Preek in de Nieuwendammerkerk 8/5/2016

Preek in de Nieuwendammerkerk op zondag 8 mei 2016 (zondag Exaudi)

Gelezen werd: Openbaring 22, 12-21 en Johannes 14, 15-21

Gemeente van onze Heer,

Deze zondag is de zondag, die we het weeskind noemen. De zondag heeft ook nog een latijnse naam: Exaudi, Hoor! En dat komt uit het zevende vers van Psalm 27, de psalm van deze zondag: Hoor, Here, hoe ik luide roep, wees mij genadig en antwoord mij. Midden in dat lied dat spreekt van Godsvertrouwen, is er opeens die uitroep. Hoor me, Heer, laat me niet in de steek. En zo geeft ook die naam de sfeer van de zondag aan. Maar tegelijk moeten we natuurlijk wel bedenken: liturgie en ook kerkelijk jaar is een afspraak en een spel, een belangrijke afspraak en een heilig spel, maar afspraak en spel. We hebben de thema’s verdeeld over het jaar. We volgen de gang van het leven van Jezus van Kerst tot Pasen en vieren in de Paastijd zijn opstanding tot aan de Hemel­vaart en dan is er die ene zondag dat we ons van God en Jezus verlaten voelen, dat we ons als weeskinderen voelen maar daarna komt gelukkig de Heilige Geest. Als ik het zo vertel, hoort u het al: dat is veel te schematisch, zo werkt dat niet. Iedere zondag is dag des Heren, dag van de opstanding en ook op iedere zondag hebben we met elkaar zo vaak de behoefte om het uit te schreeuwen, omdat er zulke verschrikkelijke dingen gebeuren in de wereld – we denken aan Syrië, we maken ons zorgen dat een racist als Trump de opvolger zou kunnen worden van de eerste zwarte president van Amerika- en nergens zien we ook maar het geringste bewijs voor Gods aanwezigheid in de wereld. Iedere zondag is ook een zondag van uitkijken, van verwachting, speurend naar de tekenen van de tijd. Bij elkaar in smeken en in bidden: Heer komt in deze tijd, uw heerschappij….. Want we hebben het zo nodig! En ook kan iedere zondag er een zijn, waarop we met elkaar een sprankje licht zien, soms, heel even en dan is het weer weg. Het kerkelijk jaar en de zondagse liturgie zet al die gevoelens in een schema, zorgt ervoor dat door het jaar heen alle thema’s aan bod komen, maar kan natuurlijk daarmee ons geloofsleven niet vastleggen, maar soms ons denken en ons spreken enige richting geven. Zondag “het weeskind”, zondag van angst en zorgen, maar ook zondag van verwachting, verwachting van het feest, verwachting van de Geest.

Kijken we eerst naar het korte fragment uit het Johannes-evangelie, dat we hebben gele­zen: Het maakt deel uit van de tafelrede van Johannes; het zijn de afscheidswoorden van Jezus. Het zijn troostende woorden. Woorden van een grote eenvoud, als het erom gaat te omschrijven wat God van ons verwacht: God liefhebben en zijn gebo­den bewaren. Daarom gaat het! Daarom gaat het als Jezus bij ons is en daarom gaat het ook als Jezus niet bij ons is. Ja, als je je daar aan houdt zal het zelfs in de tijd dat Jezus niet bij ons is, zijn alsof hij nog wel bij ons is. Op een andere manier, in een andere gedaante, in de gedaante van de Heilige Geest, de geest der waarheid, die hier nadrukkelijk de Trooster wordt genoemd. De wereld ziet het niet, de wereld ziet die Geest niet en ziet ook de aanwezig­heid van Jezus niet. En dan draait Jezus zijn eerste woord om: hij begon met te zeggen: Wanneer gij mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren. En hij eindigt met te zeggen: Wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het die mij liefheeft. En wie hem liefhebben, die zien hem ook als aanwe­zig in hun midden. Het gebod, dat bewaard moet worden, is het gebod van de liefde. Het lijkt erop, alsof Johannes de wereld opdeelt in tweeën, in wij en zij (wij van het ware geloof en zij, die van niets weten, de kerk en de wereld, de kinderen van het licht en de kinderen van de duisternis), maar als we heel goed luisteren, dan klopt dat maar ten dele. Het klopt, dat er een eindeloos verschil is tussen degenen die hem liefhebben en degenen die dat niet doen. Maar dat is geen opdeling in wij en zij. Dat is een praktische handreiking voor het leven in de wereld. De liefde wordt het criterium: Wie dat als uitgangspunt neemt, die houdt zich aan het gebod en leeft met Jezus. Het is alsof we Paulus horen zeggen: deze drie, geloof, hoop en liefde, maar het meeste van die drie is de liefde. De praktijk gaat voorop. Als het geloof voorop gaat dan wordt het wij en zij, die wel geloven en die niet geloven, als de liefde voorop gaat, dan kijken we naar de wereld met heel haar wel en wee en natuurlijk dan schrikken we ons wezenloos over het schandalige gebrek aan liefde. Het is al weer een tijdje geleden – maar het is me bijgebleven – dat ik in een Amsterdams kerkblad de bijdrage las van een goedwillende ouderling over wat zij beschouwde als het grote verschil tussen de Islam en het Christendom: In de Islam ging het, zo schreef ze, om een God die absolute gehoorzaamheid eiste, maar in het christendom ging het over een God die zijn liefde had getoond door het zenden van zijn zoon. Ik noemde haar een goedwillende ouderling en ik ben er volstrekt van overtuigd, dat zij meende een bemoedigend woord te schrijven dat volledig in overeen­stemming was met de kern van het geloof zoals haar was geleerd. En toch is het eigenlijk treurig als wij de liefde van God vertalen in een schema waarin wij bij God en de liefde horen en zij, de anderen bij het strakke regime, de gehoorzaamheid, de terreur. Zou die Mevrouw ooit de moeite hebben genomen om ook maar iets van de Koran te lezen? Ze had hem alleen maar open hoeven te slaan om te zien, hoe ieder hoofd­stuk begint met: in de naam van Allah, de barmhartige Erbarmer. Wij belijden de liefde van onze God, maar die wordt niet groter door anderen te kleineren, eerder het tegendeel zou ik denken. Ik wil het hebben over de liefde en het bewaren van de gebo­den, zoals dat in ons Schriftgedeelte wordt geformuleerd. Als het christendom de moeite van het verdedigen waard is, dan is het toch alleen daarom, omdat we in Jezus Christus het Woord van de liefhebben­de God hebben ge­hoord. Als we ons aan die liefde niet vast willen hou­den, als we onze superioriteit moeten bewijzen, dan is ook ons hele chris­tendom leeg geworden. Waar wordt de Geest van de waarheid gezien? Waar worden de geesten onderscheiden en kunnen we zicht krijgen op wat goed en kwaad is? Toch alleen daar, waar de liefde voor God en dus ook de liefde voor onze medemensen het uitgangs­punt is. De Trooster komt, dat mag vandaag na de evangelie-lezing als een bazuinstoot uitgeroepen worden, maar die Trooster wordt alleen ervaren, waar liefde woont. Wij hebben daar zeker het monopolie niet op.

Tenslotte een paar woorden over dat prachtige slot van het boek Openba­ring. Johannes droomt zijn droom op het eiland Patmos. Het is een droom, waarin de liefde het uiteindelijk overwint van alle leugen en liefdeloosheid. De zachte krachten van het geslachte lam zullen zegevieren over alle leeuwen en beren, die over de geschiedenis heen walsen alsof het hun eigendom is. Aan het begin van zijn boek had Johannes gezegd: Openbaring van Jezus Christus, maar die naam waren we verder niet meer tegengekomen. Alsof Jezus, als het Lam Gods, volkomen één was geworden met al die miljoenen en miljoenen van wie het bloed was vergoten in de dienst van het Beest. Zij die uit de grote verdrukking kwamen, zij die gedrenkt waren in het bloed, zij mochten centraal staan, zij waren de gasten op de bruiloft van het Lam. En dan, helemaal aan het eind van zijn boek, verschijnt Jezus zelf in de droom van Johannes sprekend: Zie, ik kom spoedig en mijn loon is bij mij, om een ieder te vergelden naar dat zijn werk is. Ik ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde. We kennen die woorden allemaal, al zullen we niet altijd beseft hebben dat ze afkomstig zijn uit het boek Openbaring. Het zijn de woorden die we spreken aan het graf of op het crematorium. Het zijn de uiterste woorden, de woorden die we zeggen als alles al gezegd is, als we onze geliefden overgeven in de handen van de Eeuwige. Het zijn grote woorden en het zijn woorden, waarvan we klein worden, niet klein in de zin van kleingehouden en onderdanig, maar klein in het aangezicht van het eindeloze mysterie van het leven en van de wereld. Waar we niets anders meer kunnen doen dan ons geloof belijden en onze hoop verwoorden. Onze hoop, dat deze wereld gedragen wordt, dat Hij aan het begin en aan het einde zal staan. Dat alles wat wij hebben gedaan in die korte tijd tussen wieg en graf, ook als die tijd voor ons beleven misschien wel te kort is geweest, dat het betekenis heeft gehad in het licht van de eeuwigheid. En die betekenis is maar met een woord aan te duiden: liefde. Al het andere valt weg, alleen dat ene blijft, de liefde die we hebben gegeven en hebben ontvangen, dat we er zijn geweest voor anderen. En daarom geloven wij, dat aan het einde die Ene staat, die in alles alleen maar liefde is geweest. En de Geest en de bruid zeggen: Kom. En wie dorst heeft kome, en wie wil, neme het water des levens om niet. Maranatha, kom, Here Jezus, kom haastig. Amen, kom, Here Jezus. Het is een prachtig slot van een ontroerend boek. En toch is het nog niet het laatste woord van de bijbel. Want u weet mis­schien dat de Openbaring van Johannes is geschreven als een brief aan de gemeente. En alle brieven van Paulus en Petrus en Johannes sluiten met een groet. En steeds luidt die groet: de genade van onze Heer Jezus Christus, of de vrede van onze Heer Jezus Christus, of de Geest van onze Heer Jezus Christus, zij met ulieden, of zij met u allen. En zo sprak ik ook de vredes­groet als bemoediging uit aan het begin van deze kerkdienst: “Genade zij u en vrede”. Maar als Johannes zijn Openbaring afsluit, het boek dat later zal worden gerang­schikt als het laatste boek van de bijbel, dan zegt hij: De genade van de Here Jezus zij met allen. En natuurlijk waren er vrome overschrij­vers die dachten Johannes is een woord vergeten in die zin. Dus hebben sommige ingevoegd: zij met u allen en anderen hebben ervan gemaakt: zij met alle heiligen. Maar het principe zegt dat de meest onwaarschijnlijke lezing waarschijnlijk de meest juiste is, omdat overschrijvers het in de regel waarschijnlijker en normaler willen maken. Dus het staat er echt: De genade van de Here Jezus zij met allen! Daar op die plek, als het laatste woord van de bijbel klinkt, als onze ogen gericht zijn op Jezus, die ons tegemoet komt en zegt dat hij spoedig komt, juist daar mag het geen wij-zij worden, daar hebben wij allen, alle mensen, de hele wereld op het oog. Heel de schepping kreunt en is als in barenswee omdat zij uitziet naar het openbaar worden van de kinderen Gods. Heel de schepping beleeft zich vandaag als een weeskind, van God en mens verlaten in deze vaak zo liefdeloze wereld, en heel die Schepping ziet uit naar de komst van de Heilige Geest, de geest van de waarheid, de geest van de liefde en daarom ook de geest van Jezus Christus. Kom, Schepper Geest, maak ons nieuw, laat ons niet als wezen achter, doortintel ons met uw vuur, verwarm ons met uw liefde. Kom Here Jezus, kom. Amen.

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.