeft zelfs niet echt te bestaan, hij is er dan als een soort energie, iets dat boven ons uitgaat, maar het is toch die X-god.

Is Miskottes strijd tegen de X-god nog steeds actueel? I rest my case!

Wat ons te doen staat: Mij lijkt: gewoon weer beginnen bij het begin, bij het Bijbels ABC, de woorden spellen, het vingertje erbij en vooral doorvragen, doorvragen, tot op het bot, tot op de vraag, die ons directe bestaan raakt. En die vraagt vandaag zoals gisteren en eergisteren: Wat staat ons te doen, wat vraagt de al dan niet bestaande God van ons. Aan het Joodse volk werden geen stenen beelden gegeven, maar stenen tafels, met daarin gebeiteld, de tien woorden, geen beloften die ons beloven uit te leggen, hoe de wereld precies in elkaar zitten, maar woorden om te doen. Naar aanleiding van de dood van pater van Kilsdonk, iemand die deze voorrang van het doen als geen andere begrepen had, schreef een collega: God is te doen… de rest is bullshit. Ik dank u voor uw aandacht.

 

Noten:

 

1 Karl Barth, Kirchliche Dogmatik I,2 Zürich (1938), 19605, pag. 327.

2 A.w., pag. 356.

3 Bedoeld is natuurlijk Miskottes zoon, dr. H.H. Miskotte, die het mini-symposium had geopend.

4 K.H.Miskotte, Bijbels ABC (Nijkerk, 1941), Baarn 19713, pag. 68.

Dit bericht is geplaatst in Publicaties. Bookmark de permalink.