Nieuwe boeken (2013/2)

Paul van Geest, Marcel Poorthuis, Theo Wagenaar, Alette Warringa (red.), Vrienden met de Mammon. De levensbeschouwelijke dimensie in de economie, Liber Amicorum voor Theo Salemink, Parthenon Almere, 2013, 466 pag. € 39,90. ISBN 9789079578511

Deze feestbundel voor Theo Salemink verscheen op 11 april j.l., de dag waarop hij afscheid nam als docent van de Catholic School of Theology (of in goed Nederlands de theologische faculteit van de Universiteit Tilburg), daarvoor was hij docent van de Katholieke Theologische Hogeschool Utrecht. De toespraken van Paul van Geest, Marcel Poorthuis, Theo Wagenaar en Lans Bovenberg die werden gehouden op het symposium ter gelegenheid van het afscheid van Theo Salemink zijn (naast vele andere bijdragen) in deze bundel opgenomen, maar niet de tekst van Theo’s afscheidsrede (die u integraal in deze Ophef vindt). In plaats daarvan opent de bundel met een artikel van Theo over “Economische crisis en katholieke kritiek”. Hij onderzoekt hierin, in hoeverre met een beroep op de traditionele katholieke leer (vanaf Thomas van Aquino) kritiek geoefend kan worden op het kapitalisme. Hij stelt vast dat dit wel kan, maar altijd via een omweg. De kerk spreekt zich niet rechtstreeks uit over economische onderwerpen, maar spreekt over haar visie op de mens en wat daarmee wel en niet verenigbaar is. Hij eindigt met een bespreking van de “casus Wim Kok”, die als premier schande sprak van de hoge inkomens en bonussen bij de banken en na zijn aftreden als commissaris van de ING ruime bonussen en exorbitante salarisverhogingen goedkeurde. Het is niet aan de kerk, stelt Theo, om vast te stellen waar de grens ligt tussen een rechtvaardige beloning en zelfverrijking, maar aan de overheid, die de middelen (via belastingen b.v.) heeft om hierin regulerend op te treden.

Er staan een heel aantal uitstekende artikelen in de bundel, maar er is ook één bij, waaraan ik me groen en geel heb geërgerd. Lans Bovenberg hield tijdens het symposium een provocerend verhaal over “Jezus Christus als econoom”, waarover ik na het aanhoren ervan aan de naast mij zittende Herman Noordegraaf vroeg: “Is dit een grap of om te huilen”. Het bleek geen grap. Want het verhaal staat nu ook in de bundel. Op micro- meso- en macroniveau is Jezus een rationele rekenmeester, die uitsluitend gaat voor het grotere goed, of dat nu materiëel of immateriëel is. Het goede nieuws van het evangelie is volgens Bovenberg dat er geen verschil is tussen de belangen van God, die van de ander en die van onszelf. Het ontbreekt mij waarschijnlijk aan voldoende dialectisch inzicht, maar ik kan dit betoog niet anders zien als een poging en een rechtvaardiging om toch God èn de Mammon te dienen.

Maar goed, zoals ik al zei, daartegenover staan een heel aantal veel spannender artikelen. Ik was onder de indruk van de bijdrage van Frank Bosman “Christenen zijn geen Atlassen”. Frank Bosman werd vorig jaar gekozen tot meest spraakmakende theoloog van Nederland en dat met name vanwege zijn gebruik van de nieuwe media. Nu presenteert hij een interessant en zeer kritisch overzicht van de ideologie van Ayn Rand, waarvoor hij niet alleen de boeken en filmscripts van Rand behandelt, maar ook een modern computerspel, waarin haar opvattingen een rol spelen. Met dat je het leest, dringt het tot je door: ik heb – afgezien van bridge en schaken – nog nooit een computerspel gespeeld, maar dat betekent ook dat er ideologische factoren zijn die een jongere generatie beïnvloeden waar ik totaal geen zicht op heb.

Een mooi verhaal vond ik ook de bijdrage van Marcel Poorthuis, sinds jaren het vaste “maatje” van Theo, met wie hij samen in de afgelopen tien jaar grote en indrukwekkende studies schreef over Boeddhisme, Jodendom en Islam. In zijn verhaal over geschenk en ruil staan de acht gradaties van geven volgens Maimonides centraal, ik noem de hoogste: “de hoogste graad van geven, waar niets boven gaat, beoefent degene die daadwerkelijk een medemens sterkt door hem te helpen met een gift of een lening of door hem te helpen werk te vinden, kortom hem zo te steunen, dat hij de andere mensen niet meer hoeft te vragen.”

Omar Salah schrijft over “De (on)zin van islamitisch financieren”. De gemiddelde Nederlander (ik schaar me daar graag onder) weten hiervan alleen, dat je volgens de sharia geen rente mag nemen. Hoe dat werkt, wordt hier helder uiteengezet.

De enige exegetische bijdrage  (over Lucas 4, 14-21, het “mission-statement” van Jezus in de synagoge van Nazareth). Verder is er een mooi verhaal van Elisa Klapheck en Abraham de Wolf over het belang van regels. Maar dat kende u al, wij drukten mijn vertaling ervan af in Ophef 2011/3. Of ik ben een briljant vertaler, die precies in het Nederlands heeft weergegeven wat Elisa Klapheck met haar Duitse tekst bedoelde of er is dankbaar gebruik gemaakt van mijn vertaling. Hoe dan ook, het blijft een mooi verhaal al was bronvermelding wel netjes geweest.

 

Maarten J. Aalders, Heeft de slang gesproken. Het strijdbare leven van dr. J.G. Geelkerken (1879-1960). Uitg. Bert Bakker, Amsterdam 2013. 586 pag. € 49,90 ISBN 9789035139565

Het was natuurlijk een verdrietige zaak dat Maarten Aalders, die zeventien jaar predikant in Amstelveen was, in 2007 om gezondheidsredenen met emeritaat moest gaan. Hij zocht een klusje als vrijwilliger in het Historisch Documentatiecentrum, werd gewezen op het archief van Dominee Geelkerken en “the rest is history”, wat zeg ik, is de ‘history’ van de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband, die nog nooit zo grondig en uitvoerig was beschreven als nu door Maarten Aalders is gedaan. Vorig jaar verscheen Een handjevol verkenners? (ook kort aangeduid in deze boekenrubriek), over de geschiedenis van het Hersteld Verband en alles wat daarin nog niet uitvoerig aan de orde was geweest, vinden we nu in deze vuistdikke biografie van de grondlegger en voorman van het Hersteld Verband, Jan Geelkerken, o.a. predikant van de Parkkerk te Amsterdam. Hoewel Aalders, een nakomeling van één van de predikanten van het Hersteld Verband, nadrukkelijk zegt, dat het niet alleen gaat over de kwestie van het al dan niet spreken van de slang, besteedt hij toch een groot deel van zijn boek aan deze affaire, maar maakt in die bespreking duidelijk dat er meer meespeelde. Geelkerken maakte – net als J.C. Aalders – deel uit van de z.g Beweging van Jongeren, die vocht voor wat meer vrijheid binnen de Gereformeerde Kerken. Het ging hen o.a. om meer openheid naar de wereld en naar de andere kerken. Zij vonden – anders dan de leiding van de Gereformeerde Kerken – het lidmaatschap van de NCSV acceptabel voor VU-studenten en waren voorstander van het zingen van Gezangen in de eredienst. Het eerste conflict is dat met Geelkerkens vriend en medestander Netelenbos, die in 1920 wordt geschorst omdat hij is voorgegaan in een hervormde kerkdienst. Als de gereformeerde kerk de ware kerk des Heren is, dan is het – zo meende de synode – ondenkbaar dat een van haar predikanten voorging bij een ander kerkgenootschap. Netelenbos wacht de afwikkeling van het proces niet af, maar laat zich beroepen door een hervormde gemeente. Geelkerken steunt zijn vriend, maar komt door de korte duur van het conflict nog niet in de problemen.

“Heeft de slang gesproken?”, dat is niet de vraag, die Geelkerken aan de orde heeft gesteld, maar die door de synode uiteindelijk is gesteld om Geelkerken te dwingen tot een letterlijke interpretatie van Genesis 3. Geelkerken had in een preek over Genesis 2 en 3 gezegd, “dat het vaak moeilijk uit te maken is, hoe allerlei bijzonderheden, die Genesis 3 ons bericht, moeten worden uitgelegd, en er zijn schier evenveel ‘verklaringen’ als geleerde uitleggers. Denk maar aan ‘den boom der kennis des goeds en des kwaads, de slang en haar spreken, de boom des levens, enz.” Het conflict dat hierover ontstond ging voor Geelkerken niet over de vraag of de slang gesproken had, maar om de vraag of de belijdenis en daarmee de opstellers en verdedigers van de belijdenis het recht hadden om uitspraken te doen over exegetische kwesties en zich daarmee boven de Schrift mochten stellen. Het zal duidelijk zijn: Geelkerken achtte zichzelf gereformeerden dan de gereformeerden, elke verdachtmaking dat hij eigenlijk ethisch (en dus verkapt hervormd) was in zijn uitleg, wees hij met klem van de hand. Hij was goed orthodox, maar stond een andere interpretatie voor dan de letterlijke die de synode als de enig acceptabele op grond van de belijdenis beschouwde. Vermoedelijk is het feit, dat hij zich genoodzaakt voelde in zijn conflict voortdurend te herhalen, dat hij oprecht gereformeerd en niet hervormd was, de reden dat hij na zijn afzetting niet zoals zijn collega en vriend Netelenbos direct overgegaan is naar de Hervormde kerk. Vanaf 1940 zou hij overigens wel een van de grote motoren zijn achter de totstandkoming van de hereniging met de Hervormde Kerk. Veel aandacht besteed Maarten Aalders aan het karakter van Geelkerken. Dat het een starre denker was – inderdaad even gereformeerd als zijn opponenten – die volstrekt overtuigd was van het eigen gelijk, maakt hij goed duidelijk. Ook dat mogelijke compromissen (bijvoorbeeld door het aanbod om legerpredikant te worden of predikant in Indië) zeer wel mogelijk waren geweest, maar dat Geelkerken erop stond de zaak tot op de bodem uit te vechten. Soms – maar dat is wat mij betreft ook één van de weinige minpuntjes aan dit boek – vind ik dat Aalders hierbij te veel psychologiseert. Minstens drie keer suggereert hij dat de moeite die Geelkerken had met autoriteiten mogelijk zou kunnen liggen aan het vroege overlijden van zijn vader. Ik ken heel wat rebelse denkers (en ook wel rebelsere denkers) die hun vader tot op hoge leeftijd hebben meegemaakt. Dat Geelkerken geen plezierig mens was in de omgang, geloof ik onmiddellijk; ik denk dat ik met Johannes Calvijn of Abraham Kuyper ook niet graag op vakantie was gegaan, maar dat doet niets af aan hun historische betekenis. Wellicht is de kwestie toch te veel verleden tijd – er hangt een luchtje aan van ‘dat die mensen zich daar vroeger druk over maakten’ – om te mogen rekenen op een geweldige omzet, maar ik kan me zo voorstellen dat allerlei nazaten – zelf had ik in de Amstelkerk nog gemeenteleden, die bij Geelkerken gekerkt hadden en de roerige dagen van 1926 in de Parkkerk hadden meegemaakt – en mensen die zich op wat voor manier dan ook verwant hebben gevoeld met het Hersteld Verband heel gelukkig zijn met deze grondige studie. Ik herken de vreugde bij het archiefwerk van wat er allemaal tevoorschijn komt. Goed dat er stichtingen zijn gevonden, die dergelijke publicaties mogelijk maken.

 

Alex Verburg, Pater van Kilsdonk. Raadsman in delicate zaken. Memoires, 224 pag. € 19,95 ISBN 9789045022031.

Dit boek haalde in februari direct na zijn verschijning diverse voorpagina’s vanwege een opmerking, die pater Van Kilsdonk gemaakt heeft over Huub Oosterhuis. De uit haar verband gerukte opmerking suggereert, dat Van Kilsdonk afstand neemt van Oosterhuis en dat is niet juist. Van Kilsdonk stelt vast – en dat zal niemand die hen beiden kent, kunnen ontkennen, dat Huub en hij heel verschillende mensen zijn en dat dientengevolge, zijn studentenecclesia – zoals die hem voor ogen stond – ook niet dezelfde is als die, waarvan Huub de voorganger, voorzitter en organisator werd. Van Kilsdonk zocht een plek voor het studentenpastoraat, Oosterhuis een centrum voor liturgische vernieuwing. Voor pastoraat, zoals dat Van Kilsdonk voor ogen stond, gebaseerd op luisteren, nabijheid warmte, had Oosterhuis geen talent. Hij had andere talenten, andere charisma en dat zag van Kilsdonk heel goed in en daar had hij grote waardering voor. Vandaar dat hij zegt, met Huub heb ik nooit ruzie willen maken en dat heb ik ook nooit gedaan. En denk niet dat hij dat zei, omdat hij sowieso met niemand ruzie maakte, want dan ken je Jan van Kildonk niet. Ik kende Van Kilsdonk vanaf het moment, dat Christiaan Donner me – ik denk in 1983 – vroeg of ik als ik naar zijn intreedienst in Rijswijk kwam, pater van Kilsdonk mee wilde nemen in de auto. Dat deed ik en heen en terug van Amsterdam naar Rijswijk valt er heel wat te praten en aan koetjes en kalfjes deed Van Kilsdonk nooit. Als ik hem later met een zekere regelmaat op recepties tegenkwam, herinnerde hij zich onmiddellijk die eerste gesprekken, maar ook dat ik hem gereden had. Voorzichtig vragend informeerde hij of ik toevallig met de auto was – ik woonde toen in Noord, dus dat was vaak het geval – en natuurlijk bood ik aan hem thuis te brengen, de laatste keer in het Bernardus. Ik vertel dit om duidelijk te maken, dat ik voldoende met Van Kilsdonk heb gepraat om in de door Alex Verburg uitgegeven memoires de sprekende Van Kilsdonk te herkennen. Zo praatte hij. Het boek bestaat bijna compleet uit uitgeschreven herinneringen die Van Kilsdonk hem in talloze gesprekken in zijn laatste levensjaar heeft verteld. Dat maakt het een ontroerend boek. Voor de buitenstaander, die Van Kilsdonk vooral kende als de rondschuifelende pastor die voor ieder een goed woord had, is het boek wellicht onthullend. Van Kilsdonk was bij lange niet zo bescheiden als wel verondersteld werd. Hij wist dat hij  een goed theoloog was, die weliswaar heel veel tijd in zijn pastorale praktijk stak, maar daarnaast een intellectueel, die zich uitstekend op de hoogte hield en alle ontwikkelingen in de theologie volgde. Er spreekt uit die verhalen een zelfbewustheid, maar ook iets van “niemand maakt me meer iets, ik ga binnenkort dood, ik kan zeggen wat ik wil”. Zo pleit hij niet alleen voor afschaffing van het verplichte celibaat (ik zeg het nadrukkelijk zo, want het vrijwillige celibaat was Van Kilsdonk lief), maar ook heel nadrukkelijk voor de vrouw in het ambt. Als je dit boek leest is het alsof je weer toevallig naast Van Kilsdonk in de tram zit, die je een verhaal vertelt, maar er is ook verschil: de terughoudendheid en voorzichtigheid die hem ook altijd kenmerkten, die heeft hij in deze memoires van zich afgeschud en dat maakt het tot een bijzonder openhartig boek. Deze openhartigheid misbruiken om er anderen mee aan te vallen lijkt me niet in de geest van Van Kilsdonk.

 

Barbara Beuys, Leben mit dem Feind. Amsterdam unter deutscher Besatzung 1940-1945, Carl Hanser Verlag München 2012, 384 pag. € 24,95. Of de Ned. vertaling, Barbara Beuys, Leven met de vijand, Cossee Amsterdam 2013, 368 pag. € 24,95.

Een Duitse historica (geb. 1943) die schrijft over de Duitse bezetting in Amsterdam en dat op een briljante manier doet. Ze vertelt het verhaal chronologisch. Na drie hoofdstukken over de voorgeschiedenis met vooral veel aandacht voor het Joodse leven in Amsterdam volgen vijftien hoofdstukken, waarin steeds de gebeurtenissen uit een precies omschreven periode worden vastgelegd. De verhalen worden steeds opgehangen aan de plekken waar ze plaatsvinden, die daarbij nauwkeurig beschreven worden. Je zou aan de hand van het dit boek een wandeling uit kunnen zetten langs alle plaatsen die een rol hebben gespeeld in deze meest verdrietige periode uit de geschiedenis van Amsterdam. De nauwkeurige beschrijving van de executie op 12 maart van 36 gevangenen op het Weteringcircuit, geeft mij vertrouwen dat de overige informatie in het boek, die ik natuurlijk niet allemaal controleren kan, correct is. Ik woonde twintig jaar lang maar een paar honderd meter van het monument “De gevallen hoornblazer”, dat op de executieplaats is neergezet en waar de buurt elk jaar op 4 mei twee minuten stilstaat en een korte herdenking houdt. Jaren terug hielp ik er met het 4-5 mei-comité van de buurt alle namen van de terechtgestelden te achterhalen en op een plaquette aan te laten brengen. Haar beschrijving is correct al vermeldt ze niet de onbedoelde dood van Jan Koopmans, die voor het raam van zijn woning aan de Stadhouderskade stond te kijken en door een verdwaalde kogel werd getroffen, maar dat kun je de schrijfster nauwelijks kwalijk nemen. Het boek van Barbara Beuys – eerder schrijfster van o.a. een boek over het Europese Jodendom en een biografie van Sophie Scholl – is niet met droge ogen te lezen. Je herkent de plekken, ziet de mensen aan je geestesoog voorbijtrekken en de tranen blijven komen. De georganiseerde en met opperste nauwgezetheid uitgevoerde massamoord op de Amsterdamse Joden  vormt het hart van het boek. Het meest getroffen werd ik door het volgende fragment (ik vertaal het maar niet): “Aus Berlin kommt Mitte Juni vom Eichmann-Büro die Mitteilung, dass die Quote der Juden, die bis Ende 1942 aus den Niederlanden gen Osten deportiert werden sollen, von 15.000 auf 40.000 erhöht werden ist. Frankreich kann die ursprünglich geforderte Anzahl von 100.000 deportierten Juden nicht einhalten und wird nur 40.000 liefern” en dan volgt een zin die je de adem beneemt: “Weil die europäische Vernichtungsquote für 1942 insgesamt nicht zu sehr vom angepeilten Ziel abweichen soll, müssen die niederländischen Juden einspringen”.

De Duitse en de Nederlandse uitgave zijn even duur, maar het Duitse boek is mooi gebonden uitgevoerd met stofomslag, terwijl het Nederlandse een paperback is. Bovendien zijn sommige uitdrukkingen (helaas of gelukkig) niet in goed Nederlands te vertalen. Dus als je het Duits machtig bent, koop dan het origineel. Een boek, dat eigenlijk iedere Amsterdammer zou moeten lezen.

 

Onno Zijlstra, Kierkegaard in discussie, Damon Budel 2012, 176 pag. € 17,90  ISBN 97860360596

Het zal jullie niet ontgaan zijn, het is Kierkegaard-jaar. Op 5 mei was het precies tweehonderd jaar geleden, dat Soren Aabye Kierkegaard in Kopenhagen werd geboren. In zijn korte leven (hij overleed op 11 november 1855 op tweeënveertigjarige leeftijd) schreef hij een indrukwekkend oeuvre van filosofische en theologische werken. Zoals de auteur van dit boek het zegt in zijn inleiding: “Dit is niet het eerste boek over Kierkegaard en ook niet het honderdste en het zal ook niet het laatste zijn”. Het is Zijlstra’s visie op Kierkegaard. Onno Zijlstra (1949) is filosoof en docent aan de Protestantse Theologische Universiteit, hij publiceerde eerder over de verhouding tussen Wittgenstein en Kierkegaard. Laat ik beginnen met een punt van kritiek: de titel van het boek is eigenlijk onbegrijpelijk. Het gaat namelijk  niet in de eerste plaats over de discussie die op grote schaal gevoerd wordt over de betekenis en interpretatie van het werk van Kierkegaard, maar over de positie die de schrijver (Zijlstra dus) inneemt in deze discussie. De titel had natuurlijk moeten luiden: “Kierkegaard en de enkeling”, want daar gaat het boek over. “Het thema van de enkeling stuurt mijn benadering van Kierkegaard”, stelt Zijlstra in zijn inleiding. De vroege boeken van Kierkegaard  Of/of en Vrees en beven (beide verschenen in 1843) spelen daarom een belangrijke rol in het boek van Zijlstra. De grote filosofische systeembouwers (Kierkegaard denkt vooral aan Hegel en zijn volgelingen) hebben geen aandacht voor de enkeling. Maar de enkeling wordt ook steeds weer uitgedaagd door het grotere geheel om zich in te voegen. Het is een of/of, hij wil wel, maar kan niet (de ultieme reflectie op de gang van zaken rond zijn enige grote liefde, Regine Olsen, met wie hij zich verlooft, zo dolgraag had willen trouwen en toch de verloving verbreekt omdat hij het niet kan) en zo belandt de enkeling buiten de samenleving. In het kader van het Kierkegaard-jaar organiseert het Leerhuis Amsterdam in het komende najaar twee bijeenkomsten over Kierkegaard, met de filosoof Zijlstra en de theoloog Doedens als inleiders (info: www.leerhuisamsterdam.eu).

Dit bericht is geplaatst in Boekbesprekingen. Bookmark de permalink.