Cursus Wonderverhalen

Cursus Wonderverhalen

We lezen en bespreken

onder leiding van dr. Wilken Veen

 de verhalen over

Elia en de weduwe van Sarfath (2 Kon. 17)

Het dochtertje van Jaïrus (Luc. 8, 41 – 56)

De opwekking van Lazarus (Johannes 13)

Er staan in de bijbel verhalen, waarvan je als je eerlijk bent tegen elkaar moet zeggen: “eigenlijk kan dat niet”. Vaak denken we dat dit een vaststelling van moderne, 21e-eeuwse mensen is en dat mensen daar vroeger, zeker in de tijd, dat de verhalen werden geschreven geen enkele moeite mee hadden. Maar het zou ook heel goed kunnen, dat dit een vooroordeel van die moderne mensen is en dat de hoorders van de verhalen altijd al hebben gedacht, dat kan natuurlijk niet, maar wat zou ermee bedoeld zijn. Als God in het verhaal van Jona een grote vis beschikt, die Jona naar believen in kan slikken zonder hem daarbij noemenswaardig te beschadigen, om hem vervolgens op bevel van God ook weer uit te spugen, waarna onze profeet vrolijk zijn reis vervolgt, dan weet de hoorder of lezer heel goed, dat Jona alles heeft gedaan om onder zijn opdracht uit te komen, maar dat God dat absoluut niet wilde hebben, al moest daarvoor de onderste steen boven komen. En als God vervolgens zoals hij een vis beschikt, ook een boom kan beschikken, die in een uur opkomt om even snel weer te verdorren, dan weet hij zeker: hier wordt ons een (onmogelijk) wonder verteld om duidelijk te maken dat er een minstens zo groot (maar natuurwetenschappelijk wel mogelijk) wonder, namelijk dat die wereldstad Ninevé zich bekeert, staat te gebeuren.

 

Verhalen die “niet kunnen” zijn als je het goed bekijkt in de bijbel meer regel dan uitzondering. Ze hoeven niet “echt” gebeurd te zijn om ons duidelijk te maken, dat er soms dingen gebeuren, die wij voor onmogelijk houden. Ons grootste probleem hebben we natuurlijk, wanneer we bijbelverhalen tegenkomen, waarin de grenzen tussen leven en dood lijken te verschuiven. Maar ook als we daarvan vaststellen, dat dit natuurwetenschappelijk volstrekt onmogelijk is, wordt ons iets verteld over geloof, hoop en liefde (desnoods tegen alle mogelijke klippen op) die werkelijk zaken van leven of dood zijn.

 

We hebben drie van deze verhalen uitgezocht, om ze met elkaar zorgvuldig te lezen en proberen te begrijpen, waarom ze zo verteld worden als ze verteld worden en wat we daarvan kunnen leren:

Het verhaal over Elia en de weduwe van Sarfath, met het beroemde meel in de pot en olie in de kruik, dat maar niet opraakt. Het zoontje van de weduwe sterft, maar wordt door Elia weer opgewekt.

Vervolgens het overbekende verhaal over het dochtertje van Jaïrus, tegen wie Jezus zegt: Meisje sta op!

Het laatste verhaal in deze serie is het centrum van het Johannes-evangelie, de opwekking van Lazarus. Lazarus, dat is ook de naam van de arme man in de andere evangeliën en zijn naam betekent “God helpt”. In Jezus helpt God, daar is Lazarus het bewijs van:

De verhalen worden in een vertaling die zo dicht mogelijk bij het origineel blijft meegenomen en ter plekke uitgedeeld. Wellicht is het handig als u kleurpotloden meeneemt om sleutelwoorden en structuur van de tekst zichtbaar te maken.  Overigens wonderverhalen hebben door de eeuwen heen grote kunstenaars geïnspireerd, de eerste afbeelding is van Rembrandt van Rijn, de tweede van Vincent van Gogh.

 

De cursus wordt twee keer gegeven:

 

In Amsterdam-Noord in de Ark (op de hoek van de Banne-Buikslootlaan en de Aakstraat) op de maandagmiddagen 18 maart, 8 april en 15 april (aanvang 14.00 uur)

 

In Amsterdam-Osdorp in de Ark (Tussen Meer 48) op de donderdagavonden 4, 11 en 25 april (aanvang 20.00 uur)

 

 

Dit bericht is geplaatst in Lezingen. Bookmark de permalink.