Preek in de Gereformeerde Kerk van Lunteren op 23/9-2018

Preek in de Gereformeerde Kerk van Lunteren (PKN) op zondag 23 september 2018.

Gelezen werd Deuteronomium 6,4-5 Jacobus 3,16-4,6 en Marcus 9,30-37

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Omdat jullie hier in je liturgie gewend zijn om elke zondag al een lezing uit de Wet (in dit geval de samenvatting van de Wet uit Deuteronomium) te hebben, heb ik het dit keer gewaagd de lezing uit het Oude Testament te vervangen door de ook in het rooster aangeven lezing uit de brieven, die anders meestal achterwege wordt gelaten. Een lezing in dit geval uit de brief van Jacobus en dat is eigenlijk een beetje tora in het Nieuwe Testament. Luther vond die brief van Jacobus helemaal niets, een strooien brief, vond hij en wat hem betreft mocht de fik erin, maar Dietrich Bonhoeffer, die voor het overige een goede Lutheraan was, was juist erg gek op die brief van Jakobus en het zal u niet verbazen, dat ik het daarin helemaal met hem eens ben. De brief van Jacobus, niet de apostel Jacobus of de in Handelingen genoemde Jacobus, de broeder des Heren, maar een veel latere die deze naam gebruikt, is misschien wel het jongste geschrift van het Nieuwe Testament. We denken zo tegen het eind van de tweede eeuw geschreven. De auteur noemt zich waarschijnlijk Jacobus, omdat hij zichzelf graag vereenzelvigt met een van beide of misschien wel beide eerder genoemde Jacobussen, die volgens de overlevering beiden leider waren van de Jeruzalemse gemeente. De eerste is in 48 na Chr. omgebracht, de tweede in 62 na Chr. Zij kunnen deze brief niet geschreven hebben, omdat hierin gereageerd wordt op veel later geschreven geschriften.

De gemeente te Jeruzalem is een gemeente van Joodse christenen, die zich houden aan de wetten van Mozes. Ergens, wij nemen aan in het jaar 49, is er een z.g. apostelconvent geweest, waar Paulus en Barnabas gesproken hebben met Petrus en Jakobus en waar de afspraak is gemaakt, dat de eersten zich vooral zouden richten op de gemeente uit de heidenen, terwijl de laatste twee leiding zouden geven aan de gemeentes in het heilige land. Die uit de heidenen hoefden zich niet te laten besnijden en hielden zich niet aan alle spijswetten (al nemen we aan dat ze zich onthielden van bloed en varkensvlees) terwijl die in Israël dat wel deden. En nu begint u misschien al een beetje te begrijpen, waarom Luther die Jacobusbrief maar niks vond, het was hem veel te joods. Hij had nu juist bij Paulus en vooral in de Romeinenbrief geleerd dat de mens niet werd gerechtvaardigd door zijn werken, maar door zijn geloof. In Luthers eerste bewerking van de brief aan de Romeinen stelt hij nog de werken van het geloof tegenover de werken van de wet, maar later gaat het over geloof tegenover werken en dreigt het misverstand te ontstaan dat je alleen maar hoeft te geloven en dat het er helemaal niet toe doet, wat je doet. Daartegen komt de vrome jood Jacobus in opstand. Wat voor nut heeft het, mijn broeders, schrijft hij, als iemand zegt dat hij geloof heeft, en hij heeft geen werken. Kan dat geloof hem zalig maken? En zo kijkt hij ook naar de gemeente. Zijn eerste vraag is niet wat er in die gemeente wel en niet geloofd wordt, maar hoe het eraan toe gaat, of de ongelijkheid binnen de gemeente is opgeheven, of de een zich niet boven de ander verheft, of een rijke niet meer in aanzien staat dan een arme, en hij ziet dat er wel het nodige misgaat en probeert de oorzaken daarvan na te gaan en te benoemen.

Wij noemen zoiets tegenwoordig al gauw moralisme en daar houden we niet van, want dat herinnert ons aan zure ouderlingen, die precies wisten hoe lang een rok moest zijn en hoe vaak we naar de kerk moesten en die ook nog eens bijhielden of we echt kwamen. Maar daar heeft Jacobus het niet over. Jacobus legt veel preciezer de vinger bij de zere plek. Afgunst en eigenbelang, daaruit komt de wanorde en de kwade praktijken in de gemeente voort.

In het fotomuseum in Den Haag is tot begin volgend jaar een tentoonstelling te zien, die door de Amerikaanse fotografe Lauren Greenfield Generation Wealth is genoemd. Vrijdag een week geleden legde ze in Nieuwsuur uit wat ze met haar tentoonstelling bedoelde. Kijk, zegt ze, vroeger was er ook afgunst en nijd. Je keek naar je buurman of buurvrouw en je dacht, zo’n jas, zo’n auto, zo’n huis wil ik ook hebben en liefst nog iets mooier en nog iets groter, maar nu kijken we naar de televisie en zien daar – soms als een real life soap – het leven van de grote sterren en multimiljonairs, ze noemde het voorbeeld van de Kardashians, en dat willen we eigenlijk ook hebben, maar we weten tegelijk dat we dat natuurlijk nooit zullen krijgen en zo ontstaat een massa van gefrustreerde en boze burgers, die zich in alle opzichten tekort gedaan voelen, Ze vereren wat ze niet hebben en ze vereren eigenlijk ook degenen die wel hebben, wat zij niet hebben, want daarvan geven ze niet de rijken, maar arme sloebers die toevallig uit het buitenland komen de schuld. Dat is de generatie van de weelde en  dat zijn  de burgers die Donald Trump, de belichaming van die onbereikbare weelde en rijkdom tot president kiezen.

Achttien eeuwen geleden schreef Jacobus, dat hieruit alle strijd en conflicten ontstaan. U mag het misschien moralistisch vinden, ik denk dat hij groot gelijk had. Juist nu, in de vredeweek, is het zaak om te bedenken waar oorlogen en conflicten vandaan komen en meer nog, hoe we dat zouden kunnen voorkomen. Er moet iets veranderen, het Amerikaanse sprookje van ’greed is good’, want, zo wordt geredeneerd, het is juist de hebzucht van mensen die ze aanzet tot harder werken en meer consumeren en dat is goed voor de economie, moet doorgeprikt worden. Een troonrede waarin gezegd wordt dat iedereen erop vooruitgaat, maar bij narekenen blijkt dat juist de rijksten er door de belastingverlaging het meeste op vooruitgaan, terwijl de armsten, die minder profiteren van de belastingverlaging maar wel de hogere btw moeten betalen en juist daar relatief weer meer aan bijdragen, omdat ze door hun lagere inkomen wel genoodzaakt zijn, een groter deel van hun inkomen om te zetten in voedsel, kleding en gebruiksvoorwerpen waarop btw betaald moet worden, er veel minder of zelfs helemaal niet op vooruit gaan. Zo’n troonrede en zo’n miljoenennota is niet de mooiste sinds jaren.

In wat voor wereld leven wij en in wat voor wereld willen we leven. Ik weet, dat er mensen zijn, die denken dat dit vragen zijn, die in de kerk helemaal niet aan de orde horen te zijn, maar ik kan u alleen maar naar eer en geweten zeggen, dat dit de dingen zijn waar het in de Schrift over gaat, of minstens ook over gaat. Jacobus heeft het over onze afgunst en eigenbelang en Jezus heeft het over de machtsvraag, die overal, helaas ook in de kerk, de kop opsteekt, daar waar geleefd wordt in afgunst en eigenbelang. Je weet dat de heersers heerschappij over u voeren en de machthebbers macht over u uitoefenen, zo zij het onder u niet, zegt het evangelie. Dat is wat Jacobus de vriendschap met de wereld noemt, die vijandschap met God is. Dat je niet zou mogen dansen, lachen en vrolijk zijn en van het leven genieten, zolang je een ander daar niet mee tekort doet, dat is niet de gelijkvormigheid aan de wereld waartegen de apostelen waarschuwen in hun brieven, het gaat om het overnemen van hun machtsstructuren in heerschappijmodellen, hun geldhonger en aanwakkeren van alle mogelijke begeertes waarvan we niet beter worden.

Jezus is teruggekeerd naar Galilea, hij komt thuis, thuis in Kapernaüm, waar hij kennelijk een huis of een vast logeeradres had. Hij wil met zijn leerlingen alleen zijn, want hij heeft ze iets moeilijks uit te leggen. En dan zegt hij opnieuw dat hij zal worden overgeleverd en gedood maar dat hij op de derde dag op zal staan. De leerlingen begrijpen het niet en durven er niet naar te vragen. Waarom ze het niet begrijpen, is voor ons, die het vervolg van het verhaal kennen natuurlijk niet zo goed te volgen, er is toch geen woord Frans bij zouden wij denken, maar dat ze bang zijn om ernaar te vragen, bang dat het allemaal iets te dicht bij zou komen, dat de naderende dood van Jezus ook hen zou kunnen bedreigen, dat snappen we al een stuk beter. Maar dan zijn ze in Kapernaüm en Jezus is thuis, ze zijn onder ons en dan vraagt Jezus waar ze het onderweg over gehad hebben. En we denken dat eigenlijk al wel te weten, ze zullen het wel gehad hebben over die aankondiging van het lijden, die ze niet begrepen en waarover ze niet durfden door te vragen. Want zo gaat dat, wat je niet begrijpt en niet durft te vragen, daar heb je het met elkaar over. Maar dan wordt er gezegd, dat ze zwegen, omdat ze ruzie hadden gehad over de vraag wie de belangrijkste was.

De tegenstelling kan bijna niet groter zijn: Jezus spreekt over zijn aanstaande dood en de leerlingen maken zich druk over de vraag wie de belangrijkste is. Is het dan voor hen niet duidelijk dat Jezus en zijn dood op dat moment het allerbelangrijkste is? Maar het lijkt ergens ingebakken te zitten in wat we tegenwoordig groepsdynamiek noemen, wie heeft de grootste invloed, naar wie wordt het meeste geluisterd, wie is onder al die gelijken het meest gelijk, wie heeft er charisma, wie is de niet benoemde leider? En dan spreekt Jezus zijn beroemde woorden over de eersten en de laatsten. U kent ongetwijfeld het bijbehorende lied, het zijn er zelfs twee, uit het oude en ook uit het nieuw liedboek: ‘de eersten worden de laatsten’ en ‘de laatste worden de eersten’. Ik heb ze vanmorgen geen van beide laten zingen, omdat je ze eigenlijk iedere zondag wel kunt laten zingen, omdat ze de kern van het evangelie vormen. Jezus zet een kind in hun midden, als voorbeeld.

Ooit, inmiddels drieënveertig jaar geleden, toen ik in het huwelijk trad en dat huwelijk ook in de Pieterskerk in Utrecht werd ingezegend, nam de predikant de taak van de ouderling over en reikte ons de trouwbijbel uit. Hij zei: Wilken, ik weet dat je al een heleboel bijbels in allerlei talen in de kast hebt, maar uit deze bijbel moet je lezen als een kind. Mijn vrouw en ik stonden het met kromme tenen aan te horen. Wat was dat nou voor onzin, waarom zou je je verstand afleggen als je in de bijbel gaan lezen, of zoals ook wel eens gesuggereerd wordt, je verstand bij de ingang in moeten leveren, wanneer je naar de kerk gaat. Met heel je hart, met heel je ziel en met al je kracht, daar hoort toch ook je denkvermogen bij! Zou Jezus daarom een kind in hun midden zetten, omdat die het allemaal nog niet zo goed  begrijpt en er nog niet zo veel over nadenkt. Nee, natuurlijk niet. Hij zet dat kind in hun midden, omdat een kind het voorbeeld is van kwetsbaarheid en machteloosheid. Jezus lijkt een beetje op Jacobus (of omgekeerd natuurlijk!), hij maakt zich zorgen, dat mensen zullen denken, dat het er niet toe doet, wat je doet. Hij wil dat er van de tora, de goede onderwijzing ten leven geen tittel of jota verloren zal gaan. En waarom is die tora gegeven, u kunt het op bijna iedere bladzijde ervan lezen, opdat alle mensen in liefde en vrede met elkaar zullen leven en niemand tekort zal komen en dat geldt allereerst voor de vreemdeling, de wees en de weduwe. Omwille van de zwaksten is ons de wet gegeven, de sterksten die redden zich toch wel, zij komen ook met de wet van de jungle, van ieder voor zich, wel aan hun trekken, maar omwille van het kwetsbare mensenkind dat in de grote wereld van de machten en de machthebbers ten onder dreigt te gaan, omwille daarvan is er een tora die hen in bescherming neemt. Daarom stelt Jezus, die niet zoals collega Offringa in Trouw liet schrijven in plaats van de tora is gekomen, maar die de tora belichaamt, tora in vlees en bloed is, daarom stelt Jezus een kind in hun midden. Omdat daarmee de vraag wie de belangrijkste is, definitief gerelativeerd wordt. Het gaat er niet om wie het belangrijkste is, maar of iedereen, en vooral de kleinste en de zwakste, tot zijn of haar recht kan komen. Daarom begrijp ik heel goed, dat de huidige crisis in de Rooms-Katholieke kerk inderdaad de allergrootste is: als een kind in de kerk niet veilig is, wat deugt er dan nog van die kerk. En pas op: dat het nu aan het licht wordt gebracht ten aanzien van de Rooms-Katholieke broeders en zusters, wil natuurlijk helemaal niet zeggen dat het bij Protestanten niet voor zou komen of voorgekomen is. Het is de uitleg van wat Jacobus schrijft: je verlangt naar iets, wat je niet kunt krijgen, en dat verlangen wordt tot frustratie en wanhoop en leidt tot chaos en kwalijke praktijken. En ik denk dat dit een understatement is ten aanzien van wat nu aan het licht komt. Na het verschrikkelijke ongeluk in Oss van afgelopen donderdag werd die grote waarheid opeens zichtbaar: een kind is het meest kwetsbare wezen dat we kennen en het is daarom dat dit verdriet door merg en been gaat en we beseffen hoe dierbaar ze ons zijn, meer dan onze verlangens, meer dan ons bezit, ja meer dan ons eigen leven. Daarom mogen zij in het midden staan, ook in de kerk, ook in de wereld. Wie vanuit dit perspectief naar de wereld kijkt, ziet een andere wereld, ziet de wereld, waarmee God zich in Christus verzoend heeft. Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink.