Preek in de Nieuwendammerkerk op 10/11/2019

Preek in de Nieuwendammerkerk op zondag 10 november 2019.

Gelezen werd: Jesaja 1, 18-26 en 19, 41-48.

Lieve gemeente,

Het schijnt – ik heb het gemist toen ik een aantal jaren geleden Jeruzalem bezocht – dat op de Olijfberg bij Jeruzalem een kerkje te staan met de mooie naam ‘Dominus flevit’, de Heer huilde betekent dat en als je door de ramen van dat kerkje kijkt zie je een stad die verschillende keren is afgebroken en weer opgebouwd, met als grote gedenkplaats, de overgebleven tempelmuur, want de tweede tempel, de tempel van Herodes, die de eerder afgebroken tempel van Salomo moest vervangen, is na de verwoesting in het jaar 70 na Christus nooit meer opgebouwd. Die twee jaartallen 586 voor Christus als het jaar van de verwoesting van de eerste tempel en het jaar 70 na Christus als de tweede tempel wordt verwoest vormen keerpunten in de geschiedenis van het Joodse volk. Na de eerste verwoesting volgt de ballingschap, waarin tempeldienst niet meer mogelijk is en het volk voor het eerst leert in synagoges te vieren met gebeden en lezingen in plaats van offers. Na de tweede verwoesting volgt de diaspora, de verstrooiing van het Joodse volk over de hele aarde en het definitieve einde van de tempeldienst. Het moderne jodendom en het christendom dat in dezelfde tijd ontstond kent geen tempel en geen offers, maar droomt van een nieuw Jeruzalem, waarin geen tempel meer zal zijn, maar God alles in allen zal zijn. Jesaja voorzag – en misschien zag hij het zelfs wel en is het later opgeschreven – de ondergang van Jeruzalem in de tijd van de Babyloniërs en meende dat het volk dat aan zichzelf te danken had, omdat ze zich met hele andere dingen bezig hield dan die in de tora, in de boeken van Mozes waren opgeschreven, maar door heel zijn profetie heen, zoals misschien wel in alle profetie, klinkt ook een hoopvol geluid. Omkeer, een nieuw begin is altijd mogelijk: Jeruzalem kan weer een stad van vrede, een stad van heil worden.

Als Jesaja ziet ook Jezus de stad voor zich en hij weent, hij voorziet de tweede ondergang (of opnieuw: Lucas schreef het verhaal na de ondergang en liet het Jezus daarom zo zien). Het is in het verhaal van Lucas wel een heel abrupte overgang na het verhaal over de intocht in Jeruzalem, dat vorige week natuurlijk niet aan de orde was, omdat dat verhaal altijd op Palmpasen wordt gelezen. Daar wordt hij als een koning binnengehaald en heel het volk roept Hosanna, maar hebben ze wel begrepen wat ze roepen, hebben ze de betekenis van de intocht van deze gans andere koning wel begrepen. Mijn collega Jos de Heer citeerde in zijn commentaar op het Lucas-evangelie een ontroerend gedichtje, geschreven door J.B. Charles, pseudoniem van de Groninger rechtsgeleerde en criminoloog Willem Nagel:

Heft poorten, uw hoofden omhoog

en verheft ze, gij aloude ingangen

opdat de koning der ere inga

en ieder hield zijn adem in

(men verwachtte iets geweldigs)

toen kwam er een stille joodse man

op een ezeltje langs

en dat was ‘m.

Ja dat was hem, een stille vrome joodse man, die huilt om de stad die hij voor zich ziet, een stad die niet weet wat tot haar vrede dient, een stad, die als alle steden van alle tijden bezig is met groeien en rijker worden en met handel en toerisme en omdat de tempel het centrum van deze stad is, is die tempel ook het centrum van de handel en de rijkdom geworden. Ze roepen wel Hosanna voor de grote koning, maar ze willen helemaal geen andere koning, ze willen vooral doorgaan met hun handel. Van die stad, zegt Jezus, zal geen steen op de ander blijven. Dat is niet omdat die verschrikkelijke joodse mensen in die stad zoveel anders of zoveel slechter waren dan alle andere mensen (zodat wij zouden kunnen zeggen, ja zo gaat dat, dat doen wij gelukkig veel beter en dat zal ons niet overkomen), integendeel, onze steden gaan zolang er geen oorlog is zelden in puin, maar iedere twintig à dertig jaar is er een grote economische crisis. De laatste staat ons denk ik in ieder geval nog helder voor de geest. En iedere keer zijn er wel een aantal verstandige economen die uitleggen, dat als er geen ander beleid wordt gevoerd, dat steeds weer terug zal keren. Maar we willen het niet horen, we denken alleen maar in percentages van groei van onze economie, terwijl het evident is dat alles niet altijd maar groeien kan, dat die groei bovendien ten koste gaat van ons milieu en ten koste van de derde wereld. Ook onze kerk verheft haar stem niet daartegen en verzaakt daarmee haar profetische taak. Jesaja hoefde geen toekomstvoorspeller te zijn om te weten dat de stad veroverd en afgebroken zou worden en Jezus wist van de tegenstellingen onder zijn volk en hoe iedere opstand tegen de Romeinen onbarmhartig neergeslagen zou worden. Hij huilt, het is geen leedvermaak, niet: zie je wel, hoe de zaak naar de knoppen gaat! Het is puur verdriet. Deze prachtige stad – en dat geldt ook voor ons Mokum – wat zouden mensen het hier goed kunnen hebben als ze in vrede met elkaar de zaak eerlijk zouden verdelen, als we echt zouden proberen elkaars lasten te dragen, in plaats daarvan kijken we toe, hoe speculanten en huisjesmelkers de stad onbetaalbaar maken zelfs voor mensen met een modaal inkomen en maken we onszelf wijs, dat we alleen maar rijker worden als alles meer waard wordt. Ja hadden we maar door, onderkenden we het maar, wat tot onze vrede dient: er kan zoveel meer.

Ja in dit opzicht is Jezus één van de profeten en hij is op weg naar Jeruzalem, het Jeruzalem dat de profeten doodt, omdat ze dit andere woord niet willen horen. Jezus trekt naar het centrum van deze tot ondergang gedoemde stad; hij gaat het heiligdom binnen en begint de verkopers uit te werpen. Er is een spreekwoord dat zegt: de vis begint bij de kop te rotten. Jezus zoekt niet in de buitenwijken, in de banlieues, naar wat daar allemaal misgaat, maar weet, het gaat daar mis, omdat het in het centrum niet anders is. Diegenen die de nieuwkomers in ons land verwijten gelukzoekers te zijn, zijn zelf degenen die hun geluk hopen te vinden op de beurs en in de aandelen. Hoe zul je mensen verwijten dat ze hebzuchtig zijn, wanneer je de hebzucht tot uitgangspunt van je economisch geloof hebt gemaakt. Het begint in het hart van de stad, het begint in de tempel. Een rovershol zegt Jezus, een handelscentrum, wat een huis van gebed had moeten zijn. Wat het heiligdom heeft te zijn, zal hij straks zelf duidelijk maken als hij dagelijks in het heiligdom is om er te leren, om het volk te onderwijzen in de tora, dat is het te onderwijzen in gerechtigheid.

We zijn tweeduizend jaar verder. Is er veel veranderd? De vraag stellen is haar beantwoorden. Jeruzalem is allesbehalve een stad van vrede, en hun koning van deze dagen, Bibi Netanjahu, hoopt angstvallig dat hij aan de regering mag blijven, want anders moet hij zich verantwoorden voor talloze gevallen van corruptie en zelfverrijking. Zonder een werkelijke verandering in beleid en een andere houding ten opzichte van de Palestijnen zal er geen vrede zijn en ligt de ondergang van Jeruzalem dus nog steeds op de loer. Maar het zou te gemakkelijk zijn om het in dit verband alleen over Jeruzalem te hebben. De kerk, die bijna tweeduizend jaar heeft gepretendeerd het nieuwe volk van God te zijn, mag niet zo gemakkelijk vrijuit gaan. In hoeverre weet de kerk wat tot haar vrede, en meer nog wat tot de vrede van de wereld dient. Vanaf de vierde eeuw toen de Romeinse keizers christelijk werden, heeft ze de wapens van die keizer en zijn opvolgers gezegend. En toen ze uiteindelijk – geheel tegen haar wil overigens – in de negentiende eeuw en soms nog later, los werd gemaakt uit het staatsverband, heeft ze zich grotendeels teruggetrokken uit het wereldse leven en is geheel in overeenstemming met de wens van de huidige seculiere regeringen, geloof voor achter de kerkdeur en achter de voordeur geworden, gemarginaliseerd, omdat steeds meer mensen zijn gaan denken, dat wat binnen haar muren gebeurt niet meer relevant is voor onze tijd en de kerk verlaten hebben.

Dat ze klein is geworden, die kerk van ons, dat ze geen invloed meer heeft op staat en politiek, dat hoeft natuurlijk niet verkeerd te zijn. Als bewust gelovige actieve voorhoede, die zich laat horen, daar waar ze op grond van haar opdracht gehoord moet worden, zou ze toch van betekenis kunnen zijn. Maar dan moet ze haar opdracht trouw blijven, zoeken naar het koninkrijk en zijn gerechtigheid. De vrede zoeken voor de wereld waarin ze leeft en elkaar en anderen overeind houden, waar en wanneer dat nodig is. En bovenal blijven geloven in de stad die komt, een stad waar de kinderen zullen dansen in de straat, een stad waar vrede en gerechtigheid heersen. En dat geloof uitdragen in woord en daad, zodat ook onze kerk weer wordt wat ze heeft te zijn, een huis van gebed en een huis waar geleerd wordt. Net zo lang tot ze niet meer nodig is, omdat God alles in allen is en er geen tempel of kerk meer hoeft te zijn in de nieuwe stad. Zo moge het zijn, zo moge het worden. Amen.

 

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.