Anton Wessels over de Islam

Anton Wessels over de Islam

(Ophef 2008/4)

 

Prof. dr. Anton Wessels is emeritus-hoogleraar Godsdienstwetenschappen van de VU met als specialisatie Islam. Hij heeft gestudeerd in Cairo, gedoceerd in Beiroet, is gepromoveerd op het beeld van Mohammed in de moderne moslim-literatuur en mag dus gelden als een werkelijke expert op het gebied van de Islam. Toch zult u hem zelden horen in praatprogramma’s, want deze islam-kenner spreekt niet alleen met begrip, maar ook met liefde over de islam en dat is niet trendy! In oktober had ik in Amstelveen een gesprek met Anton Wessels in het kader van de voorbereiding van een leerhuis, waar we samen bij betrokken zijn. Een korte versie van dit gesprek werd eerder afgedrukt in de Verbreding, het blad van het Leerhuis Amsterdam Tenach en Evangelie.

Een interview door Wilken Veen

Anton Wessels heeft theologie gestudeerd en gaat ook regelmatig voor in kerkdiensten van de Protestantse Kerk in Nederland (voorheen in de Gereformeerde Kerken) en toch houdt hij zich al bijna zijn hele leven zeker zo intensief bezig met de Islam en de Koran als met christendom en de Bijbel. Waar komt die interesse en dat engagement vandaan, hoe is het begonnen? 

Ik ben in 1957 begonnen met mijn studie theologie en vanaf het begin ook erg geïnteresseerd geweest in andere godsdiensten dan het christendom. Daarom ben ik naast mijn studie theologie begonnen met een studie Arabisch en als je Arabisch leest, dan lees je automatisch islamitische teksten, de Koran, de traditie, de biografie van Mohammed. In 1959 bezocht ik een conferentie over de christelijke presentie in moslimlanden en daar sprak Hendrik Kraemer over de Islam en zijn ervaringen. Dat heeft mij geïnspireerd om mij bezig te houden met de relatie christendom-islam. Toen ik mijn studie theologie zover had afgerond, dat ik predikant kon worden in de Gereformeerde Kerk, besloot ik – wat toen nog niet zo gebruikelijk was – een doctoraal-examen te gaan doen. Ik koos als hoofdvak Godsdienstwetenschappen van de levende godsdiensten (Islam, Hindoeïsme en Boeddhisme) en heb in dat kader ook Sanskriet gedaan. Ik heb toen mijn doctoraal gedaan, enerzijds over Hindoeïsme en Sanskriet, anderzijds over Islam en Arabisch. In die tijd had Nederland een cultureel verdrag met wat toen nog de Verenigde Arabische Republiek heette (het samenwerkingsverband tussen Egypte en Syrië) en in dat kader werden beurzen verstrekt. Zo ben ik 1965 met een beurs in Cairo gaan studeren met de bedoeling daar een onderwerp te vinden voor mijn dissertatie. Ik had eigenlijk bij Anawati (Georges C. Anawati 1905-1994, Egyptisch wetenschapper en Dominicaans priester) willen studeren, omdat hij erg veel wist van islamitische theologie. Ik had een dissertatie willen schrijven over de mensvormigheid Gods in de islamitische traditie, maar toen ik daar aankwam was Anawati niet aanwezig en ik ontmoette Jacques Jomier, een franse dominicaan, die erg thuis was in de moderne ontwikkelingen binnen de Islam. Hij heeft mij op het spoor gezet van wat mijn dissertatie zou worden, een studie naar het beeld van Mohammed in de moderne Arabische literatuur. De gedachte daarachter was, dat je bezig hield met iets hedendaags en hoe moslims zelf vandaag aankijken tegen de figuur van de profeet Mohammed. Een beetje op de manier, waarop je aan christenen zou kunnen vragen, wat de betekenis van Jezus nu voor hen is. Ik ben daar uiteindelijk ook op gepromoveerd en ik betreur die keuze niet. Mijn oorspronkelijke onderwerp was niet verkeerd, maar theologie in de Islam is toch een minder centraal onderwerp dan theologie of dogmatiek is in de christelijke traditie. Ik heb me in dat kader vooral bezig gehouden met een biografie van Muhammad Hussain Haykal naast die van onder anderen een schrijver Naguib Mahfouz (de latere Nobelprijs drager van de literatuur (1988). Deze moderne Egyptische moslim schrijft een biografie en wil tegelijkertijd reageren op het beeld dat van Mohammed bestaat in het westen. En als je vraagt, hoe wordt er in het westen over Mohammed gedacht vanaf de middeleeuwen, dan zijn er drie dingen: (1) iemand die een bedrieger was, (2) die een overmatige belangstelling voor vrouwen had en (3) die gewelddadig was. Dat beeld komt vanaf de middeleeuwen in allerlei varianten steeds weer terug in publicaties over Mohammed. En je snapt de conclusie: zo iemand kan geen profeet geweest zijn. Haykal probeert in zijn biografie deze opvattingen te weerleggen, het is dus ook een apologetisch boek. Hij wil Mohammed presenteren als een oprechte profeet, maar gaat in op de kritiek en wil ook zijn verhouding met vrouwen en opvatting over geweld uitleggen en analyseren. Daarover ging mijn dissertatie.

En als je me vraagt, wat ik daar zelf van vind, dan geef ik hetzelfde antwoord als ik kort na het verschijnen van mijn proefschrift gaf aan een moslim-gezelschap in Pakistan en zoals ik dat ook in mijn boek over de moslimse naaste in 1978 heb geformuleerd: Ik neem Mohammed als profeet serieus en daarmee dus ook de Koran als het woord van God. De wedervraag is dan meestal: waarom word  je dan geen moslim? Maar dat doe ik niet, omdat ik ook wel moeite heb met bepaalde dingen in de Koran, over Jezus bijvoorbeeld. En toen ik die vraag moest beantwoorden viel me een verhaal in, dat ik gelezen had bij Martin Buber. Hij vertelt daar dat een oude jood – hij was zelf toen nog jong – hem eens vroeg: wat vind je van 1 Samuël 15? Dat is het verhaal over Saul die weigert alle Amalekieten en hun koning om te brengen en dan doet Samuël dat eigenhandig. En Buber zegt dan: ik denk dat de profeet God verkeerd heeft begrepen. En de oude Jood zegt dan: dat denk ik ook! En dan vervolgt Buber: Ik heb in mijn leven veel gedaan aan vertalen en verklaren van de bijbel, maar altijd met vrees en beven: wat is het Woord van God en wat is het woord van de mens ? Dit verhaal vertelde ik toen voor dat moslimse gehoor en een moslimvriend zei later, dat toen ik die tekst van Buber aanhaalde een soort huiver door de zaal ging. En die huiver heb ik zelf ook. Toen ik dat las bij Buber, vond ik dat heel schokkend, want zo was ik zelf niet opgevoed, om zo naar de bijbel te kijken. Zo lees ik de Koran ook, heb ik toen gezegd: Ik beschouw de Koran als woord van God, maar er staan dingen in, waarvan ik niet kan geloven dat het Woord van God is, tenzij u mij toestaat om het anders uit te leggen. Dit is misschien niet een afgerond antwoord, er blijven problemen, maar – en dat is ook naderhand steeds mijn ervaring geweest – het is wel een basis voor een gesprek.

Ik snap dat als solidariteit met de moslimse Koranlezer.  Je zegt dus: in principe[spelling], of laten we het voorzichtiger formuleren: ik sluit niet uit dat we Gods Woord vinden in de Koran. Je leest dus Koran als Bijbel. Ongeacht, wat het voor je betekent, je leest het, zoals je ook de bijbel zou lezen, want dat verdient de Koran. Maar dat zal je toch door een Nederlands publiek, want ik neem aan dat je dit standpunt later ook in Nederland vertolkt hebt, niet in dank zijn afgenomen. Misschien is daar wel dezelfde huiver door de zaal gegaan, maar dan over een christelijk theoloog, die zegt dat hij de Koran leest als woord van God?

Dat komt inderdaad wel voor, ook dat niet alleen de opvatting, maar ook de vertolker ervan als niet koosjer wordt afgewezen. Maar toch ben ik steeds verder doorgegaan op die weg. Het is mijn vaste overtuiging dat die drie boeken (waarbij de bijbel eigenlijk twee boeken in één is), Tenach, Nieuwe Testament en Koran, eigenlijk elkaar veronderstellen en niet los van elkaar begrepen kunnen worden. Zelfs al zou je in geen van de drie tradities geloven, dan nog is het van belang te proberen die drie samen te denken. Te vragen, Wat die drie boeken elkaar te zeggen hebben, want ze zijn niet los van elkaar te begrijpen. [spatie]Voor de verhouding tussen Oude en Nieuwe Testament is dat inmiddels gemeengoed, dat ze elkaar nodig hebben, maar ook Mohammed beschouwt zichzelf als staande in de lijn van de Bijbelse profeten. En bij het gehoor dat Mohammed toespreekt veronderstelt hij allerlei verhalen uit de bijbel bekend. Soms was dat joods gehoor, of joods-christelijke en christelijk gehoor, naast ‘heidens’ gehoor. Er wordt bijvoorbeeld een verhaal verteld over Kaïn en Abel, maar Kaïn en Abel worden niet bij name genoemd, omdat hij weet dat zijn hoorders het verhaal kennen. Zo komen veel bijbelverhalen in de Koran voor (over Saul of over Salomo), alleen worden de namen niet altijd genoemd. Wil je dus de Koran verstaan, dan moet je dat in samenhang lezen met ook de Bijbelse traditie. Niet alleen is het wetenschappelijk interessant om dat uit te zoeken, maar gezien ook de spanningen die er zijn tussen christenen, joden en moslims, afgezien van allerlei politieke problemen, zijn er ook godsdienstige spanningen. Je kunt dan zeggen: de oorzaak van die spanningen ligt in die boeken, dus gooi die boeken maar het raam uit, maar je kunt ook zeggen: die boeken hebben daarmee te maken, is het niet mogelijk daar anders tegenaan te kijken en proberen juist de oplossingen – de ont-spanning – te vinden in die boeken. Zoals in dit leerhuis Tenach en Evangelie het gesprek werd gevoerd tussen Kroon en Jakob Soetendorp over Paulus. Ooit zei deze laatste tegen Kroon: ‘Als jij gelijk hebt met wat je over Paulus zegt, dan is hij toch een van ons.’ Juist Paulus, die verantwoordelijk werd gehouden voor de tegenstelling tussen joden en christenen. Om er zo achter te komen, dat die teksten ook anders gelezen kunnen worden, dan wij steeds gedaan hebben. Het helpt mij zelf ook bij mijn Bijbeluitleg. Door die te combineren met mijn Koran-exegese werpt het een licht op het ander.

De ene helft van je verhaal begrijp ik, en dat zal iedereen ook wetenschappelijk beamen, dat je de Koran , als de laatste van de drie, niet kunt begrijpen als je niet de daaraan voorafgaande boeken kent, maar het omgekeerde: dat je ook de Koran nodig hebt om de Bijbel beter te begrijpen, dat ligt moeilijker, dat raakt ook de vraag naar de canon en of die afgesloten is. Je zou dan kunnen denken: als je de Koran ook serieus neemt als openbaring, dan zijn er misschien nog wel veel meer teksten die daar ook voor in aanmerking komen.

Dat snap ik wel. Er zijn Joden die denken dat ze aan Tenach genoeg hebben en het Nieuwe Testament niet hoeven te lezen, maar slim is dat niet, want als je het Nieuwe Testament bijvoorbeeld zou zien als een soort midrasj, dan helpt het je de vragen aan die tekst te verstaan. Joden als Heschel en anderen hebben dat ook ingezien. Zo kan ook de Koran je helpen bij wezenlijke vragen. Bijvoorbeeld die ten aanzien van de uitverkiezing. Zou het echt zo zijn dat God alleen met Joden en christenen een plan heeft? Waar blijft de rest dan?Dat is een vraag, die door Mohammed gesteld wordt en die heel erg actueel is. Hij mengt zich in de discussie van Joden en christenen met erkenning van Mozes en erkenning van Jezus. Komt Mohammed in de bijbel voor? Komt Jezus in Tenach voor? Letterlijk natuurlijk niet, want hij wordt nergens genoemd, maar christenen herkennen hem in heel veel verhalen uit Tenach. Zo kunnen moslims ook Mohammed herkennen in teksten van Oude en Nieuwe Testament. Ik haal in dat verband graag Maimonides aan, die in het zuiden van Spanje levend in een joodse gemeenschap te midden van moslims en christenen, zegt dat ook Jezus en Mohammed niet buiten de Voorzienigheid om zijn opgetreden. Dat is, zo je wilt, mijn geloofsbelijdenis, dat je begint bij het gezamenlijke uitgangspunt en niet bij de polemiek.

Dat was een hele uiteenzetting over Mohammed en de verhouding tussen de drie boeken. Laten we je levensverhaal weer oppakken. Je was inmiddels in Beiroet terecht gekomen, want daar ben je docent geweest.

Ja, ik heb daar les gegeven over de Islam aan een christelijke theologie-opleiding. Dat was een boeiende ervaring, omdat je daar rechtstreeks in gesprek kunt gaan met moslims en christenen. Ik heb daar bijvoorbeeld een zwarte moslim uit de Verenigde Staten ontmoet, die eens tegen mij zei: This Mohammed, was an ambivalent fellow, wasn’t he? Met andere woorden, mensen denken dus vaak dat er van moslimse zijde geen kritische vragen worden gesteld over Mohammed. In zo’n setting met christenen en moslims kun je over van alles met elkaar van gedachten wisselen en blijken moslims ook heel kritisch over hun eigen traditie te kunnen spreken. De moeilijkheid ontstaat als het tot een soort publieke discussie komt en iedereen in een verdedigingshouding wordt gedrongen.

Hoe anders is het dan om terug te komen naar Nederland na zo’n langdurig verblijf in het buitenland? Toen je eind jaren zeventig terugkwam in Nederland, hoe was dat?

Dat was echt een cultuurshock. Veel meer dan toen ik wegging. Er was natuurlijk heel veel veranderd. Toen ik begon te studeren was het eigenlijk allemaal een ver-van-mijn-bed-show, maar toen ik terug kwam waren er inmiddels al veel moslims in Nederland en leefde de discussie daardoor heel anders. Aan die discussie werd overigens toen ook aandacht besteed door de kerken al ver voor de overheid zich daarmee bezig hield, bij de zendingsraad bijvoorbeeld en de Raad van Kerken. Daarmee heb ik me naast mijn werk aan de VU vanaf het begin na mijn terugkeer in Nederland beziggehouden. Je zou kunnen zeggen, dat de verhouding met de Islam een steeds hotter item wordt en erg gerelateerd aan de internationale politieke situatie, ook de verhouding tussen Israël en de Palestijnen komt steeds meer in dit licht te staan. De revolutie van Khomeiny in Iran, de Golf-oorlogen en natuurlijk 11 september en alles wat daarop is gevolgd, heeft ervoor gezorgd dat de discussie steeds venijniger is geworden.

Je zegt venijnig, maar ik heb een beetje gegoogled en dan zie ik dat de discussie, ook naar jou toe, niet alleen venijnig, maar ook bepaald vals is. Er worden je nare dingen in de schoenen geschoven sinds nine-eleven. Je wordt beschouwd als een vriend van de islam en als zodanig ben je voor bepaalde kringen al gelijk een soort volksverrader.  Hoe voelt dat voor jou, want je zegt toch niets anders dan je tien of twintig jaar geleden zei?

Daar hebben vooral de media schuld aan. Ze citeren onvolledig en scheppen zo een eenzijdig beeld. De decaan van mijn faculteit vertelde in een interview, dat hij een gesprek had gehad met een Nederlandse imam en  hem gevraagd had wat hij vond van de Nederlandse Islamkenners en vervolgens werd de vraag  gesteld: Wat denkt u van Wessels? En de imam had gezegd: hij vertelt hele goede dingen over de Islam, maar hij weet ook waar de deugnieten zitten. En als dan later uit dat interview geciteerd wordt, wordt het tweede deel weggelaten en word ik neergezet als een onkritische islam-kenner die alleen maar goede dingen over de islam zegt. Je hebt een boodschap, die niet overeenstemt met het heersende klimaat en dat betekent, dat je al op voorhand als moslimvriend en niet koosjer wordt beschouwd en daar kun je moeilijk iets aan veranderen. Neem bijvoorbeeld die film van Wilders. Stel dat je zo’n film maakt over de Joden en het Oude Testament en je citeert over God, die de zonden der vaderen bezoekt aan de kinderen tot in het derde en vierde geslacht… punt, en je gaat niet verder, je laat het gedeelte over de barmhartigheid aan duizenden weg. Als je dan vraagt “staat dat zo in de bijbel”, dan moet je zeggen: “ja dat staat er”! Maar je verdraait het wel.

Dan moet ik je toch een moeilijke vraag stellen: ik weet dat je een denkend mens bent en dat jij dus ook nadenkt over waar toch dat geweld binnen de islam vandaan komt en of dat misschien toch ook iets met de Koran te maken heeft. Zou je daar iets over willen zeggen?

Er zijn kringen, individuen, groepen, die een radicale uitleg geven aan de Koran en daar gebruik van maken om een anti-joods, anti-christelijk, anti-westers verhaal neer te zetten. En het is natuurlijk belangrijk om te analyseren hoe dat gedaan wordt, hoe daar teksten misbruikt worden. Ik ben daar concreet over geweest in mijn boek Domweg gelukkig in de Akbarstraat. Dat wordt dan gerecenseerd in een soort column. En de columnist haalt dan een fragment aan uit een hoofdstuk van het boek waarin ik het uitdrukkelijk over de moderne uitleg van de Islam heb en hij zegt daarover dan, dat het weinig helpt om de Mohammed B’s te begrijpen. Maar er staat juist ook een hoofdstuk in datzelfde boek, waarin ik het heb over de peetvaders van het islamitisch fundamentalisme zoals Khomeiny.   Dat levert een verklaring voor die radicale gewelddadige uitleg. Als je dus zo’n column schrijft is dat niets anders dan bewuste misleiding. Hij neemt niet als uitgangspunt, wat ik geschreven heb over de Islam, maar neemt zijn eigen opvatting over de Islam als uitgangspunt en beschrijft mij op grond daarvan als een apologeet van die islam. En hij gaat daarbij voorbij aan het feit, dat ik wel degelijk ook heb geprobeerd te laten zien, wat de achtergrond is van de politieke islamitische ideologie van iemand als Bin Laden of ook Mohammed B. Die hebben in feite geen snars verstand van de Koran, ze goochelen hun eigen opvatting bij elkaar, dat via internet, via google gemakkelijk gaat: een explosieve mix van slechte Koran-uitleg en bedenkelijke politieke analyse. Ik werd erg getroffen door een heruitgave van artikelen van Jan Brugman (1923-2004), de vroegere hoogleraar Arabisch en Arabische cultuur in Leiden. Het gaat om artikelen uit de tachtiger en negentiger jaren en ik werd getroffen door een artikel waarin hij schrijft, dat ie een keer voor de radio geïnterviewd werd samen met Harry Mulisch. Toen ging het – in 1991 – over de eerste Golfoorlog en in dat verband ook over de moslims in Nederland en toen had Mulisch het over Poitiers in 732 en de Turken voor de poorten van Wenen (1683)  en de dreiging van de Islam. En het was voor mij een verademing, dat toen iemand, die toch werkelijk als expert gold op het gebied van de Arabische wereld zei: “Ach kom nou, alsof dat ook maar iets te maken heeft met de problemen rond de moslims in Nederland.” Ik bedoel hier maar mee aan te geven, hoe het zit met het niveau, waarop deze discussie gevoerd wordt. Zo’n uitspraak door iemand, die toch beschouwd wordt als de grootste Nederlandse schrijver. Het is ook historisch onjuist om het voor te stellen over 732 of 1683 zou zijn gegaan om een strijd tussen moslims en christenen. Zo is het ook bij de huidige sociale, economische en politieke conflicten van belang om die goed te analyseren en ze niet zomaar te plaatsen in het kader van een ideologische strijd tussen de islam en het christendom.

Wat weten we eigenlijk verschrikkelijk weinig over de islam. Wij moesten in onze opleiding voor het kandidaats één levende godsdienst kiezen en ik heb toevallig islam gekozen, maar je had ook iets anders kunnen kiezen en dan had je als predikant in een land met honderdduizenden moslims helemaal niets over islam of koran geweten.

Ik heb natuurlijk zelf in de theologische opleiding gezeten, maar het is toch natuurlijk nog steeds veel te weinig. Ik weet bijvoorbeeld niet eens of de bijbel in Nederland tot de zgn. canon behoort, tot dat wat iedereen eigenlijk gelezen hoort te hebben, of de bijbel daar bij staat? Als ik daar al een vraag heb, laat staan de Koran! Het is ontzettend belangrijk, dat het wel zou gebeuren, dat er in die zin werkelijk integratie zou zijn, dat je kennis neemt van elkaars boeken en tradities. Tijdens een discussie zei eens een keer iemand tegen mij: “Ik ben niet kerkelijk en ik ken de bijbel ook niet..” En ik zei toen: dat zijn twee verschillende mededelingen. Dat u niet kerkelijk bent, dat is een mededeling. Maar als u zegt, dat u de bijbel niet kent, is dat natuurlijk ook uw goed recht, maar het is niet slim. Dat is net zo iets als zeggen: “Ik ken Shakespeare niet”. Dat kan, maar je mist wel het één en ander, omdat Shakespeare het b.v. in zijn Konings drama’s over vragen heeft (geweld, vergelding, wraak) die nog steeds actueel zijn. En dat geldt natuurlijk ook voor de bijbel. Het is dus een breder probleem, het gebrek aan kennis van de islam, want ook de kennis van het christendom is gigantisch achteruit gegaan.

We werken beide mee aan een leerhuis, waar het gaat over de vraag, in hoeverre onze gedachten over onze samenleving, de verhouding christenen, joden en moslims en ook ons nadenken over het conflict tussen Israël en de Palestijnen beïnvloed wordt door onze historische kennis van de gang van zaken in de tweede Wereldoorlog. Zou je willen vertellen, waarom het jou gaat in jouw bijdrage?

Ik zou willen proberen te laten zien, hoe de profeet Mohammed gerelateerd was aan de Joden en het Jodendom, in de zin van wat hij van het Jodendom heeft overgenomen, maar ook hoe hij tegelijkertijd met hen in discussie treedt. Ik hoop zo duidelijk te maken dat er een driehoeksgesprek plaats moet vinden. Afgezien van de noodzakelijke politieke oplossingen van het conflict tussen Israël en de Palestijnen, vind ik het een uitdaging om te zien of de theologische struikelblokken, die tot nu toe gebruikt of misbruikt worden om het conflict te verdiepen, niet ook gebruikt zouden kunnen worden om het conflict op te lossen. Op zoek dus naar de overeenkomsten in plaats van de tegenstellingen. Laten zien hoe Thora en Sjaria, wat hetzelfde is,  ons op weg helpen naar het beloofde land, de gedroomde samenleving.

Ik moest even grinniken, omdat je bijna tussen neus en lippen door Thora en Sjaria naast elkaar zet, wat je natuurlijk ook niet overal in dank afgenomen zal worden, maar je bedoelt daarmee, neem ik aan, te zeggen, dat ook de Sjaria de leefregels voor de gelovigen aan wil geven, zoals de Thora dat ook doet.

Misschien nu in onze tijd niet meer, maar er is ook een tijd geweest, dat als je thora zei, dat daar dan over gedacht werd als iets dat tegenover het evangelie stond en die gevoeligheid is er nog steeds ten aanzien van de Sjaria. Daarin moet je dus ook een vertaalslag maken. Zoals Thora beter dan met ‘wet’(nomos, in het Grieks), vertaald worden met ‘weg’ of wegwijzer’. Dat is bijzonder belangrijk trouwens in de woestijn (van het leven)  om de weg gewezen te krijgen. De tien geboden zijn evenzovele ‘wegwijzers’. Zo betekent Sjaria ‘weg’, oorspronkelijk de weg naar de (water) bron. Dat is in diezelfde woestijn een uitkomst!

Dit bericht is geplaatst in Publicaties. Bookmark de permalink.