Praatje bij de presentatie van Miskotte VW 5c

Kort woord bij de presentatie van K.H. Miskotte Verzameld Werk 5c, Uit de dagboeken 1938-1940, in de Willem de Zwijgerkerk op 5 oktober 2018

Beste mensen,

Natuurlijk ben ik heel blij dat de klus geklaard is en dit dikke boek nu voor ons ligt, maar ik sta hier ook een beetje met het schaamrood op de kaken, want het heeft allemaal wel heel erg lang geduurd. Deel 5b verscheen in 2001 en behandelde de jaren 1935-1937. Met bijna zeshonderd pagina’s was dat al een omvangrijk deel en daarom wordt daarin het tweede “Haarlem-deel” niet afgemaakt. Naar naderhand bleek zouden dan aan die omvang nog een goede driehonderd pagina’s zijn toegevoegd. De beide zussen, Noortje en Heika, namen de zaak weer voortvarend op en bewerkten het Haarlemse restant (tot eind september 1938). Maar daarna stokte het. Ad den Besten (overleden in 2015 na een periode van voortschrijdende dementie) had het al eerder laten afweten en de gezondheid van Noortje nam ook af. Het was in 2007 dat Henk van der Sar, de toenmalige voorzitter van de Miskotte-stichting, mij vroeg of ik het project over wou nemen. Na een al te vlot ja besefte ik dat je zoiets minstens met zijn tweeën moest doen en vond Willem van der Meiden bereid mee te doen.

Ons eerste werk ging onder begeleiding van Noortje, bij wie de cahiers in de kluis lagen. Na de dood van Noortje in 2011 lag de zaak geruime tijd stil. Tot de kluis hadden we geen eenvoudige toegang meer en toen de dagboekcahiers naar het archief in Leiden waren verhuisd, was het werken veel ingewikkelder. De cahiers mochten de studiezaal (begrijpelijk) niet verlaten, kopiëren was tegen de daar geldende tarieven erg duur.. Uiteindelijk is op initiatief van Willem, die het bestuur daarin mee kreeg, een sprong voorwaarts gemaakt. Voor een nog groter bedrag werden alle nog te bewerken cahiers gescand en kregen wij de beschikking over de scans op onze computers. Wat een voordeel: nu konden wij het moeilijke handschrift opblazen totdat vrijwel iedere letter leesbaar werd!

Het bleek heel veel werk, in totaal werd het getranscribeerd een kleine 2000 vel, die wij na een soms pijnlijke selectie terugbrachten tot de bijna duizend die het nu zijn geworden. Uiteindelijk zijn we doorgegaan tot mei 1940, omdat we erachter kwamen, dat de aantekeningen die daarna nog zijn gemaakt zo sporadisch waren, dat dit geen volgend deel meer rechtvaardigde.

Wat is er zo mooi aan dit boek? In de eerste plaats, omdat het misschien wel de spannendste periode uit het leven van Miskotte is. Het zijn de jaren, waarin voor Miskotte al heel vroeg duidelijk is, dat de ontwikkelingen in Duitsland zonder enige twijfel op een oorlog uit zullen lopen en dat Nederland alleen ‘neutraal’ zou kunnen blijven, wanneer ze zich compleet neer zou leggen bij de voorschriften van Duitsland. Nazi-Duitsland vond namelijk een land alleen neutraal, wanneer het geen enkele kritiek op Duitsland had.

Naast al het andere dat hij las en schreef –  het zijn zijn meest productieve jaren – houdt hij heel precies bij wat in Duitsland gebeurt. Hij leest zelfs het blad dat Thomas Mann in Zürich uitgeeft over de gang van zaken in Duitsland. Hij weet ook haarfijn, hoe het de Joden in Duitsland vergaat en schrijft het bijna van dag tot dag op in zijn dagboek. Met enige overdrijving zeg ik: Miskotte wist alles, dat wil natuurlijk zeggen: hij wist alles wat geweten kon worden en diegenen die naderhand hebben gezegd, dat ze het niet hebben geweten, hadden misschien wel gelijk, maar dat betekende dan vooral, dat ze niet hebben geprobeerd het te weten te komen.

En ondertussen probeert hij dit alles ook theologisch te verwerken. Hij werkt zich uit de naad, want Edda en Thora moet af ‘voor de Hunnen komen”. Tegelijk staat hij doodsangsten uit, want hij acht het niet onwaarschijnlijk, dat ‘als de Hunnen komen’ hij voor dit boek in het concentratiekamp kan komen en hoe moet het dan met zijn vijf jonge kinderen, die van hem afhankelijk zijn. In de dagboeken lees je over beide, over zijn ijver en over zijn angst.

De mooiste zin uit dit dagboek, of eigenlijk is het alleen maar één woord: Als de grote joodse filosoof Hans Joachim Schoeps hem vraagt of het Nieuwe Testament leert dat wij verlost zijn, schrijft hij in zijn dagboek NEEN (met vier hoofdletters). En daarmee is een eerste stap gezet naar wat na de oorlog Heinz Kremers en Friedrich-Wilhelm Marquardt zouden uitwerken als een “niet anti-joodse christologie”, een christologie en een theologie, waarvoor Joden niet bang hoeven te zijn. En daarvoor kunnen wij onze meester Heiko Miskotte niet genoeg dankbaar zijn.

 

 

Dit bericht is geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink.