Preek in de Nieuwendammerkerk 26/11/2017

Preek in de Nieuwendammerkerk op zondag 26 november 2017

Gelezen werd: Daniël 12, 1-4 en  Mattheus 24, 14-35 Voor kinderen werd het verhaal van Toon Tellegen uit “Iedereen kon omvallen” gelezen.

Lieve Gemeente,

Dat is een goede vraag, die Toon Tellegen de mier laat stellen: “Zijn wij ooit afgelopen”. Volwassen mensen kennen het antwoord: ja, wij, of althans onze levens zijn ooit afgelopen. Daar staan we vandaag bij stil. Maar er zit misschien nog een vraag achter: Is het ooit afgelopen met de mens als soort of met de wereld in zijn geheel? Op die vraag is het antwoord veel moeilijker. Er zijn ooit mensen geweest, die dachten dat we maar beter met een clubje naar Mars konden gaan, want stel de aarde zou – misschien wel door de inslag van een gigantische meteoriet – ten onder gaan, dan zou er toch nog wat mensheid overleven. En er was een tijd dat mensen heel zeker wisten, niet alleen dat de aarde ten einde zou gaan, maar ook dat dit op een hele korte termijn zou gebeuren. Rond het jaar 1000 van onze jaartelling leefde die gedachte heel sterk en zelfs nog rond het jaar 2000. Maar ik denk dat we, als we eerlijk zijn, moeten zeggen: we weten niet hoe het afloopt, we weten zelfs niet of het afloopt. Al begrijpen we wel, dat als bepaalde tendensen, zoals de huidige milieuvervuiling ongehinderd doorgaat, dat het dan wel een keer afgelopen zal zijn, maar misschien kunnen we daar iets aan doen, wanneer we dat met z’n allen zouden willen en misschien mist die meteoor de aarde wel. Het gedeelte uit Mattheus, dat we hebben gelezen, maakt deel uit van de eschatologische rede van Jezus, in het Nederlands vertalen we dat meestal met: de rede over de laatste dingen. Dat is misschien niet helemaal goed. Eschaton, betekent wel ‘laatste’, maar het betekent ook ‘uiterste’, beslissende dingen. Zoals het ‘einde’ waarvan in dit bijbelgedeelte vaak sprake is, ook ‘doel’ betekent. De eschatologische rede is dus de rede van Jezus over de dingen, waar het op aankomt. Dingen die ook nu al beslissend zijn voor ons leven. Zoals Bonhoeffer ooit schreef: “we geloven in het laatste (en dat is de komst van het Rijk), maar we leven in het voorlaatste” en moeten er dus over nadenken, wat dat laatste voor betekenis heeft voor het voorlaatste, voor ons leven van alle dag. En die rede staat bij Mattheus helemaal aan het eind van zijn  evangelie, direct hierna begint het verhaal over het lijden en sterven van Jezus, over het einde dat het einde niet is. Het is dus ook zijn laatste rede, zijn testament. Die begint met de aankondiging van de ondergang van de tempel. Een ondergang die al plaats had gevonden toen Mattheüs zijn verhaal op papier zette. En naar aanleiding daarvan vragen zijn leerlingen Jezus: Zeg ons, wanneer dat alles zal gebeuren en wat het teken is van uw komst en de voleinding van de wereldtijd. En aan het eind van het gedeelte dat wij lazen zegt Jezus: zeker dit geslacht zal niet voorbijgaan, eer dit alles is geschied. Dat slaat dus in de eerste plaats op de ondergang van de tempel in Jeruzalem, maar zegt ook iets over alle andere ellende en verdrukking waarvan wordt gesproken. Als er in de kerk over de laatste dingen wordt gesproken, dan vergeten we meestal die opmerking over ‘dit geslacht’, deze generatie, die het nog mee zal maken, of vertalen het met ‘mensengeslacht’ en hebben het over het einde der tijden, alsof er voorspellingen zijn gedaan, die precies vertellen, hoe en wanneer dat einde plaats zal vinden. Jezus leeft in een apocalyptische tijd. De Romeinen hebben met hun gigantische veldtochten de heel wereld op zijn kop gezet, ze zijn in gebieden geweest, waarvan men eerder niet eens wist dat ze bestonden. Er komen vanuit het Oosten nieuwe mysteriegodsdiensten op. Aan de randen van het grote Romeinse Rijk leven barbaarse volken, de Spanjaarden, de Galliers, de Germanen en de Parthen, die de rust in dat Romeinse Rijk bedreigen. Men leeft met het gevoel, dat niets meer zeker is, dat alles kan en dat het zo maar afgelopen kan zijn met de hele wereld. Weet u het nog van de Cuba-crisis. Ik was een klein jongetje, maar weet nog goed, dat iedereen blikken met voedsel insloeg en nadacht over schuilkelders, want áls de bom viel…” Jezus kent dat gevoel van onzekerheid, de grote angst over wat er staat te gebeuren. In zijn  laatste rede wil hij de mensen niet nog eens extra de stuipen op het lijf jagen door ze bang te maken voor alle verschrikkelijke dingen die er staan te gebeuren, maar wil hij ze juist troosten. Laten we nog eens horen hoe ons verhaal begint: Pas als het goede nieuws over het koninkrijk in de hele wereld wordt verkondigd  als getuigenis voor alle volken, zal het einde komen. Dat is een hele rare zin. Waarom zou je nu aan de hele wereld het evangelie verkondigen, wanneer je weet: als dat gebeurd is, dan komt het einde, dan is het afgelopen met de wereld. Dat kan het eenvoudigweg niet betekenen. En ik denk dat het er ook niet staat: Ik haalde het al even aan: het Griekse woord, dat voor einde wordt gebruikt, het woord ‘telos’, betekent niet alleen  einde, maar ook doel. Als we dat weten, proberen we diezelfde zin nog eens te horen en ik parafraseer hem, zoals ik denk, dat die begrepen moet worden: Pas als in de hele wereld de bevrijdende boodschap van het koninkrijk is verkondigd en de mensen daaruit gaan leven, pas dan bereikt de wereld zijn bestemming. En daarna worden al die verschrikkelijke dingen genoemd. Dat zijn niet de voorboden van een nog veel verschrikkelijker einde. Nee, dat zijn de verschrikkelijke dingen, die echt gebeuren en waarvan we inmiddels moeten zeggen dat ze ook echt gebeurd zijn: de ondergang van de tempel, de ondergang van Jeruzalem, de verstrooiing van het Joodse volk over de hele wereld. De tijd, waarin iedereen op de vlucht is voor puur lijfsbehoud. Het is gebeurd en het gebeurt ook steeds weer opnieuw. Die verschrikkelijke dingen, vlucht, hongersnood, aardbeving, voor wie het meemaakt is het alsof de wereld vergaat (en voor hen is dat natuurlijk ook zo). Jezus herinnert aan de gruwel der verschrikking, waarover Daniël sprak. Dat slaat waarschijnlijk op de tijd van de Hellenistische koning Antiochus Epifanes, die een beeld voor de Griekse god Zeus liet oprichten in het heilige der heiligen van de tempel. Daarmee ging voor Daniël het wezen van de Joodse godsdienst ten onder en de definitieve ondergang van de tempel is zeker als even verschrikkelijk beleefd. Maar dat is het einde niet. Het einde, het doel is: de mensenzoon die komt op de wolken, met macht en grote heerlijkheid. Er wordt met Daniël gesproken over de komst van de mensenzoon, niet over de wederkomst, dat woord komt in de hele Bijbel niet voor. De komst van de mensenzoon is de aankondiging van het koninkrijk, het Koninkrijk van God, waarin vrede en gerechtigheid zal heersen. Daarvoor moet dat verhaal over de gerechtigheid van God, dat is het verhaal van Jezus, maar het is ook het verhaal van de tora, van de onderwijzing ten leven, waardoor een ieder in vrede zal kunnen leven, zoals dat door Jezus opnieuw aan de orde is gesteld en nu ook buiten Israël verkondigd mag worden aan alle mensen van goede wil. Er is een tijd geweest, dat iedereen dacht, dat dit pas gebeuren zou als de hele wereld christen was geworden, maar ik weet dat niet meer zo goed. Aan de ene kant is dat een angstige zaak, omdat – in ieder geval in ons deel van de wereld – het aantal mensen dat aangesloten is bij een kerk alleen maar kleiner wordt en anderzijds kennen wij de geschiedenis goed genoeg om te weten, dat ook christenen veel ellende over de wereld hebben gebracht. Ik denk aan de kruistochten, waarbij oneindig veel joden en moslims zijn omgebracht en ik denk natuurlijk aan de sjoa, de jodenvernietiging in de tweede wereldoorlog en weet dat Rudolf Höss, de commandant van Auschwitz een gelovig mens was, die tot zijn verdediging heeft aangevoerd, dat hij van de kant van zijn kerk – dat was de katholieke, maar het had even goed de lutherse of reformierte kunnen zijn  – nooit kritiek had gekregen. Als Mattheüs aan het eind van zijn evangelie zegt, dat de discipelen moeten heengaan dan zegt hij niet alleen dat ze alle volken moeten dopen, maar ook dat ze hen moeten onderwijzen, in alles wat Jezus hun geboden heeft, en dat is het gebod van de liefde, van de vrede en de gerechtigheid van de tora. Die valt niet samen met een kerkgenootschap, die wordt soms hier en daar (door mensen van binnen of van buiten de kerk) gedaan en heel vaak (door mensen van binnen of van buiten de kerk) niet gedaan. En ik moet u eerlijk bekennen, ik ben niet optimistisch. Ik zie hoe er heel andere geboden worden gehoorzaamd dan dit gebod van de liefde. Maar daar gaat het om. Het gaat om de wereld, de hele wereld, dat dit een plaats wordt waar mensen in vrede kunnen wonen. Waar dat dichterbij komt, en ons wordt gezegd dat we de tekenen daarvan zullen herkennen, daar kunnen we ook vrede hebben over het heengaan van onze geliefden. Dan hebben ze niet voor niets geleefd, dan mag hun gedachtenis tot zegen zijn. Dan zijn ze in de geest bij ons, wanneer we binnentrekken in dat land van vrede. Ach en misschien zullen wij het ook niet meemaken, en zullen we, zoals we straks zingen, het land van de belofte als Mozes slechts van de overzijde zien. Maar wat wij verwachten, wat wij hopen, als we in deze vaak zo verschrikkelijke wereld nog iets durven te hopen, is niet de grote kladderadatsch, de wereld die in bliksem en vuur ten onder gaat, maar is de komst van de mensenzoon, dat zijn gerechtigheid zal heersen van het ene einde der aarde tot aan het andere, dat is deze wereld nieuw. En daar mogen we nu al aan werken, niet omdat we denken: dat fiksen we wel even, maar omdat we geloven, dat het van de andere kant op ons toekomt, dat we het als het ware tegemoet mogen werken.

Straks noemen we de namen van de overledenen, als de namen van hen die ons zijn voorgegaan. Voorgegaan onderweg naar die nieuwe wereld, die nieuwe hemel en aarde. Ze waren geen heiligen, ze waren mensen als u en ik. Ze hebben het geprobeerd, met al hun beperkingen, met al hun tekortkomingen, maar ze hebben erin geloofd. En daarom maken ze deel uit van de wolk van getuigen, die om ons heen blijft staan. Voor elk van hen gaan we straks een licht ontsteken en we bidden dat de goedheid van hun levens ons zal blijven verlichten, zoals de lichtjes daar straks branden ter nagedachtenis aan wie ze waren en voor ons altijd zullen blijven.

Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.