Preek en tafelgebed in de Ark (Amsterdam-Noord) op Witte Donderdag 28/03/2013

Preek en tafelgebed op Witte Donderdag in de Ark (28-3-2013)

Tora-lezing: Exodus 12 : 1 – 14

Evangelie-lezing: Johannes 13 : 1 – 15

(vertaling Jan Nieuwenhuis)

 

Voor het feest van Pascha

toen Jezus wist dat zijn uur gekomen was

om uit deze wereld over te gaan naar zijn Vader,

toen heeft hij de zijnen in de wereld liefgehad,

tot het uiterste heeft hij hen liefgehad.

En terwijl de avondmaaltijd gehouden werd

en de tegenstander reeds aan Judas, de zoon van Simon Iskariot,

op het hart gedrukt had om hem over te leveren

– in het bewustzijn dat de Vader hem alles in handen had gegeven

en dat hij van God was uitgegaan en naar God terugkeerde, –

stond hij van tafel op en legde zijn kleren af

en nam een linnen doek en omgordde zich daarmee.

Vervolgens goot hij water in het wasbekken

en begon hij de voeten van de leerlingen te wassen

en ze af te drogen met de doek waarmee hij omgord was.

Zo komt hij bij Simon Petrus.

En deze zegt tot hem: Heer, was jij mij de voeten?

Jezus gaf hem ten antwoord:

Wat ik doe, weet je nu nog niet,

maar later zul je het inzien.

Petrus zegt hem: Jij zult mij de voeten niet wassen,

in der eeuwigheid niet!

Jezus antwoordde hem:

Als ik je niet was, zul je geen erfdeel met mij hebben.

Simon Petrus zegt hem:

Heer, dan niet mijn voeten alleen, maar ook de handen en het hoofd!

Jezus zegt hem:

Wie een bad heeft genomen,

hoeft zich niet meer te wassen

– behalve de voeten –

maar is geheel rein.

Ook jullie zijn rein,

maar niet allemaal.

Want hij wist wie hem zou overleveren;

daarom zei hij:

maar jullie zijn niet allemaal rein.

 

Nadat hij hun voeten had gewassen,

zijn kleren weer had aangetrokken

en weer aan tafel was gaan liggen, zei hij tot hen:

Begrijpen jullie wat ik jullie gedaan heb?

Jullie, – jullie noemen mij:

de meester en de Heer,

en dat zeggen jullie terecht,

want ik ben het.

Wanneer dus ik jullie de voeten heb gewassen,

ik – de Heer en de leermeester,

dan moeten jullie ook elkaar de voeten wassen.

Want ik heb jullie een toonbeeld gegeven,

opdat zoals ik jullie heb gedaan,

ook jullie zullen doen.

 

Overweging

Lieve vrienden,

Zo lang als ik predikant ben, en dat is inmiddels meer dan dertig jaar, is de dienst op Witte Donderdag mijn favoriete dienst door het jaar. Ik kan me niet mee herinneren dat ik die ooit gemist heb. De laatste zes jaar hier – waarvoor ik jullie en Annemarie erg dankbaar ben, dat ik dit mag blijven doen al ben ik hier geen predikant meer – daarvoor vele jaren afwisselend hier en in de Weerenkapel en daarvoor talloze malen in de Amstelkerk. Deze dienst was en is mij zo dierbaar, dat ik die twee jaar geleden zelfs niet afzegde op de avond voor de begrafenis van mijn  moeder. Misschien is het goed als ik probeer uit te leggen, waarom deze dienst voor mij zo belangrijk is, want we zeggen daarmee ook iets over de betekenis van Witte Donderdag en de teksten die op die dag aan de orde zijn.

Tot aan het concilie van Nicea, in de vierde eeuw na Christus, vierde de kerk haar paasfeest op de 14e Nissan tegelijk met het Joodse Pesach. Dit concilie dat algemeen als een historische mijlpaal wordt beschouwd ondanks het feit, dat er op de gang van zaken nog al wat aan te merken viel, al was het maar vanwege het feit, dat de ongedoopte keizer Constantijn de Grote een deel van het concilie voorzat. Voor hem en voor het merendeel van de aanwezige bisschoppen stond één ding vast. Het paasfeest moest hoe dan ook op een andere dag gevierd worden dan het joodse pesachfeest. “Laten we niets gemeenschappelijk hebben met deze verderfelijke joodse menigte” zou de keizer gezegd hebben. En zo kwam men tot die gekunstelde oplossing: de eerste zondag na volle maan in de lente; liever aansluiting gezocht bij het heidense lentefeest dan bij het joodse pesach. We weten uit de verschillende evangeliën, dat Jezus, ongetwijfeld op diezelfde 14e Nissan, met zijn leerlingen het pesachmaal at. De Witte Donderdagsdienst als herinnering aan dat laatste avondmaal van Jezus, is dus als het ware een paasviering, die samenvalt met Pesach, een avond waarop wij zowel de uittocht als het lijden en de opstanding van Christus herdenken. Het herinnert aan een tijd dat het eerste grote schisma, dat waarbij Jodendom en Christendom definitief uiteen zijn gegaan en twee verschillende godsdiensten zijn geworden, nog niet plaats had gevonden. En als ik nadenk over dat schisma, dan kan ik niet heen om het feit, dat het vrijwel zeker is, dat Jezus dat schisma nooit gewild zou hebben. Onze heer Jezus Christus was niet de eerste christen, was niet de stichter van het christendom, maar was een gelovige Jood en is dat tot zijn dood toe gebleven. Hem stond niet de afschaffing of beëindiging van het Jodendom voor ogen, maar de hervorming of wedergeboorte ervan.

Wij kunnen de geschiedenis niet ongedaan maken. Wij leven – zij het met pijn in het hart –  met de ontstane situatie. Wij zijn christenen, geen joden; wij vieren geen sederavond, maar witte donderdag, maar we herinneren wel aan het pesachmaal dat Jezus met zijn leerlingen vierde. Centraal bij deze maaltijd staat tot op de dag van vandaag, de herdenking van de instelling van het pesach aan de vooravond van de uittocht uit Egypte. En tot op de dag van vandaag zal er in elk Joods huisgezin, waar de sederavond gevierd wordt, een kind de vraag stellen: waarom is deze avond anders dan alle andere avonden. En steeds weer zal het antwoord van de heer des huizes luiden: “We waren slaven van de farao in Egypte en de Heer onze God voerde ons weg vandaar met een sterke hand en een uitgestrekte arm. En als Hij, de eeuwige, gezegend zij zijn naam, onze voorouders niet vandaar had weggevoerd, dan zouden wij, onze kinderen en onze kindskinderen nog steeds slaven zijn in Egypte.” Het bloed van het lam is gesmeerd aan de deurposten en aan de bovendorpel. Alles staat in het teken van de uittocht, de grote bevrijding. Dus ook alles wat Jezus zegt en doet tijdens deze maaltijd moet begrepen worden in dit kader, het kader van de bevrijding uit de slavernij. En wat doet Jezus: hij legt zijn bovenklederen af, hij omgord zich met een linnen doek en hij begint de voeten van de leerlingen te wassen. Binnen het kader van de Sedermaaltijd kan er geen twijfel over bestaan, wat Jezus duidelijk wil maken. Hij, die de Heer is, hij stelt zich in de positie van een slaaf. Hij actualiseert het bevrijdingsverhaal van de uittocht. Hij zegt daarmee: de bevrijding uit Egypte is van blijvende betekenis, maar wanneer jullie je opnieuw slaaf zouden laten maken, of erger nog wanneer jullie anderen tot slaaf zouden maken, dan doe je daarmee die uittocht teniet. Daarom is de enige manier om de uittocht te actualiseren het stichten van een gemeenschap waarin geen sprake meer is van heren en slaven. En dat kan alleen wanneer degene die gezien wordt als de heer de plaats inneemt van de slaaf. Hij was de Heer, hij werd een knecht, op hem werd alle last gelegd… Het gaat niet om de grote omkering, waarbij heren knechten en knechten heren worden, maar het gaat om de grote opheffing van heel die tegenstelling tussen heren en knechten, tussen vrouwen en mannen, tussen slaven en vrijen, tussen Joden en Grieken. In hem, in Jezus Messias, de heer die knecht werd, wordt om met Paulus’ brief aan de Efeziërs te spreken, de scheidsmuur neergehaald. Het paasfeest, waarvan we vanavond de voorsmaak vieren, is de goddelijke bevestiging in de opstanding: waarlijk deze is mijn geliefde zoon. Zo heeft God mensen gedacht, elkaar tot dienst, elke ander hoger achtend dan zichzelf, bereid om de eigen glorie af te leggen omwille van de anderen, om voor die ander door het vuur te gaan, om voor die ander het leven over te hebben. Die dienstbaarheid zichtbaar maken in de praktijk van de christelijke gemeente, dat zou zijn wat Bonhoeffer noemde “gemeente als lichaam van Christus”, “Christus als gemeente existerend”. Daarom is deze avond ook voor ons anders dan alle andere avonden, omdat we bepaald worden bij de grote vragen van ons leven: hoe kunnen wij werkelijk navolgers van Christus zijn, hoe kunnen we zo leven dat we niet alleen ons geloof belijden, maar ook zichtbaar maken in ons handelen dat wij geloven in de opstanding, in het “alle dingen nieuw”, een nieuwe wereld in vrede en vriendschap, waarin al die dodelijke tegenstellingen voorbij zijn gegaan. Hij heeft ons een voorbeeld gegeven, een toonbeeld, even een flits van hoe het ook zou kunnen. Wij leven bij de gratie van deze momenten, waarop iets zichtbaar wordt van het komende koninkrijk. Laten we dat moment vasthouden, in deze goede, stille dagen en in heel ons leven. Amen.

Tafelviering

Praefatie:

V.      De Heer zal bij u zijn

G.      DE HEER ZAL U BEWAREN

V.      Verheft uw harten

G.      WIJ HEBBEN ONS HART BIJ DE HEER

V.      Laat ons dankzeggen de Heer onze God

G.      HIJ IS ONZE DANKBAARHEID WAARDIG

 

Tafelgebed

Ja Gij zijt onze dankbaarheid waardig,

want gij zijt een bevrijder-god,

die Israël, uw volk, hebt verlost uit het angstland

hen hebt geleid door water en woestijn

naar het land van belofte,

om daar te wonen in vrede en vrijheid.

Ook ons, die uit de volkeren zijn,

het ongeregelde volk, dat mee wil trekken met uw mensen

op weg naar een leven in liefde en verantwoordelijkheid

wilt gij bevrijden van de machten van deze wereld,

waar we ons gewild en ongewild aan onderwerpen.

Daarom, trouwe God, zegenen wij uw grote naam

en met profeten en apostelen,

met al uw mensen,

met Abraham en Sara,

met Mirjam en Mozes

zingen we daarom uw lof

 

HEILIG, HEILIG, HEILIG O HEER VAN ALLE MACHTEN

HEMEL EN AARDE ZIJN VOL VAN UW HEERLIJKHEID

HOSANNA IN DEN HOGE

GEZEGEND DIED DAAR KOMT IN DE NAAM VAN DE HEER

HOSANNA IN DEN HOGE

 

Ja, gezegend zijt gij, Heer onze God,

en gezegend is Hij, die komt in uw naam,

Jezus Messias,

uw zoon, onze broeder

die mens is geworden en ons leven heeft gedeeld,

die ons is voorgegaan op de weg van de vrede,

die ons heeft geleerd wat ware liefde is,

liefde ten einde toe,

er helemaal zijn voor anderen

en zo tonend wat werkelijk mens-zijn is.

Zijn leven, zijn lijden,

zijn dood en zijn opstanding

staat ons voor ogen

als we doen wat hij ons heeft voorgedaan,

elkaar van dienst zijn,

brood en wijn delend met allen.

 

Zo heeft Hij op de avond voor zijn dood

het brood genomen en daarover een zegening uitgesproken

Gezegend zijt Gij, Heer onze God, Koning van de wereld,

die het brood voortbrengt uit de aarde.

en het rondgedeeld aan zijn vrienden,

zeggend, neemt, eet allen hiervan,

dit is mijn lichaam voor jullie,

doet dit tot mijn gedachtenis.

Evenzo na de maaltijd nam hij de beker,

sprak er de zegening over uit:

Gezegend zijt Gij, Heer onze God, koning van de wereld

die geschapen hebt de vrucht van de wijnstok.

gaf die rond en zei:

Dit is het nieuwe verbond in mijn bloed,

doet dit zo dikwijls jullie die drinken

tot mijn gedachtenis.

 

ALS WIJ DAN ETEN VAN DIT BROOD

EN DRINKEN UIT DEZE BEKER

VERKONDIGEN WIJ DE DOOD DES HEREN

TOTDAT HIJ KOMT

 

Bijeen tot zijn gedachtenis

bieden wij U aan

deze tekenen van brood en wijn,

en bidden wij U, Heer:

Zend uw Geest in ons midden,

de Geest, die levend maakt,

die ons uit de duisternis tot het licht roept,

uit de doodsheid van ons bestaan

tot een nieuw leven in U.

Maak ons zo tot zusters en broeders

van Jezus Messias,

dienstbaar aan elkaar,

elkaar liefhebbend

en zo belijdend uw heilige Naam:

Gij, die er wilt zijn

met ons en voor ons en in ons.

Gezegend zijt Gij, o God

nu en alle dagen

en in uw Rijk dat komt

door Jezus Christus, onze Heer.

G. AMEN.

 

G. ONZE VADER

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.