Nieuwe boeken (2012/4)

 

René Süss, Luther, een sympathieke potentaat, Uitgeverij van Praag, Amsterdam 2012, 392 pag., € 22,90 ISBN 978 90 8591 201 9.

In november 2005 promoveerde René Süss op een studie over Luthers Von den Juden und ihren Lügen, dat in het daaropvolgende jaar verscheen onder de titel: Luthers theologisch testament (VU University Press, Amsterdam 2006). Een storm van kritiek (vooral, maar niet alleen uit Lutherse hoek) barstte los. Hoe haalde Süss het in zijn hoofd een zo eenzijdig en veroordelend boek over Luther te schrijven. Het ging om een uitglijder van Luther in zijn laatste dagen, waar hij toch niet op vastgepind zou mogen worden. Dat er veel meer over Luther viel te zeggen, heeft Süss nooit ontkend, maar dat was niet het thema van zijn dissertatie. Het ging hem er toen om duidelijk te maken, dat het antisemitisme, dat in het genoemde geschrift zo virulent aanwezig was, een wezenlijk bestanddeel vormde van Luthers theologie en dat er ook in zijn vroegere werk al sprake was van uitgesproken antisemitische opvattingen. En nu, precies zeven jaar na zijn promotie, verrast René Süss ons met een tweede Lutherboek, dat inderdaad ingaat op heel andere aspecten van Luthers theologie, waarvoor de auteur zelfs wel de nodige sympathie op kan brengen. Hij neemt niets terug van wat hij in het eerste boek geschreven heeft (ik zou ook niet weten, waarom dat zou moeten) maar laat ook Luther als reformator zien, als degene die (als Augustijn met Augustinus in zijn achterhoofd) de rechtvaardiging door het geloof alleen opnieuw ontdekte. Daarnaast probeert het boek (en in die opzet slaagt het) Luther te laten zien als ‘a Mentsch’ met gevoelens, met vooringenomenheden, met sterke en zwakke kanten. Wat mij enigszins verbaasde is de aandacht die de recensenten (bijvoorbeeld die in het dagblad Trouw) wijdden aan het hoofdstuk over Luthers dood. Met oude stukken toont Süss aan dat het bekende vrome verhaal over de dood van de reformator een legende is en dat hij in de vroege ochtend alleen in bed is overleden. Ik geloof onmiddellijk dat René gelijk heeft. Zo gaan die dingen, we weten inmiddels ook dat de beroemde sterfscène van onze Vader des Vaderlands (inclusief zijn beroemde laatste woorden) verzonnen zijn. Bij een groot mens hoort een grootse dood. Daarvan sta ik niet versteld en de ophef erover kan hooguit duidelijk maken hoe groot de verheerlijking en dus ontmenselijking van Luther was en is. Zelf was ik veel meer gecharmeerd van het hoofdstuk over “het volk van Askenas”. Ik kende deze benadering van Luther niet (maar ja, ik ben ook bepaald geen Lutherkenner), maar die is wel heel spannend, omdat het een hele oude oorzaak aanwijst voor de verder volstrekt onbegrijpelijke en onbijbelse latere “völkische” theologie. Kort samengevat: Als we de volkerenlijst in Genesis 10 bestuderen, dan zien we dat niet de zonen van Sem als eerste worden genoemd, maar de zonen van Jafeth, die dus de eigenlijke eerstgeborene zou zijn. De oudste zoon van Jafeth is Gomer en de oudste zoon van Gomer is Askenas. En via allerlei onnavolgbare redenaties valt dit volk van Askenas nu juist samen met wat later de Germanen zullen zijn. Dus u begrijpt als Luther (zoals alle theologen van zijn  tijd, wat zeg ik, zoals alle christelijke theologen tot aan de Tweede Wereldoorlog) een vervangingstheologie aanhangt, dan suggereert hij niet alleen dat de christenen in plaats van de joden zijn gekomen, maar ook dat het Duitse volk als uitverkoren volk de plaats van Israël inneemt. Zo wordt Luther niet alleen een reformator van Duitse komaf, maar een Duitse reformator, een Duitse profeet. En als de grote kerkhistoricus Karl Heussi (die van het Kompendium) op 10 november 1933 (de 450e geboortedag van Luther) een jubileumrede houdt, dan stelt hij dat Luther juist in dat jaar maar op één manier herdacht kan worden, namelijk door de nadruk te leggen op zijn Duitse missie. Daar komt René Süss terecht nog even terug op zijn eerste thema, want er moet over Luther vast meer gezegd worden, dan dat hij een antisemiet was, die de basis heeft versterkt (ik zeg niet “gelegd”, want die grondslag lag er al) voor een lange traditie van antisemitische en antijudaïstische theologie, maar dat hij antisemiet was mag (en moet) ook gezegd worden. Kortom, van harte aanbevolen. Het leest bijna als een roman, want schrijven kan René Süss.

 

Fik Meijer, Paulus. Een leven tussen Jeruzalem en Rome, Atheneum Amsterdam 2012, 360 pag., € 19,95. ISBN 978 90 2537009 1.

Van de historische Jezus weten we vrijwel niets. Over buitenbijbelse bronnen beschikken we nauwelijks en volgens Fik Meijer is het zelfs niet uit te sluiten dat de bekendste daarvan, die van Josephus, een christelijke aanpassing is. De informatie die we uit de evangeliën kunnen halen is niet bedoeld om ons historische gegevens over Jezus te leveren en geven ons dus slechts indirecte informatie, waaruit we waarschijnlijk meer leren over de eerste gemeentes dan over de tijd van Jezus. Maar hoe zit het met Paulus. Ook de verhalen over hem hebben een hoog legendair karakter. Zo suggereert de schrijver dat het verhaal over de onthoofding van Paulus in Rome ten tijde van de regering van Nero waarschijnlijk historisch niet vol te houden valt. Maar zoals we in de bovengenoemde bespreking al zeiden: een groot mens verdient een grootse dood. Voor kerkvorsten is dat een schoon en vroom einde, voor iemand die als apostel geldt is de enige roemvolle dood, die van de martelaar. Als Paulus, zoals Meijer veronderstelt, rond het jaar 6 voor Chr. geboren is, dan is hij in het jaar 67 drieënzeventig jaar oud. Voor die tijd een respectabele leeftijd, die een natuurlijke dood allerminst uitsluit. Fik Meijer is als classicus en historicus van de Oudheid met een indrukwekkende bibliografie die in vele talen is vertaald, waarschijnlijk de meest geschikte persoon, om een overtuigende speculatie (want onomstotelijk bewijs van hoe het leven van Paulus is verlopen hebben we niet) te geven van wat van de overleveringen meer of minder waarschijnlijk is. Opmerkingen als “als het waar is wat Lucas schrijft, heeft Paulus…” relativeren terecht, maar houden de schrijver er niet van af gegevens uit Handelingen en uit de brieven van Paulus te betrekken in zijn reconstructie. Waarom dit boek van Fik Meijer zo overtuigend overkomt? In de eerste plaats, omdat door alles heen een grondige kennis klinkt van de periode waarover hij schrijft en in de tweede plaats omdat het plezierig, zonder drammerigheid of gelijkhebberigheid geschreven is. Fik Meijer doet niet, zoals gelovige schrijvers door de eeuwen heen begrijpelijkerwijs wel deden, alsof alles wat er geschreven staat dus waar zal zijn, maar hij heeft ook niet de omgekeerde hebbelijkheid van hedendaagse ongelovige schrijvers, dat alles wel niet zal kloppen, omdat het in de bijbel staat en dus iets is, wat de mensen van de kerk ons graag op de mouw willen spelden. In zijn inleiding refereert hij aan zijn  vader, die een groot (en ik neem aan gelovig) bewonderaar van Paulus was. Hij neemt afstand van dat Paulusbeeld van zijn vader (excuseert zich daar zelfs voor), maar doet dat zonder wrok en met nog steeds een grote liefde voor Paulus.

 

Egbert Rooze, Marcus als tegenevangelie, Halewijn Antwerpen 2012, 272 pag. € 17,00, ISBN 978 90 8528238 9.

Politieke bijbellezing, materialistische exegese, het waren de begrippen van de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Fernando Belo en Michel Clevenot, een Portugees en een Fransman, hadden het voortouw genomen en – al dan niet toevallig – beiden hielden zich voornamelijk bezig met het evangelie van Marcus. Rochus Zuurmond vertaalde het boek van Clevenot in het Nederlands en Cees den Heijer schreef een dissertatie over “exegetische methode in discussie”, opnieuw met een analyse van (een deel van) Marcus. Het is allemaal overgewaaid, met bewegingen als Christenen voor het Socialisme (zaliger nagedachtenis) in de verschillende landen verdween ook de interesse voor alternatieve of politieke bijbellezing. Het werd een hobby van linkse dominees. En dan opeens is er een boek van Egbert Rooze, die enthousiast deel uit heeft gemaakt van genoemde bewegingen en zich nog steeds betrokken voelt bij het gesprek tussen christenen en marxisten. En jawel, ook hij kiest Marcus als uitgangspunt. Het is een ‘onmodern’ boek en daarom zo heerlijk om te lezen. Marcus is een tegenevangelie, want de blijde boodschap die de hele bewoonde wereld in die dagen in haar greep houdt is het bericht over de grote veroveringen van keizer Augustus. Het koninkrijk der hemelen, dat in Marcus’ boodschap centraal staat is het tegenbeeld van het keizerschap van Augustus, zijn Kurios, zijn Heer, is een andere dan die in Rome op de troon zit. Heel mooi is het voorlaatste hoofdstuk over de functie van het (gewone) volk in het evangelie van Marcus. Rooze vertaalt niet alleen de woorden ‘laos’ en ‘ethnos’ (corresponderend met het Hebreeuwse ‘am’ en ‘goi’) met volk, maar ook het woord ‘ochlos’, dat in de regel met ‘schare’ vertaald wordt. Zo krijgt die schare een politieke lading. Het wordt populus, is manipuleerbaar, kan zomaar een macht worden, die zich tegen je kan keren. Maar juist over die schare, over die herderloze massa is Jezus met ontferming bewogen. Wat niet nieuw is, maar wel door Rooze in een goed politiek perspectief wordt gezet, is het feit, dat Marcus zijn evangelie schrijft in de tijd van de ondergang van Jeruzalem en het verhaal over Jezus als parallel daarvan vertelt. Daarom eindigt het evangelie met de verbijstering van de vrouwen bij het open graf. Niet een hiep, hiep hoera in de gloria, want Hij is opgestaan, maar een opperste vertwijfeling hoe het nu verder moet, zonder Jezus, zonder de traditionele waarden, die verbonden zijn met de tempel in Jeruzalem. Het later eraan geplakte tweede slot (mc. 16, 9-20), is in onze Nestle wel tussen dubbele haken gezet, maar toch opgenomen. Oftewel, ze weten dat het er niet bij hoort, maar conformeren zich toch aan de traditie van de kerk. Het is het noodzakelijk geachte happy end en het zendingsgebod van Mattheus en Lucas, dat ook bij het oudste evangelie niet mocht ontbreken. Het boek is door Ton Veerkamp van een enthousiast voorwoord voorzien. Jammer, dat het net verscheen tegen de tijd dat het liturgische Marcusjaar ten einde liep, want het zou geweldig geholpen hebben met het preken uit het tegenevangelie van Marcus.

 

Willem en Anne van der Meiden, Mag ik uw aandacht. Gids voor zinvol spreken, Meinema Zoetermeer 2012, 176, pag. € 18,50. ISBN 978 90 211 4421 4.

“Vader en zoon gaan uit (s)preken”, het zou de titel kunnen zijn van een prachtig boek met tekeningen van Peter van Straaten. Ze doen het regelmatig, vader en zoon Van der Meiden, en ook nog in bijna hetzelfde circuit, dat van kerk en wereld (letterlijk en figuurlijk). Anne, bekend van televisie en o.a. zijn bijbelvertaling in het Twents, is professioneel gezien de specialist bij uitstek. In 1973 promoveerde hij op Mensen winnen, een studie over “de overdracht van de boodschap” en kort daarna werd hij in Utrecht de eerste hoogleraar massacommunicatie en public relations. Willem was actief lid van Christenen voor het Socialisme, hoofdredacteur van Opstand (de voorganger van dit blad) en jarenlang directeur van Hervormd Nederland. Hij promoveerde op een studie over kinderbijbels, werkt als communicatieadviseur voor STEK in Den Haag en voor een heel aantal andere instellingen. Kortom, dit duo weet van communicatie en hoe een zinvolle boodschap over te dragen. Ze hebben een handboek geschreven, waarin zowel de praktische als de inhoudelijke zaken uitvoerig aan de orde komen. Het leek mij dat alle aspecten aan de orde komen, ik miste alleen de aandacht voor de ademhaling (maar wellicht heb ik daar overheen gelezen). Het geheel is gelardeerd met geestige voorbeelden, hoe het allemaal mis kan gaan, zodat het vlot leest. Niet alle aanbevelingen zijn voor alle (al dan niet professionele) sprekers nuttig. Mijn advies zou daarom zijn, maak een checklist met punten waarvan je denkt, daar zou ik aan moeten denken.

Monique Samuel, Dagboek van een zoekend christen, Ark Media Amsterdam 2012. 136 pag. € 12,50. ISBN 978 90 33800 05 4.

Eerder in dit nummer trof u de interviews aan die Marino Camarasa hield met een drietal jonge theologen om inzicht te krijgen hoe in die generatie gedacht en geloofd wordt. Er werd in die gesprekken regelmatig verwezen naar de groep ‘dominee 2.0’. Welnu, Monique Samuel presenteert zichzelf als “christen 2.0” en ik raad theologen en predikanten dan ook met klem aan kennis te nemen van haar opvattingen, want dit is een hedendaags en authentiek geluid, dat gehoord moet worden. Monique Samuel (1989) is in korte tijd een BN’er geworden, vooral door haar commentaar bij de beelden van de opstand op het Tahrirplein in Cairo (alles daarover in haar eerder dit jaar verschenen boek: Mozaiek van een revolutie: een kijkje achter de voordeur van mijn nieuwe Midden-Oosten, uitg. De Geus). Trouw liet haar deze zomer een periode columns schrijven ter vervanging van de met vakantie zijnde azijnpisser Ephimenco (of misschien bestond die samenhang niet, maar genoot ik dubbel, enerzijds door de originele columns van Samuel, anderzijds door de afwezigheid van de bittere en niet zelden tegen  allochtonen gerichte commentaren van de eerder genoemde). Samuel is kosmopoliet. Ze is van (koptisch) Egyptisch-Nederlandse afkomst, is (ondanks haar jeugdige leeftijd) getrouwd geweest, gescheiden, uit de kast gekomen en heeft nu een relatie met een vrouw. Wat ze met haar boek beoogt, kan ze het beste zelf zeggen:

Dit boek beschrijft mijn zoektocht naar God en naar de goddelijke bestemming van ieder mens. Niet in zweverige termen maar in duidelijke vragen over duizend jaar oude principes en een kreunende moeder aarde, het gewraakte ‘H-woord’ (u begrijpt, ze heeft het hier niet over hypotheekrenteaftrek, maar over homoseksualiteit, w.v) en het genot van seksualiteit, moderne heiligen en een lege kerk, God in de polder en de stilte van de oase, spirituele mystiek en religieus fanatisme. (pag. 11)

Ze werd op het spoor van dit boek gezet, doordat ze door Arjan Visser voor Trouw geïnterviewd werd in het kader van de serie over de Tien Geboden (gepubliceerd 10 maart 2012). Kennelijk heeft ze gedacht: daar valt nog veel meer over te zeggen. En dat doet ze dan ook, vrijuit, zonder zich te houden aan welke structuur dan ook, losjes associërend bij de Tien Woorden, die de titels van haar hoofdstukken vormen. Deze christen 2.0 valt niet in te delen. Ze is orthodox christen maar staat open voor de opvattingen binnen andere godsdiensten. Ze deed belijdenis in de Vrijgemaakt Gereformeerde Kerk, maar schuwt de kritiek op dit kerkgenootschap en alle andere niet. Opnieuw een uitvoerig citaat:

Op het moment dat de kleine christelijke groepjes zich verenigden in een organisatie en het eerste fundament van de ‘kerk’ als heilig instituut werd gelegd, sloop de leugen in de kerk. De gemeente van God hulde zich in dichte nevelen van mysterie, geheimhouding en achterkamertjespolitiek. Er werd een sterke hiërarchie ontwikkeld die de gewone, laagopgeleide gelovigen, vrouwen en kinderen steeds meer uitsloot. De kerk werd alwetend, almachtig en in steeds sterkere mate een politiek orgaan dat ieder middel inzette om zijn macht te versterken. Geloof draaide niet langer om waarheidsvinding maar om verdoezeling. Onder het mom van de ‘mantel der liefde’ werden de ergste misstanden en wantoestanden toegedekt.

Meer weten? Ze heeft ook een website: www.moniquesamuel.nl

 

Rinse Reeling Brouwer, Deze is een en enig. Over de taak de singulariteit van de Naam te respecteren, 24 pag. PThU 2012.

Strikt genomen niet een nieuw boek, maar een kleine brochure. Ik zal er dan ook kort over zijn, niet omdat er niet heel wat over te zeggen valt, maar omdat dit eerder vraagt om een uitvoerige discussie, die beter ingezet kan worden, door iemand, die niet zoals ik met veel plezier heeft zitten te luisteren naar de inaugurele rede van Rinse op 5 oktober jongstleden. Hoewel (inmiddels kan ik dat openlijk zeggen, we zullen er geen kwestie van maken en geen zwartboeken over schrijven) Rinse natuurlijk eerder benoemd had moeten worden tot hoogleraar dogmatiek, heeft het toch ook wel iets heel speciaals, dat de PThU nu een hoogleraar heeft, die – zij het als bijzonder hoogleraar en voor maar één dag per week – de speciale opdracht heeft zich bezig te houden met de Bijbelse Theologie in de traditie van Miskotte en Breukelman. Wie de rede van Rinse gehoord heeft (of leest) beseft tegelijk, dat dit niet betekent, dat we blijven steken in oude (al dan niet vergane) glorie. Wat we geleerd hebben van Miskotte en Breukelman moet ook ingebracht worden in de hedendaagse discussie met o.a. Zizek, Badiou en Agamben. Wil dit (in die ene dag) wat worden, dan hebben we iemand nodig die zo belezen en origineel is als Rinse. Er had geen betere benoemd kunnen worden op deze leerstoel. Namens Ophef gefeliciteerd. En natuurlijk hopen we, dat je blijft schrijven voor Ophef. En voor de noodzakelijk theologische discussies die je aan zou willen gaan, stellen we je ook graag ruimte in Ophef-online (www.vtm-web.nl) ter beschikking.

Ik weet niet of u deze brochure in de winkel kunt vinden of bestellen. Hij werd direct na het uitspreken van de rede aan de aanwezigen uitgereikt en is ongetwijfeld te bestellen bij de PThU.

 

Maarten Aalders, Een handjevol verkenners? Het Hersteld Verband opnieuw bekeken. Ad Chartasreeks nr. 21, De Vuurbaak, Barneveld 2012. 344 pag. € 24,75. ISBN 978 90 55600 467 8.

De titel (maar dan zonder het vraagteken) is gelijk aan die van de in 1976 door G.F.W. Herngreen uitgegeven studie over het ontstaan en de geschiedenis van het H.V. Ik kreeg dit boek (net als dat van Samuel) pas op de laatste dag voor de kopijsluiting binnen. Maar waar het vlot geschreven en kleine (weinig pagina’s, grote letters) boekje van Monique Samuel nog wel gelezen kon worden, lukte dat niet met deze grondige studie van Maarten Aalders. Ik kondig het desondanks aan en hoop dat iemand die dichter bij het Hersteld Verband stond een uitvoerige bespreking aan wil leveren voor het volgende nummer.

 

Dit bericht is geplaatst in Boekbesprekingen. Bookmark de permalink.