Preek in de Nieuwendammerkerk 25/6/2017

Preek in de Nieuwendammerkerk op zondag 25 juni 2017. Gelezen werd:

Jer. 20, 7-13 en Matth. 10, 16-33

Lieve gemeente,

“Zie ik zend u als schapen onder de wolven”. Over deze tekst heb ik één keer eerder gepreekt. Maak u geen zorgen, u krijgt geen oude preek, maar een nieuw verhaal. Maar die eerste keer zal ik niet licht vergeten. Het is ruim vijfentwintig jaar geleden en het was de doop van Jonathan. Jonathan was toen al bijna anderhalf en een paar maanden jonger dan onze jongste dochter Annelies. Maar waar Annelies toen al vrolijk rondhuppelde, kon Jonathan niet overeind komen en moest zelfs met zitten ondersteund worden. Wat toen al gevreesd werd is waar geworden, Jonathan bleek een ernstige en verergerende vorm van spierdystrofie te hebben. Een paar weken geleden waren we aanwezig bij zijn uitvaart, want inderdaad het hart is ook een spier en die had het opgegeven. Als ik in de afgelopen jaren de tekst over de schapen en de wolven tegenkwam, moest ik altijd denken aan Jonathan, in mijn hoofd ‘het schaapje Jonathan’, een ongelooflijk kwetsbaar mensenkind in een harde wereld. Maar, en dat is de reden dat ik u dit vanmorgen wil vertellen, Jonathan beschikte over een goed verstand en een grote dosis humor. Een aantal jaren voor zijn dood verbaasde hij zijn ouders met de mededeling dat hij een tattoo wilde op zijn onderarm. Op de tattoo stond een hart en de tekst ‘Amor fati’, liefde voor het noodlot. Hij wilde geen slachtoffer zijn, hij wilde zijn lot met liefde omarmen en er het beste van maken. Op het eind van zijn leven moest in een aangepaste rolstoel niet alleen zijn  hoofd ondersteund worden, maar moest hij ook beademd worden, maar hij gaf niet op. Een eerste master had hij al gehaald, maar omdat beroepsperspectief er niet in zat, was hij een tweede, communicatiewetenschappen, begonnen. Bij zijn uitvaart was de grote zaal van Westgaarde afgeladen vol met mensen met en zonder rolstoel, want Jonathan had iets betekend in zijn korte leven.

Natuurlijk, wij zijn geen van allen zo kwetsbaar en weerloos als Jonathan, maar ook wij leven in een wereld van schapen en wolven, van eten en gegeten worden. En als volgelingen van Jezus hebben we geen keuze aan welke kant we staan. Het is ons niet toegestaan te denken ‘dan maar liever wolf’, we zijn gezonden als schapen onder de wolven. In de Talmud wordt overgeleverd, dat Hadrianus rond het jaar 90 tegen Rabbi Jehoshua gezegd zou hebben: ‘Het is toch iets groots dat het schaap (dat wil zeggen Israël) te midden van zeventig wolven (dat zijn de volkeren) blijft bestaan’, maar Rabbi Johoshua antwoordt: ‘Groot is de herder die het redt en bewaart en beschermt tegen de wolven’. Of ook Jezus, die misschien door zijn leerlingen ook wel als Rabbi Jehoshua werd aangesproken, deze overlevering kende, weet ik niet, maar dat hij zijn leerlingen de wereld instuurt met een soortgelijke boodschap als waarmee God zijn uitverkoren volk Israël in de wereld heeft gezonden, lijkt voor de hand te liggen. Die opdracht was niet om gewapenderhand de hele wereld voor het christendom te winnen, zoals in de eerste eeuwen van onze jaartelling en tijdens de kruistochten is gebeurd. Dat was de omgekeerde wereld, alsof de volgelingen van Jezus als wolven onder de schapen waren gezonden. Nee, zij zouden het voorbeeld van Jezus uit moeten dragen, die zich niet geweerd heeft toen hij als onschuldig schaap naar de slachtbank werd geleid. Maar hoe doe je dat: leven als schapen te midden van de wolven, maak je dan ook maar enige kans om het te overleven? Homo hominem lupus est, zegt een Latijns spreekwoord en dat betekent: de mens is voor zijn medemens een wolf en wij spreken over de wet van de jungle. Het evangelie van de hebzucht, zoals dat niet alleen in Amerika wordt gepredikt en door Trump en zijn aanhangers wordt gepraktiseerd, is ook in Europa en in ons eigen land niet vreemd. Hebben en houden is het devies en dus moeten we onze grenzen dichthouden voor gelukzoekers die mee willen profiteren van onze rijkdom. Horen we als Europa bij de schapen of bij de wolven? Hebben we keus, kunnen we als schapen leven? Wees dan voorzichtig als de slangen en oprecht als de duiven. Dat lijkt nogal een dubbele boodschap. Voorzichtig als de slangen, dat snappen we wel, als je in een gevaarlijke wereld leeft moet je oppassen, niet bij vreemde mannen in de auto stappen, niemand zomaar vertrouwen of zoals een Nederlandse admiraal gezegd schijnt te hebben: vertrouw op God, maar houdt uw kruit droog. Maar: oprecht, argeloos, onschuldig als de duiven, dat is heel iets anders. Er staat ‘en’ tussen het één en het ander, we moeten het dus allebei zijn èn voorzichtig, verstandig, slim als de slangen, èn oprecht, argeloos, onschuldig als de duiven. Als ik dat probeer te begrijpen, dan denk ik dat Jezus zijn leerlingen uitstuurt met de herinnering aan de Bergrede, die ook praktische wijsheid voor onderweg wil zijn. Sla niet terug (dan leg je het toch af) en als iemand je één mijl mee wil laten gaan, ga vrijwillig twee. Dat is: stel in de wereld van de wolven een ander voorbeeld, nee, wij slaan niet terug, we houden u liever de andere wang voor, zodat u nog eens na moet denken of u terecht geslagen hebt en nog een keer zou willen slaan. Het verhaal gaat over een zwarte man, in het zuiden van de Verenigde Staten, die in een restaurant aan een tafel gaat zitten, maar niet bediend wordt. Na enige tijd staat hij op en roept de ober, de blanke ober loopt op hem toe en slaat hem voluit in het gezicht en zegt hem op te krassen. De zwarte man komt overeind gaat weer zitten en roept de ober opnieuw, die slaat hem opnieuw in het gezicht. Dan staat de zwarte man op en zegt, iedereen heeft gezien dat u de sterkste bent, misschien wilt u me nu uitleggen, waarom u mij niet bedient. Beduusd besluit de ober de man te bedienen. Zou het zoiets zijn, slim als de slangen en argeloos als de duiven?

Er is nog een tweede punt, dat in de rest van de tekst uitvoerig aan de orde komt: deze andere manier van leven, je kwetsbaar opstellen, heet dat tegenwoordig –  maar dan ben ik altijd bang, dat het een truc is in de trant van, ‘zeg maar nee, dan krijg je er twee’  –  het is vooral ook een zaak van de lange adem. Het leven als schapen onder de wolven, heeft ook iets van het uithouden, het is iets van de druppel die op den duur de harde steen uit zal hollen. ‘Wie volhardt tot het einde, die zal zalig worden’, hebben we gelezen. Het was de tekst die mijn vader in 1973 voorin het toen net uitgekomen Liedboek voor de Kerken schreef, dat hij mij cadeau gaf ter gelegenheid van mijn  belijdenis. Wat is hier volharden? Het moet meer zijn dan overleven, het is – en ik durf echt niet te zeggen dat ik dat altijd heb waargemaakt – dat je door alles heen schaap bent gebleven, dat je niet ergens in de loop van je leven stilletjes bent overgelopen naar de wolven. Volharding is navolging. Ooit schreef ik in mijn boekje over Bonhoeffer: “navolging is meer dan geloof alleen”. Dit najaar vieren we vijfhonderd jaar Reformatie, vijfhonderd jaar na Luthers stellingen aan de kerkmuur van Wittenberg. Sola fide, door het geloof alleen! Toen Luther het zei en schreef, was dat wat er gezegd en geschreven moest worden. Gerechtvaardigd wordt een mens niet door de vrome werken die hij verricht of door de aflaten die hij koopt of door grote giften aan de kerk, maar door het geloof, dat is dat hij er vertrouwen in heeft, dat hij het waagt als schaap onder de wolven te leven, omdat hij gehoord heeft van dat grote visioen, die andere wereld, waar het lam zal liggen naast de leeuw en het schaap naast de wolf. Toen was dat wat er gezegd moest worden, want de kerk van Luthers dagen werd vergiftigd door geldzucht en machtshonger. Maar als we nu, in een hele andere tijd waarin al lang geen aflaten meer verkocht worden, zeggen: niet door de werken maar door het geloof alleen, dan kan dat zomaar begrepen worden als: wat je doet, doet er niet toe, het gaat er alleen maar om wat je gelooft. En onze moderne maatschappij vindt dat prachtig. ‘Geloof is voor achter de voordeur, geen politiek op de kansel, geloof is privé-zaak, daar hoort de maatschappij niets van te merken en vooral geen last van te hebben’. Maar dat is geen geloof en het is zeker geen navolging. Navolging is de wereld ingaan, je durven te verdedigen – met woorden dan natuurlijk en niet met wapens – tegenover rechtbanken en stadhouders, als een schaap onder de wolven, als een schaap van de grote herder Jezus, die ons is voorgegaan op de weg van de gerechtigheid, die ons heeft geleerd de moord meer te vrezen dan de eigen dood en de ander voortreffelijker te achten dan onszelf. Die weg van de navolging gaan en er met elkaar over praten, hoe we die ook met elkaar het beste kunnen gaan, dat is volharding, dat is geloof, dat maakt ons zalig, dat maakt ons gelukkige mensen, die zich met een goed geweten toe durven te vertrouwen aan de God, die een zwak heeft voor het zwakke, de mus op het dak, het vluchtelingenkind op zee. Ja, ik weet wat u denkt, ik denk het zelf ook: er vallen wèl musjes van het dak, schaapje Jonathan is niet oud geworden en iedere dag verdrinken er vluchtelingenkinderen in de Middellandse Zee. Want ook dat weten we: God is niet een grote tovenaar die ons voor alle ellende bewaart en ons redt uit alle gevaren. Maar God is wel de God van de Bijbel en van de tora, de onderwijzing ten leven. Hij wijst ons – en Jezus doet dat als plaatsbekleder van God evenzeer – op de mogelijkheid van een andere, een verantwoordelijke manier van leven, waarbij het kleine en zwakke meer kansen heeft en daarop slaat die beeldspraak van God, die onze haren geteld heeft en geen musje ter aarde laat vallen. Argeloos als de duiven betekent niet dat u alles maar voor zoete koek moet slikken, ook slim als de slangen, ook nadenken, proberen te begrijpen wat er bedoeld wordt. Dat hoort allemaal bij die navolging. Schaamt u dan niet een schaap te zijn te midden van de wolven. Amen.

 

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.