Preek in de Inham (Amersfoort-Hoogland) op zondag 18/5/2014

Overweging tijdens de kerkdienst in de Inham op zondag 18 mei 2014 (Cantate),

gelezen werden: Deuteronomium 6, 20-25 en Johannes 14, 1-14.

Gemeente van Christus,

De tekst uit het evangelie van Johannes, die we vanmorgen hebben gelezen, zal velen van u ongetwijfeld bekend in de oren hebben geklonken. Niet omdat deze lezing zo vaak op het leesrooster staat, maar omdat deze tekst heel vaak wordt gelezen bij uitvaartdiensten. En door dat gebruik in uitvaartdiensten heeft deze tekst een heel eigen uitleg gekregen. Het huis van de Vader, zo werd in die context automatisch aangenomen, dat was natuurlijk de hemel. Jezus zou opvaren naar de hemel om daar plaats voor ons te maken en dan zou hij terugkomen om allen die in hem geloven naar de hemel te geleiden. Ik zal niet zeggen, dat deze uitleg per se fout is, maar het is wel een uitleg die ingegeven wordt door een bepaalde situatie en het is enigszins de vraag of deze tekst oorspronkelijk wel voor die situatie geschreven is. Laten we eens proberen om die context te begrijpen. Het voorafgaande dertiende hoofdstuk van het evangelie bevat het beroemde verhaal over de voetwassing, dat in de regel wordt gelezen op de Witte Donderdag en daarna begint de zogenaamde tafelrede. Het is als het ware het testament van Jezus en loopt door tot in het zeventiende hoofdstuk, waarin het wordt afgesloten met het hogepriesterlijk gebed. Direct daarna begint bij Johannes het lijdensverhaal. In deze afscheidsrede moet alles gezegd worden wat de leerlingen moeten weten, voordat hij van hun heengaat. Want – zo stond in het voorafgaande – waar hij heen gaat, daar kunnen zij hem niet volgen. Het is denk ik niet alleen tegen de leerlingen gezegd, maar het is ook wat Johannes ergens rond het jaar honderd na Christus wil zeggen tegen de eerste christelijke gemeentes, die met alle mogelijke vragen zitten en vervolgd worden door de Romeinse machthebbers, maar ook in onmin leven met de synagoge, omdat zij die niet gesteund hebben in hun grote opstand tegen het Romeinse Rijk die uit is gelopen op de ondergang van Jeruzalem en van de tweede tempel. Die vragen legt Johannes in dit gedeelte in de mond van de leerlingen, in dit geval van Thomas en Filippus.

Hoe moet dat: Jezus volgen als hij niet meer bij je is. Dat geldt natuurlijk ook voor ons. Wij kunnen hem niet meer volgen zoals zijn leerlingen hem gevolgd zijn, door met hem mee te wandelen op de weg die hij gaat. Die weg, die uiteindelijk de weg naar Jeruzalem is, de weg naar lijden en dood en verheerlijking, op die weg kunnen ook zijn leerlingen hem niet volgen, die weg moet hij alleen gaan. Hoe het dan moet met de leerlingen, met de eerste gemeente, met ons? Zij moeten elkaar liefhebben, zoals hij hun heeft liefgehad. En zij moeten de moed niet verliezen, hun hart, hun lef, moet niet bewogen worden. Ze moeten vertrouwen op God en ze moeten vertrouwen op Jezus, want – zo zegt hij dan – in het huis van mijn vader zijn vele verblijfplaatsen. Woningen vertaalde het NBG en dat gaat nog prima, maar de Nieuwe Bijbelvertaling maakt er kamers van en dan wordt het opeens heel hotel-achtig en dat moet niet, denk ik. Wat wordt er bedoeld met “het huis van de Vader”? De eerste keer dat Johannes het in zijn evangelie over het huis van de Vader heeft, is in het verhaal over de tempelreiniging en daar zegt Jezus: “Maak het huis van mijn Vader niet tot een handelshuis.”. Het huis van mijn Vader, het huis van God, dat is dus in de eerste plaats de tempel, de plaats waar God en de mensen elkaar ontmoeten. Maar – en dat leren we bij Johannes vooral in het verhaal over de Samaritaanse vrouw, waar de discussie gaat over de plaats waar je moet bidden, in de tempel van Jeruzalem of op de berg Gerizim – God wordt ook ontmoet, overal waar in geest en waarheid aanbeden wordt. Het huis van de Vader kan dus overal zijn, maar in de eerste plaats hier op aarde , waar recht en gerechtigheid gedaan wordt zoals Jezus ons voor heeft gedaan, waar we elkaar liefhebben, zoals Jezus ons heeft liefgehad. Door zijn weg, door zijn gang via lijden en dood naar heerlijkheid, bereidt Jezus die plaats voor. Zijn weg leidt naar die bewoonbare aarde, en daarop is plaats voor iedereen, maar in de eerste plaats voor alle berooiden en daklozen, die nu hopeloos en woningloos in de wereld zijn, omdat ze – als de mensenzoon – geen plek hebben om het moede hoofd neer te leggen. En daarom, langs deze weg, alleen zo, kunnen we ook de betekenis begrijpen, die de traditionele uitleg – vooral in uitvaartdiensten – aan deze tekst geeft. Wat zullen we zeggen over die tallozen, die sterven onderweg, die hun bestemming niet bereiken? Pech gehad, zand erover? Of dat ook voor hen geldt, dat in het huis van de Vader veel verblijfplaatsen zijn, dat ze geborgen zijn bij God, zoals ook Jezus zelf uiteindelijk terug zal keren naar de Vader, die hem heeft uitgezonden.

Daar gaat Jezus heen, die weg gaat Hij, dat moeten de leerlingen niet vergeten. En dat moet hen de moed geven om ook zonder Jezus verder te gaan. Waar ik heen ga, weten jullie de WEG!

Zegt Thomas: Heer we weten niet waar u heen gaat, hoe weten wij de weg? Wat heerlijk toch dat er ook mensen als Thomas aan tafel zitten. Niet alleen rotsen in de branding en onvoorwaardelijk gelovigen, maar ook mensen zoals u en ik, weifelende en twijfelende gemeenteleden, die niet alleen denken, dat ze het niet zo goed weten, maar het ook durven te zeggen. Zo wordt Jezus uitgedaagd het nog eens heel precies te zeggen, de kern van zijn evangelie te verwoorden: IK BEN DE WEG, DE WAARHEID EN HET LEVEN. Let wel: Het is niet zo, dat Thomas zo’n domme vraag stelt, dat hij geen antwoord krijgt op zijn vraag, nee, dit is de kern, dit is het antwoord bij uitstek. IK BEN… weet u het nog. “Ik zeg jullie alles voordat het gebeurt, opdat wanneer het gebeurt, jullie weten, dat ik het ben. IK BEN HET, dat is het antwoord op alle vragen. Wat is het huis van de Vader, waar moet het naar toe met Jezus en met zijn gemeente en hoe moet het allemaal in zijn werk gaan? IK BEN HET. In mij, zegt Jezus, wordt zichtbaar dat deze aarde, die een groot rovershol, een grote marktbende van vraag en aanbod, één gigantisch grote verkoopshal, waar je niets te zoeken hebt als je geen geld hebt om te besteden, is geworden, dat die aarde de plaats moest zijn, waar God en mensen elkaar zouden kunnen ontmoeten, doordat ieder het aangezicht van God zou herkennen in het aangezicht van zijn medemens. De weg naar de Vader en daarmee ook de weg naar het huis van de Vader, gaat via hem, via Jezus. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij.

U weet misschien, dat dit een zeer omstreden tekst is. Dat met name joodse mensen zich buiten­gewoon ergeren aan deze tekst, omdat die hun godsdienst en hun zelfbe­wustzijn geweld lijkt aan te doen. Ik denk dat dit met name het gevolg is van de plompe houding van de christelijke kerk door de eeuwen heen, die de botheid had om zich zelf, als plaats­vervanger van Christus, of als lichaam van Christus, simpelweg op de plaats van Chris­tus te stellen, zodat Niemand komt tot de vader dan door mij feitelijk een synoniem werd van het credo: buiten de kerk is er geen heil! Maar dat staat er niet. Er wordt gezegd, dat er buiten de Messias om, en dat is concreet in de context van deze tafelrede, buiten de dienende slaaf om, geen weg naar de vader is. De weg naar de zaligheid, die andere mensen aan hun lot over laat, deze vluchtweg wordt hier radi­caal afge­sloten: niemand komt tot de vader, indien niet door mij. God wordt niet gevonden, dan via de lijdende en stervende mens. En daarom is die lij­dende en stervende mens ook de verheerlijkte mens, omdat in hem het gezicht van God zichtbaar wordt. Of de joodse mensen gelijk hebben in hun kritiek? Ja, natuurlijk, in die zin, dat ook de Thora, niet als geheime weg naar de zaligheid is geschreven, maar als mogelijkheid om als mensen met elkaar voor het aangezicht van God te leven. Waar die weg werkelijk wordt gegaan, daar zullen wij niet zeggen, dat het een weg is buiten de Messias om, maar voor ons, die uit de volkeren, uit de heide­nen zijn, moet gelden, dat de Thora, die voor ons in eerste instantie de wet van het volk Israël is, werkelijk gestalte heeft gekregen in de Messias, in wie joden en heidenen één zijn geworden. Doordat wij hem hebben leren kennen, hebben wij begrepen wie God is. Voor ons is die “omweg” noodzakelijk, want wij hebben van nature geen begrip van een menslievende en vergevende God, bij wie de kleinste het meest in aanzien is, wij konden die God alleen leren kennen, via de gestalte van deze Messias, die zijn opperkleed aflegt, en ons allen de voeten wast, ons geschikt maakt voor de weg, die hij gaat, en die wij…later … ook moeten gaan.

Filippus zegt hem: Heer, toon ons de Vader! Het wil er niet in! Wat aanstootgevend is voor de Judeeërs, die zich erover beklagen, dat hij over God spreekt als over zijn eigen vader, is ook aanstootgevend voor de leerlingen. God en de Messias kunnen toch niet samenvallen. Er moet toch nog een andere kant van God zijn, die van de machtige, schepper en beheer­ser van heel de aarde. Laat ons die zien, toon ons die vader, een glimpje maar en het is ons genoeg. Een klein beetje garantie, een zeker weten, dat God aan onze kant staat, dat het allemaal goed komt… een beetje maar, dan is het genoeg, dan gaan we ervoor door het vuur…

Het antwoord aan Filippus is geen ander antwoord, dan het antwoord aan Thomas. Wie mij gezien heeft, heeft de vader gezien. Ik ben de waarheid, de garantie, de zekerheid, waar jij om vraagt. Hiermee moet je het doen. Hiermee moeten we het allemaal doen, deze God in mensengestalte, in de gestalte van een slaaf, daarin wordt zijn liefde uitgedrukt. God in mensen aan het werk. In eerste instantie aan het werk in deze mensen­zoon, maar wie dat ziet en herkent en vertrouwt: de werken van God, die ik doe, zal ook hij doen, en grotere. En wat jullie vragen – en dat is natuurlijk de kracht en de moed en het geloof om hierin staande te blijven, om die werken van God ook echt te doen, want dat alleen kun je werkelijk in naam van Jezus, met een beroep op hem vragen – dat zal ik doen, opdat de vader verheerlijkt zal worden in de zoon. Zo werkt de verheerlijking door van de vader, naar de zoon, naar de leerlingen, naar de gemeente, naar allen, die met hem en in hem en door hem willen werken aan de bouw van dat nieuwe vaderhuis met zijn vele verblijf­plaatsen.

De Vader en de Zoon zijn één, dat is niet een uitspraak over de goddelijkheid van Jezus. Dat zegt, dat in deze Zoon, in dit mensenkind, duidelijk wordt wie God is. Zo is hij, hij valt samen met de weg die Jezus gaat. Hij is die weg. Daarom werden christenen “mensen van de weg” genoemd, ze gaan de weg, die Jezus is gegaan, die Jezus voor hen is. Ergens hebben wij protestanten Luther en Calvijn niet goed begrepen. Wij dachten “sola fide”, door het geloof alleen, dat betekent: je hoeft alleen maar te geloven, wat je doet dat doet er niet toe. Maar een weg is er om te gaan. Zo is hij de waarheid, en u moet dat woord waarheid begrijpen als het Hebreeuwse woord Emeth, waar ons woord Amen van is afgeleid. Zo is het! Hij is het zelf. Hij is de waarheid wil zeggen: gaande op die weg, op zijn weg, in navolging van Hem, raak je ervan overtuigd: dit is de weg, die ik moet gaan in mijn leven. Hij zelf is het leven. Ik leef in Hem, hij heeft voor mij zichtbaar en voelbaar gemaakt, wat leven is, een leven niet ten koste, maar in dienst van mijn medemens, een leven in liefde en trouw. Dat is leven, dat is waarheid dat is de weg naar het huis van de Vader, naar de bewoonbare aarde. Het menselijke huis dat we met elkaar bouwen op de aarde en daarom ook dat andere hemelse Vaderhuis, dat is de goddelijke garantie dat niemand uit de boot zal vallen. Dat gaat allebei over het wonder, waarvan Jezus de weg de waarheid en het leven is. Dat is het wonder ook van de gemeente, waarvan ieder zal zeggen: ziet, hoe ze elkaar liefhebben, die de inspiratie van de Vader en de Zoon beleeft in de eigen spiritualiteit en doorgeeft en zichtbaar maakt in concrete daden. Dat wonder, dat het wonder van Pasen en Pinksteren tegelijk is, dat is het wonder waarover we op deze zondag cantate niet uitgezongen raken. Amen.

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.