Preek in de Ark (Amsterdam-Noord) op 22/9/2013

Preek in de Ark op zondag 22 september 2013 (vredeszondag). Gelezen werd 1 Koningen 16,29-17,16 en Lucas 16,1-8.

Lieve gemeente,

Mag ik jullie wat vragen? En jullie mogen best met het al dan niet opsteken van je hand antwoorden. Toen jullie vanmorgen hier naar de kerk toe kwamen, wisten jullie toen dat het vandaag vredeszondag was. …. Dat zijn er maar een paar, dat is wel eens anders geweest. Toen ik middelbare scholier was, eind jaren zestig, en de eerste vredesweken werden georganiseerd, was de vredesweek, in ieder geval voor de wat progressievere christenen, zo ongeveer de belangrijkste week van het jaar. Er waren grote, goed bezochte manifestaties. Er waren voor en tegenstanders. En in die jaren was het thema eigenlijk altijd hetzelfde: het ging om de kernwapens, werd de wereld er veiliger of juist onveiliger door. De meerderheid van de Nederlandse bevolking vond het eerste, maar het IKV bereikte vooral door de acties in de vredesweek dat de Hervormde Kerk zich uiteindelijk in een rapport uitsprak tegen kernwapens. Het is duidelijk, deze invloed heeft de vredesweek niet meer, heeft het IKV niet meer, maar dat is godzijdank toch ook mede het gevolg van het feit, dat de dreiging van de inzet van nucleaire wapens niet zo acuut is als in de dagen van de koude oorlog. Een derde wereldoorlog – het grote gevaar van de koude oorlog en kernwapenwedloop – is niet aan de orde, maar in plaats daarvan is onze wereld sinds de val van de muur en het einde van de koude oorlog geplaagd door een groot aantal conflicten met conventionele wapens. Conflicten, die vroeger uit angst voor escalatie voorkomen werden, worden nu uitgevochten en vergis u niet, dat heeft in de afgelopen vijfentwintig jaar vele duizenden en tienduizenden, en in het geval van de Irak-oorlogen wellicht zelfs honderdduizenden slachtoffers gekost. Maar in de meeste gevallen speelden die conflicten zich ver weg af. Soms kwam het iets dichterbij. Ik herinner me de schok van de burgeroorlogen in het voormalige Joegoslavië. Dat je opeens op de televisie beelden zag van gevechten en je realiseerde: daar heb ik gelopen, daar ben ik op vakantie geweest. Maar dichterbij dan dat, kwam het niet. Het gaat Nederland op dat gebied relatief goed. Al vijfenzestig jaar geen oorlog. Dat mensen vanuit dit veilige Nederland weggaan om elders te vechten tegen onrecht, we vinden het onbegrijpelijk en verdenken ze dan ook onmiddellijk van terroristische sympathieën. Nee, laten we dankbaar zijn en al zitten we dan economisch in een dip, we wonen nog steeds in één van de rijkste en veiligste landen ter wereld.

Zo ongeveer zullen de inwoners van het tienstammenrijk, het afgescheiden noordelijke deel van Israël ook gedacht hebben. Het ging ze goed, wat heet…. Sinds de dagen van koning Salomo was het ze niet zo goed gegaan. Want wij mogen op grond van de bijbel dan weinig op hebben met de dynastie van Omri, waarvan Omri’s zoon Achab ongetwijfeld de machtigste was, in hun tijd werd daar heel anders over geoordeeld. Waar goede en vrome koningen als Hizkia en Josia vrijwel nooit de internationale pers haalden, kunnen we in geschriften van buiten Israël wel lezen over de machtige koningen Omri en Achab van Israël, verloren gebieden werden terugveroverd en door een buitengewoon slimme huwelijkspolitiek raakte Achab verzwagerd met de vorsten van Tyrus en Sidon, de Feniciërs, een zeevarende natie en een handelsmacht van belang. Het gaat goed, er is geen oorlog in het land, ze worden niet bedreigd en de welvaart neemt toe. Je zou kunnen zeggen een beetje zoals in de jaren negentig van de vorige eeuw en het begin van deze eeuw. Het kon niet op. Er was geld, je kon lenen wat je maar wilde. Een kleine groep mensen, vooral het financieel kapitaal, de leiding van baken en verzekeringsmaatschappijen, verdiende onwaarschijnlijk veel geld, maar wie deed daar moeilijk over, want het ging ook de mensen op de werkvloer behoorlijk goed. Over de methodes waarmee die rijkdom werd gerealiseerd, daar had niemand het over. Laat dat maar over aan de vrije markt, die regelde zichzelf wel. Achab wist heel goed, samenwerking met de grote machthebbers, dat betekent ook meedoen met hun gewoontes. Zijn vrouw Izebel had zo haar eigen adviseurs, die wisten altijd de gaten in de wet te vinden. Niet moeilijk doen, aanpakken, was het motto. De tora, het recht van de zwakste, ja, dat is ook een standpunt maar zeker niet het enige. Wij hebben Baäls en Asjera’s, de goden die garant staan voor ons succes. En, zoals Bonhoeffer ooit schreef in de donkerste dagen van onze geschiedenis, waar de succesvolle voortgaat en resultaten realiseert, daar wordt hem zijn methode snel vergeven. Het succes maakt de geschiedenis of beter gezegd, walst over haar heen. Wie zal daar wat tegenin brengen? En dan staat daar zomaar zo’n mannetje. Elia heet hij, die naam betekent: Adonai, de Eeuwige, die is God. Door alleen maar zijn naam te noemen confronteert hij Achab met wat er mis is in zijn koninkrijk. Het recht wordt met voeten getreden, de tora, daar hebben ze aan het hof totaal geen oren naar. De rijken worden rijker en wie niet deelt in die rijkdom,… domme pech! Waar gehakt wordt vallen spaanders. Het gaat om het snelle succes, dat dit soms ten koste gaat van de lange termijn, daar moet je niet over zeuren. Zo wordt Jericho opgebouwd. Ten koste van de eerstgeborenen worden de fundamenten gelegd en ten koste van de jongste worden de muren weer opgebouwd. De ruïne, die een monument was voor de Eeuwige, die de muren liet vallen door de kracht van het geloof en de overtuiging van zijn volk, moest verdwijnen. We bouwen, we moeten groeien en dat is het enige dat telt!

Maar daar is dat mannetje, die Elia, de man met een visioen, de man die verder ziet dan de waan van de dag. Hij ziet de zaak al in elkaar storten. Hij weet nog wat er geschreven stond over de wederopbouw van Jericho. Hij weet, hier is een rode lijn overschreden. Hier moet iets gebeuren en hij waagt het erop. Hij heeft het woord van de Eeuwige gehoord, hij weet het zeker: zo kan het niet verder. En hij meldt zich bij de koning: het is uit met je welvaart, vanaf nu geen drup, dan op mijn woord. Dat wil zeggen, als je je beleid wezenlijk wijzigt. En zo wordt deze profeet een onheilsprofeet! Geen drup regen! Voor een op landbouw gebaseerde samenleving betekent dit, dat de hele economie wordt platgelegd. Maar met de macht valt niet te spotten. De macht laat niet met zich spotten. Ook die opvatting over de betekenis van het koningschap, zal Achab wel vanuit het noorden hebben geïmporteerd. Geen koning bij de gratie van God – en dat betekent niet een koning die dus aan niemand verantwoording af hoeft te leggen, maar een koning die onderworpen is aan de wetten van de Eeuwige – maar een absolute vorst, die geen tegenspraak duldt. Elia moet op de vlucht. Deze man – die als een laatste der Mohikanen de naam van Israëls God met zich meedraagt, die moet verdwijnen. Maar dat wordt in het verhaal niet genoemd als reden voor Elia’s vertrek. De machthebbers moeten niet denken dat zij de dienst uitmaken. Elia gaat omdat de Eeuwige hem dat opdraagt. Nu Jericho is herbouwd is de intocht in het land als het ware ongedaan gemaakt. Daarom wordt Elia naar de Jordaan gestuurd, daar aan de rand van het land moet hij als het volk Israël tijdens de tocht door de woestijn leven van brood en vlees dat de vogels hem brengen. Zoals de kinderen van Israël manna in de morgen en kwakkels tegen de avond kregen, zo wordt Elia verzorgd met vlees en brood door de raven. Onreine beesten, die stelen als de raven, maar hun buit bij Elia in komen leveren, omdat God dat zo beschikt heeft.

Maar na verloop van tijd valt de beek droogt en moet Elia opnieuw op pad. Nu moet hij naar Sarfat bij Sidon. Daar zal een weduwe hem verzorgen. Elia blijft buiten het land, hij gaat nu naar het gebied waar de gehate koningin Izebel, de vrouw van Achab vandaan komt. Maar de bijbelschrijver is geen racist. Hij zegt niet: al dat volk uit Sidon deugt niet. Nee hij waarschuwt tegen de invloed van Izebel, maar voert zelf haar tegenbeeld ten tonele. Er wonen ook gewone mensen in Sidon, er wonen ook arme mensen in Sidon en kennelijk is het daar, net over de grens even droog als in Israël zelf. Sidon is net als alle grote steden uit heden en verleden. Het centrum is vol pracht en praal, daar staat de rijkdom van de handel uitgestald, maar aan de randen, in de voorstadjes en de sloppenwijken, daar leven degenen die geen deel hebben aan die welvaart, die de touwtjes aan elkaar moeten knopen. De sanctie van God komt hier hard aan. Ja zo gaat het met sancties, gericht tegen een regering in Damascus of Teheran, maar zij voelen het niet of nauwelijks, het is de gewone man of vrouw in de straat die er de dupe van wordt. Gaat het ook zo in dit verhaal, gaat het in het bijbelverhaal zoals het altijd gaat? Nee, in het bijbelverhaal gaat het zoals het nooit en nergens gaat! En daarom wordt ons dit wonderlijke verhaal verteld over het laatste beetje meel in de pot en de laatste druppels olie in de kruik. De vrouw weet: dit is het einde, we bakken een laatste broodje en als dat op is, is het over. Elia geeft een ander advies: geef mij eerst iets van dat allerlaatste restje en het meel in de pot zal niet opraken en evenmin de olie in de kruik. Wie deelt wat hij heeft, is waar dat hij leeft, zegt het spreekwoord. Maar meer nog: wie doet wat de Eeuwige hem of haar heeft opgedragen die zal leven. Juist deze weduwe met haar zoontje is het criterium: als zij eraan onderdoor gaat, dan heeft het allemaal geen zin. Dan zou de straf die voor Achab is bedoeld op haar hoofd neerkomen. Daarom, ik zal het jullie maar eerlijk zeggen, ben ik zo blij dat de door Amerika bedachte strafactie tegen Syrië is uitgebleven, want dat was net waar ik bang voor was. Assad zouden niet geraakt hebben, maar vele gewone Syriërs zouden er het slachtoffer van zijn geworden. Eerst de gifgranaten van Assad op je kop en daarna nog een Cruise-missile van de Amerikanen. Tel uit je winst! Wie iets wil ondernemen tegen Assad, die zal zijn slachtoffers in bescherming moeten nemen, die zal moeten zorgen dat de Syrische luchtmacht geen bombardementsvluchten meer uit kan voeren, iedere beperkte strafmaatregel van korte duur is olie op het vuur en treft de verkeerde. De weduwe van Sarfat en haar zoontje blijven in leven en mede door hen blijft ook de profeet in leven. Daarom gaat het, hun durf wordt beloond. Wie durft vandaag de dag nog profetisch te spreken? Wie durft het erop te wagen, durft buiten de lijntjes te hinkelen, niet mee te gaan in het almachtige economische vertoog? Wie vertoont iets van de creativiteit van de econoom van de ongerechtigheid, die tenslotte geprezen wordt door zijn heer omdat hij verstandig heeft gehandeld. In de strijd om vrede en gerechtigheid is fantasie nodig en creativiteit. En vooral moed, moed om het laatste beetje dat je hebt in te zetten, zoals de weduwe van Sarfath deed, moed om je mond open te doen tegen de machthebber, zoals Elia deed. Oké, zij handelden in opdracht van hun God, zult u zeggen, maar dat is toch vooral de conclusie van de bijbelschrijver, ik denk dat zij ook met de moed der wanhoop hebben gedaan, wat zij dachten dat gedaan moest worden, wat zij dachten dat de wil van God is. We moeten niet wachten op een stem uit de hemel. We moeten luisteren naar onze innerlijke stem, ons gevoel van wat goed is en gedaan moet worden en we mogen bidden dat we daarin in die innerlijke stem of in de stem van een ander de stem van God hebben gehoord. En als we het verkeerd hebben gehoord, mogen we hopen op vergeving. Niets doen is geen optie. Dan verandert er nooit iets. Waag het erop, in liefde en verantwoordelijkheid. Ga voor vrede, bedenk wat jij kunt bijdragen aan een klein beetje meer vrede, in je huis, in de buurt, in de wereld. En praat erover met elkaar, niet alleen op deze dag en in deze vredesweek. Amen.

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.