Overweging in de Ark op witte donderdag 18/4/2019

Overweging in de Witte Donderdagsdienst in de Ark (Amsterdam-Noord) op 18 april 2019.

Gelezen werd Exodus 12, 1-20 en Johannes 13, 1-17

Lieve gemeente,

Het was voor het feest van het Pascha, het feest van Pesach. Dit jaar heeft dat weer een heel bijzondere klank, omdat het Joodse Pesach en het christelijke paasfeest, weer bijna samenvallen. Aanstaande zaterdag, de joodse sabbat, begint het zeven dagen durende Pesachfeest, een week waarin ook onze paasdagen vallen. Als Johannes spreekt over het Pascha, dan gebruikt hij dat Griekse woord als vertaling van het Hebreeuwse Pesach. Het feest dat wil herinneren aan de uittocht uit Egypte, maar dat door Joden uit de hele wereld altijd ook wordt gevierd vanuit de hoop op hun eigen bevrijding. De dienst op witte donderdag is door de eeuwen heen steeds verder weg gegroeid van de Joodse Sedermaaltijd en is geleidelijk aan de avond geworden, waarop wij denken aan de instelling van het Avondmaal en het verhaal van de voetwassing. Maar we lezen het verhaal over de uittocht wel ieder jaar opnieuw en als we dat lezen, dan moeten we ons toch haast wel de vraag stellen: welke uittocht, welke bevrijding vieren wij en wat is de uittocht, de bevrijding waarop wij hopen. Want – zoals wij in de kerk wel eens gedacht hebben – dat wij na het verzoenend lijden en sterven van Jezus Christus geen verlossing, geen bevrijding meer nodig hebben, omdat alles al geschied is, dat kan haast niet waar zijn als we naar de wereld om ons heen kijken. Daarom spreken de Barmer Thesen, die sinds we deel uitmaken van de PKN ook opgenomen zijn bij onze belijdenisgeschriften, ook van ‘in deze nog niet verloste wereld’. Dat is de wereld waarin wij leven: een nog niet verloste wereld, waar honger heerst en oorlog. En zo vieren wij de Witte donderdag midden in de veertig dagen van de lijdenstijd. We hebben voor één dag de paarse kleden en stola’s weggehangen en vervangen door wit. Niet omdat we niet weten van het lijden, of omdat we bewust de andere kant op willen kijken, maar omdat we aan de vooravond staan van het grote lijden, het gedenken van de dood van Christus en ons een blik wordt gegund over dat lijden heen op de paasmorgen, zodat wij wetend dat we leven in een niet verloste wereld en ziende wat er allemaal zo verschrikkelijk misgaat in onze wereld, de hoop niet op willen geven, dat het anders kan worden en dat het anders moet worden.

Maar hoe kan het anders worden? Dat is toch al zo vaak geprobeerd en steeds is het weer mis gegaan. Moeten we, zoals ook nogal eens gebeurd is in de geschiedenis van de kerk, zeggen dat we alles maar in de hand van God moeten laten, en dat we uiteindelijk door Jezus wel gered zullen worden uit al onze ellende? Vertrouwen, dat het uiteindelijk goed zal komen is natuurlijk onmisbaar, maar dat is toch niet in de eerste plaats waarover het in het verhaal van witte donderdag gaat. Het zijn die prachtige woorden aan het eind van het verhaal over de voetwassing, die ons een richting willen wijzen: Ik heb u een toonbeeld gegeven, opdat gelijk ik heb gedaan, jullie ook zouden doen. Het staat er echt! Streng gelovige mensen hebben hier altijd wat neerbuigend over gedaan: als we alleen maar geloofden dat Jezus een voorbeeld is voor ons, en niet de heiland die het allemaal voor ons en in onze plaats heeft gedaan, dan was het geen echt geloof. Maar door de eeuwen heen zijn er steeds weer mensen geweest, diep gelovige mensen, die juist dit voorbeeld van Jezus als uitgangspunt voor hun geloof, ja voor hun hele leven hebben gekozen. Wij doen niet meer aan heiligenverering, en daar hebben we goede gronden voor, want, zo hebben we geleerd bij de hervorming, niemand kan zijn eigen zaligheid verwerven, laat staan dat hij de zaligheid voor anderen kan verwerven. Maar daarmee zijn we ook onze voorbeelden kwijt geraakt. Wat is er tegen om het verhaal te vertellen van Martinus van Tours, die zijn mantel deelde met een zwerver, of van Franciscus van Assisi, die de handelswaar van zijn vader verkocht en de opbrengst aan de armen gaf om een nieuwe geloofsgemeenschap te starten, waarin de navolging van Christus centraal kwam te staan. Of over onze eigen Thomas à Kempis, die in een klooster bij Zwolle het na de bijbel misschien wel bekendste christelijke geschrift over de navolging van Christus schreef en Dietrich Bonhoeffer, die ook een boek over navolging schreef en begreep dat hij daar ook naar moest handelen en zo een verzetsstrijder en martelaar in de strijd tegen Hitler werd. Ik had veel meer kunnen noemen, vrouwen en mannen die een voorbeeld voor ons kunnen zijn, maar ik noemde deze, omdat ze hun handelen ook heel bewust benoemden als een poging om het voorbeeld van Christus te volgen. Onze wereld heeft voorbeelden nodig, in de eerste plaats het voorbeeld van Jezus, maar ook de voorbeelden van mensen die al dan niet bewust hem daarin volgend op zijn gekomen voor een rechtvaardiger samenleving en daarbij het gevaar voor henzelf niet uit de weg zijn gegaan. In onze tijd wordt neerbuigend over ‘de elite’ gesproken en ik begrijp dat heel goed, want wat elite had moeten zijn is maar al te vaak elitair geworden, maar wat we nodig hebben is een geestelijke elite, mensen die weten dat ze in deze wereld een voorbeeldfunctie hebben en die niet uit de weg gaan. Bij alles wat hij voor de mensheid heeft gedaan, heeft Jezus ook dit gedaan, dat hij ons een toonbeeld, een voorbeeld heeft gegeven. Tom Naastepad koos voor het wat verouderde en voor ons wat Vlaams aandoende woord ‘toonbeeld’, omdat hij wilde benadrukken, dat het gaat om een zichtbaar voorbeeld, iets dat toont, laat zien, wat we hebben na te volgen. En dat beeld is die van een dienende Christus. De Heer die knecht werd. Ik weet dat vanavond de paus in Rome de voeten van een aantal aanwezigen bij de mis zal wassen en ik weet, dat in sommige andere kerken ook dit voorbeeld wordt herhaald, of vervangen door het symbolisch wassen van iemands handen. Ik doe dat niet en ben daar ook niet voor. Door het te ritualiseren wordt het nu juist van zijn betekenis ontdaan. Als het de paus is, die het doet, laat hij zien: kijk eens hoe geweldig ik ben, ik ben net als Jezus… en juist daardoor verliest het voor mij zijn betekenis. Mijn vriend en leermeester Rochus Zuurmond schreef ooit een exegese van Lucas 14, 7-11, de gelijkenis over het aanzitten bij de maaltijd, waar ieder de beste plaatsen kiest en Jezus hen leert, dat ze de laatste plaats in moeten nemen, zodat de gastheer zal komen en zeggen: Vriend, kom hogerop. Met het nodige cynisme, noteert Zuurmond: sindsdien is er een run op de laatste plaatsen. De navolging van Christus vraagt niet om demonstratief gedrag, kijk eens hoe nederig ik ben, maar om mensen die in stilte het goede doen, de vluchteling opvangen, de hongerige voeden en de naakten kleden. Die het doen zonder zelfs maar te beseffen dat ze iets goeds doen. Die, als ze daarop aan worden gesproken zoals in die andere gelijkenis, zullen zeggen: Heer, wanneer was u hongerig of naakt of in de gevangenis en heb ik u gediend? Het voorbeeld van Christus is geen demonstratie, het vindt plaats in de besloten kring van de eigen leerlingen, maar het is wel een voorbeeld. Laten wij dan in alle stilte op weg gaan en proberen evenzo te doen. Amen.

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.