Preek in de Zendingskerk (Ermelo) 27/9/2015

Preek in de Zendingskerk te Ermelo 27/9/2015

Gemeente van Christus,

Zo gingen die twee tezamen! Het wordt in één van de meest dramatische verhalen van het Eerste Testament gezegd als Abraham en zijn zoon Izaäk op weg gaan naar de berg Moria, waar Abraham meent, dat hij zijn zoon moet offeren. Hier horen we het opnieuw! Zo gingen die twee tezamen. Nu zijn het Elia en Elisa. Tot driemaal toe heeft Elia geprobeerd Elisa ertoe te bewegen achter te blijven: eerst als hij naar Bethel gaat, dan als hij naar Jericho gaat en tenslotte als hij naar de Jordaan gaat. Tot driemaal toe heeft Elisa hetzelfde antwoord gegeven: zo waar de Heere leeft en zowaar gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Elia gaat de omgekeerde weg van het volk, terug naar af. Hij vertrekt vanuit Gilgal. Gilgal is de plaats waar Jozua het land heeft verdeeld onder de stammen, Gilgal is ook de plaats waar het volk aan Samuël vraagt om een koning, zoals alle andere volken hebben. Gilgal is de start van het wonen van het volk in het land, het is ook het begin van de neergang. Vanuit Gilgal gaat hij naar Bethel, waar Abraham zijn eerste altaar bouwde, waar Jacob de ladder naar de hemel zag. Abraham toen hij het land binnenkwam, Jacob toen hij op de vlucht voor zijn broer Ezau het land ging verlaten. Vandaar naar Jericho, de stad waarvan de muren waren ingestort bij de intocht van het volk in het land Kanaän en vandaar gaat het naar de Jordaan. Als je die Jordaan overtrekt, dan ga je weg uit het land, dan kom je in de woestijn. Het lijkt een beetje – ik weet niet helemaal zeker of dat verhaal hier twee weken geleden ook aan de orde was – op de eerdere tocht van Elia. Dan is hij nog alleen en ten dode toe bedroefd. Hij is gevlucht voor Izebel en trekt de woestijn in en zegt dan: Het is genoeg Heer, neem mijn ziel maar, want ik ben niet beter dan mijn vaderen. Toen mocht Elia niet, hem stond nog wat te doen. Het was zijn roeping als profeet om een beslissende wending aan de geschiedenis te geven. Daartoe moest hij Benhadad zalven tot koning over Syrië en Jehu tot de nieuwe koning over Israël en tenslotte moest hij Elisa zalven als profeet in zijn plaats. Het is niet goed als een mens alleen is, het is ook niet goed als een profeet alleen is. En ook het allergrootste en belangrijkste werk kent zijn grenzen. Elia hoeft niet alles alleen te doen en hij hoeft het ook niet eindeloos te blijven doen. Toen Elia het vroeg wilde de Heer zijn ziel niet nemen, nu zal hij Elia met lichaam en ziel opnemen. En dat is geen geheim en geen verrassing. Zonder dat het hem door de Eeuwige of door Elia gezegd is weet Elisa het en hij niet alleen al de profeten in het land blijken het ook te weten. Alsof ze, zoals bij hedendaagse uitvaarten van prominenten gebruik lijkt te worden, als supporters langs de weg staan om hem te begeleiden op zijn laatste tocht. Weet je het al, de Heer gaat Elia wegnemen! Toen Elia meende dat hij de enige profeet was die overgebleven was na de slachting door Izebel, was hij getroost met de mededeling dat er nog zevenduizend over waren die hun knie niet hadden gebogen voor de Baäl. Nu wachten ze hem op: de profeten in Bethel en de profeten in Jericho en vijftig van hen zullen meetrekken naar de Jordaan. De rabbijnen zeggen: zolang Elia er is, is er profetie in Israël. Zijn inspiratie is zo groot dat overal geprofeteerd wordt. Zij weten hoe groot Elia is. Hoe groot? Ja, zo groot als Mozes, wiens lichaam nooit is teruggevonden, maar die door God zelf was begraven in de woestijn. Daarom weten ze: Elia kan niet sterven als ieder mensenkind, Elia wordt weggenomen, zoals over Henoch wordt verteld: hij wandelde met God en hij was niet meer. Elisa weet het ook en zo gaan die twee tezamen. Daar staan ze aan de oever van de Jordaan, zoals Mozes ooit aan de oever van de Schelfzee heeft gestaan. Mozes hief zijn staf, sloeg op het water en het water ging naar links en naar rechts en het volk trok er droogvoets door. De Jordaan is geen Schelfzee. Wie wel eens in Israël is geweest, weet dat er plekken zijn waar je er bijna overheen kunt springen en dat er in het droge seizoen vrijwel geen water in staat. Daarom gaat het niet, we moeten dat beeld zien van Elia die daar staat als Mozes bij de Schelfzee of als Jozua toen hij met het volk door de Jordaan het land binnentrok. Hij zal ongetwijfeld ook als Mozes een staf bij zich hebben gehad, maar wat hij hier moet doen, moet hij met zijn mantel doen. Met de profetenmantel, met de kracht van de profetie. Met de mantel, die hij Elisa om de schouders heeft geworpen toen hij hem riep als zijn opvolger. Hij vouwt de mantel dubbel, vertaalde het NBV. Dat is wat ongelukkig. Je moet eigenlijk zeggen: hij rolde de mantel op, hij maakt er als het ware een rol, een stok van en slaat met zijn profetenmantel op het water, zoals Mozes, de herder van Israël het met zijn staf deed. En dan, als ze aan de overkant zijn, vraagt Elia aan Elisa, van wie hij nu weet en geaccepteerd heeft dat hij hem niet zal verlaten, wat zal ik voor je doen. En Elia vraagt een dubbel deel van zijn geest. Dat moeten we goed begrijpen. Elisa heeft geen grootheidswaan , hij vraagt niet om twee keer zo groot te zijn als Elia. Elia zal voor altijd de grootste profeet zijn, dat weet Elisa en dat weten alle profeten, daarom weten ze ook van zijn tenhemelopneming. Maar de geest van Elia, dat is de geest van de profetie in Israël. Die geest moet overgaan op de andere profeten. Zoals een vader volgens de tora aan zijn oudste zoon een eerstelings-dubbeldeel geeft, zo vraagt Elisa een dubbel kindsdeel, hij vraagt om werkelijk de opvolger van Elia te mogen zijn. En Elia weet, dat is niet aan hem om te geven. Het doet denken aan de vraag van de moeder van de zonen van Zebedeus, of haar kinderen mogen zitten ter rechter en ter linkerhand in het Koninkrijk. Zoals Jezus haar zegt, dat het niet aan hem is daarover te beslissen, zegt Elia dat ook. Maar als de Eeuwige hem getuige laat zijn van de opneming van Elia, dan mag hij dat zien als het bewijs dat het hem geschonken is. En dan gebeurt het. “Terwijl ze liepen te praten”, vertaalt het NBV veel te plat. Terwijl ze zo gingen en spraken. Ze hadden niet een babbeltje met elkaar. Ze gaan en spreken, zoals een leraar en een leerling dat doen. Zo blijft de tora levend in het land, doordat er mensen zijn die al gaande de tora overdenken en erover spreken met elkaar en zo tot nieuwe inzichten komen. Zou dat niet het beeld kunnen zijn geweest dat de evangelist Lucas voor ogen had als hij ons het verhaal van de Emmaüsgangers schildert. Die twee die daar samen gaan en spreken over de Schrift en hoe ze vandaaruit de werkelijkheid van hun dagen moeten begrijpen en dan opeens is Jezus bij hen en wordt hun de Schrift uitgelegd. Zo gaan die beiden, Elia en Elisa, tezamen en spreken over wat het ten diepste beweegt en opeens zijn daar paarden en wagens van vuur. Henoch wandelde met God en hij was niet meer. Elia sprak met Elisa en de Heer neemt hem weg. De wagens zijn strijdwagens, zij symboliseren de bevrijdende macht van de Eeuwige, zij maken duidelijk dat Elia de goede strijd heeft gestreden, de strijd tegen de afgoden, de Baäls, de Molochs en de Mammons van zijn tijd. Achab, de zoon van Omri, volgens de seculiere geschiedeniswetenschap de belangrijkste van de koningen van Israël, had via Izebel het systeem van Tyrus en Sidon ingevoerd in Israël, Israël moest als Tyrus en Sidon mee in de vaart der volkeren, een belangrijke handelsnatie worden. Het moest geloven in de macht van het geld, de nieuwe centraal vanuit het paleis geleide economie, waaraan iedereen ondergeschikt werd gemaakt. Niet meer de man op zijn akker en de Israëliet onder zijn vijgenboom als Naboth, maar het absolute koningschap als van de volkeren. De geest van de profetie, het woord van de tora, dat daarmee volstrekt strijdig was, moest worden uitgeroeid uit Israël. Maar Elia heeft zijn ziel niet verkocht en is daarom voor altijd de profeet der profeten. Vader, vader, strijdwagen van Israël en ruiterij. Elisa heeft het niet alleen gezien, hij heeft het ook begrepen, dat is wat hem in dat grootse visioen van vurige wagens en paarden getoond is. Dat, de profetie, dat is de kracht van Israël! Als Martin Buber in 1938 door Professor Gerardus van der Leeuw, de latere minister van onderwijs, die dan nog hoogleraar in Groningen is, gevraagd wordt om voor zijn grote boekwerk over de godsdiensten der wereld een bijdrage te schrijven over de godsdienst van Israël, schrijft Buber een uitvoerig, voor die studie te uitvoerig verhaal. En hij noemt het niet: de godsdienst van Israël, maar hij noemt het: Het geloof der profeten. De godsdienst van Israël is het geloof van de profeten. De tora is de kern, maar wat blijft er van die kern als er geen mensen zijn die hem steeds weer actualiseren en inbrengen in de concrete geschiedenis van het moment? Zal er na Elia nog profetie zijn in Israël, wat blijft er van hem over? Die mantel, die Elisa opneemt. De profetenmantel, het symbool van de profetie in Israël. Elisa gaat terug naar de Jordaan, hij gaat het land weer binnen. Hij slaat met de mantel op het water en roept: Waar is de Eeuwige, de God van Elia. Zo bewijst hij Elia de hoogste eer. De God van Mozes, de god van Abraham, Isaak en Jacob is ook de god van Elia, is de god van de profeten.

Wat is een profeet eigenlijk voor een mens, vraagt Abraham Jehoschua Heschel, geestverwant van Buber en één van de belangrijkste vertegenwoordigers van het Jodendom van de vorige eeuw in zijn grote boek, De profeten, dat recent ook in het Nederlands werd vertaald. Wat is een profeet voor een mens? Een profeet spreekt het woord van God, denken wij onmiddellijk, en dan wordt de profeet een soort spreekbuis of erger nog een buikspreekpop, iemand die alleen iets doorgeeft wat een ander zegt. Heschel zegt: een profeet deelt in het pathos, in de bewogenheid van God. Zoals God van de mensen houdt, maar soms ook ongelooflijk kwaad op ze kan zijn om wat ze ervan maken in de wereld, zo houdt de profeet van de mensen en wil ze helpen en troosten, maar ook kan hij geweldig tegen ze tekeer gaan. De wereld kan niet zonder profeten. Heschel zelf, die meeliep in de marsen van Martin Luther King, was zo’n profeet. Elke generatie heeft zijn profeten, al zullen we pas achteraf tegen elkaar zeggen: ja werkelijk, dat was een profetisch woord. Ik noem Heschel en King, maar ik weet helemaal niet of de profeten van onze tijd uit jodendom of christendom komen. Wie niet tegen ons is, is voor ons, zegt Jezus in het evangeliegedeelte dat we ook lazen. De vraag is of wij het zullen herkennen, of we ons nog niet zover hebben overgeleverd aan de goden van de economie, van de geldzucht en de consumptiedrang, aan de Baäls van onze tijd, dat we een profetisch woord niet eens meer herkennen. Een profeet is iemand die, bewust of onbewust, aanvoelt wat God van onze wereld zou vinden en die het waagt om dat te zeggen tegen elke denkbare stroom in. Amen.

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.