Preek in de Ark (Amsterdam-Noord) op 24/11/2019

Preek in de Ark (Amsterdam-Noord op zondag 24 november 2019 (eeuwigheidszondag).

Gelezen werd: Jesaja 60, 1-11 en 17-22, Openbaring 7, 9-17 en Mattheus 5, 1-12

Lieve gemeente,

De drie lezingen van vanmorgen zou je met één uitdrukking samen kunnen vatten: Een hart onder de riem! Dat was de titel van het boek dat mijn leermeester Bert ter Schegget kort voor zijn dood schreef over de Bergrede. Bezoekers van het Oecumenisch Leerhuis kunnen zich wellicht nog herinneren, dat we Ter Schegget hadden uitgenodigd in een reeks van drie avonden over de Bergrede, maar door zijn plotselinge en niet voorziene dood heb ik die inleiding toen overgenomen. Eigenlijk stonden op deze laatste zondag van het kerkelijk jaar heel andere lezingen op het rooster. Veel somberder lezingen over de ondergang van Jeruzalem en het laatste der dagen. Maar de redacteur van het rooster schreef erbij: ‘wanneer op deze zondag de overledenen worden herdacht, kan men beter kiezen voor de lezingen van Allerheiligen’. En dat heb ik dus gedaan. Drie lezingen, die bedoeld zijn om te troosten, om ons een hart onder de riem te steken, zodat wij enigszins welgemoed het nieuwe kerkelijk jaar in kunnen gaan.

De eerste lezing is uit het laatste deel van het boek Jesaja. Een deel dat vermoedelijk is geschreven kort na de terugkeer van de ballingen uit Babel. Ik stel me voor dat ze daar een grote puinhoop hebben aangetroffen, een totaal verwoeste stad, misschien wel zo desolaat, dat heel veel Joden gedacht moeten hebben, waren we maar in Babel gebleven, daar hadden we het veel beter. En zoals we weten hebben ook een heel aantal dat gedaan. Maar de derde Jesaja, zoals we de schrijver van dit deel plegen te noemen, wil daar niets van weten: hij schildert de droom van een nieuw Jeruzalem, een Jeruzalem waarover Gods licht op zal gaan. Ook de tempel zal weer in volle glorie hersteld worden. We weten: het zal nog een hele tijd duren, maar deze droom van Jesaja zal uitkomen, er zal een nieuwe tempel herrijzen en ook de stad zal onder leiding van Ezra en Nehemia weer opgebouwd worden. Maar in zijn droom heeft Jesaja het niet alleen over de materiële herbouw, maar ook over het geestelijk herstel. Het volk zal een volk van rechtvaardigen worden, het licht van de zon en de glans van de maan is niet meer nodig, want de eeuwige zal voor altijd licht geven. Die belofte staat nog uit, maar het blijft een bron van inspiratie.

De tweede lezing, heeft eveneens een barre achtergrond. Hij komt uit het boek Openbaring. Nu is het Johannes, die droomt van een nieuw Jeruzalem. Als hij dit schrijft is ook de tweede tempel verwoest en die zal nooit meer herbouwd worden. Wie Jeruzalem nu bezoekt, ziet alleen nog die éne muur die is overgebleven en die daarom de Klaagmuur wordt genoemd. De Joden zijn grotendeels in de diaspora terecht gekomen en de vroege christelijke gemeentes, die toen nog algemeen als een Joodse sekte werden beschouwd, zijn meegegaan in de verstrooiing. De fanatieke keizers Nero en Domitianus maken geen onderscheid tussen Joden en christenen, beide worden even zwaar vervolgd. Johannes zit op Patmos, dat prachtige groene eiland in de Egeïsche zee, als het helder is zie je de kust van Turkije, waar toen gemeentes zaten in verschillende kustplaatsen zoals Efeze. Hij wil ze vanuit zijn gevangenschap op het eiland moed inspreken: Houd vol, er komen andere tijden! En hij beschrijft wat hij in een visioen gezien heeft: een  nieuwe hemel en een nieuwe aarde, een aarde waarop geen tempel meer is, maar waar God zal zijn alles in allen. Dat nieuwe Jeruzalem, dat is niet voor de happy few, zoals Jehova’s getuigen en andere sektes denken. Voor 144.000 uitverkorenen, waar je als je heel veel geluk hebt en heel erg gelovig bent, misschien wel bij kunt horen, maar 144 duizend, dat is twaalf keer twaalf keer duizend, dat is een andere uitdrukking voor ontelbaar, als het zand van de zee, werd aan Abraham gezegd. En daarom wordt in ons tekstgedeelte gesproken over een onafzienbare menigte. De eerste ontelbare groep zijn de nakomelingen uit Israël, want twaalf staat natuurlijk voor de twaalf stammen van Israël en twaalf keer twaalf dat is Israël in het kwadraat, Israël zoals het ooit zal worden en de tweede ontelbare massa, dat zijn de mensen uit de volkeren die zich bij Israël aan zullen sluiten in de lof van Israëls God, zij komen uit de grote verschrikkingen, dat zijn de vervolgingen onder de genoemde keizers, maar ook zij zullen zingen over hun wonderbare redding. Johannes reageert hiermee op de tekst van Jesaja, die het ook al heeft over alle volkeren die naar Jeruzalem zullen komen om daar de rechten des Heren te leren. Het is een visioen, een droom, maar zoals de grote theologe Dorothee Sölle ooit schreef: “Waar het visioen ontbreekt verwildert het volk”. Als je een visioen, een visie op de toekomst, alleen nog ziet als een roze olifant, waar je maar het beste met een grote boog omheen kunt lopen, dan moet je je niet verbazen als je volk een calculerende groep burgers wordt, die alleen van het eigen belang uitgaat.

Komen we bij de evangelielezing, een van de bekendste teksten uit de hele bijbel. Meestal aangeduid als de ‘zaligsprekingen’. Zoals u gehoord heeft worden in mijn vertaling – overigens net als in het NBV – de mensen niet meer zalig, maar gelukkig genoemd. Zaligspreken, zo is de gedachte daarachter dat doet de Paus – Johannes Paulus II deed het meer dan alle pausen voor hem bij elkaar – en je wordt alleen zalig gesproken als je dood bent. Maar Jezus zegt niet tegen de mensen, later als je dood bent, dan zul je zalig wezen, nee hij zegt: Nu ben je gelukkig als je vervolgd wordt, als je arm bent, als je treurt enzovoort. Zo zit de wereld in elkaar, zegt Jezus: als je gaat voor dat koninkrijk, als je niet uit bent op geld of gokt op de grote jackpot, dan hoor je bij de mensen die eigenlijk al een beetje burger zijn van dat andere koninkrijk.

Jezus ziet die mensen die daar voor hem zitten onderaan de berg, het is een zootje ongeregeld, mensen die met moeite proberen te overleven in een harde wereld, die – ook toen al – niet veel op heeft met losers. Niemand zal ook maar de geringste neiging hebben om juist hen gelukkig te noemen, maar Jezus ziet wat anders voor ogen: hij ziet de nieuwe gemeenschap van mensen die hun armoe met elkaar delen en samen opkomen voor een rechtvaardiger samenleving, hij ziet de ene gemeente uit Joden en heidenen. Die gemeenschap van arme, barmhartige, naar vrede en gerechtigheid zoekende mensen, die noemt hij gelukkig, want het is een vreugde om daar bij te horen. Twee woorden springen er uit bij de zaligsprekingen of gelukkigprijzingen. De uitdrukking “het koninkrijk der hemelen” en het woord “gerechtigheid”. Verderop in de Bergrede zullen die beide begrippen in één zin staan: “Zoekt eerst het koninkrijk en zijn gerechtigheid en al het andere zal u daarenboven geschonken worden”. Wie begrijpt waar het in die begrippen om gaat, begrijpt ook waarom dit zootje ongeregeld gelukkig wordt genoemd. Koninkrijk van God. Dat gaat niet over een andere wereld of over een hiernamaals, maar het gaat over deze wereld, waar God als koning regeert, dat is een wereld (persoonlijk denk ik: bij voorkeur een democratisch geregeerde wereld), waar gewone mensen, daartoe gekozen door de bevolking, proberen de uitgangspunten, zoals die tot uitdrukking komen in b.v. de Bergrede en de Tien Geboden zo om te zetten in concreet beleid, dat er gerechtigheid en vrede gerealiseerd wordt voor zoveel mogelijk mensen. Dat is een samenleving waar extra zorg en aandacht is voor mensen die kwetsbaar zijn, die arm zijn en verdrietig, kortom diegenen die in de Bergrede gelukkig worden genoemd.

Gerechtigheid, in het Hebreeuws ‘sedaqa’, komt uit het oude testament. De rechtvaardigen – volgens de Joden kent iedere generatie zijn  eigen rechtvaardigen, uit hun eigen midden, maar ook uit de volkeren – , dat zijn degenen die zorgen voor die gerechtigheid. Zij voelen aan wat er mis is of mis dreigt te gaan en verheffen daartegen hun stem en proberen waar mogelijk concrete nood te lenigen. Daarom betekent het Hebreeuwse woord sedaqa, gerechtigheid, ook aalmoes, want wat je geeft aan iemand die dat nodig heeft, dat is geen liefdadigheid, dat is gerechtigheid.

Daarover gaat de Bergrede, over de gerechtigheid en het koninkrijk. Maar dat zijn  geen abstracte begrippen, dat zijn geen vrome idealen, waarvan we tegen elkaar zeggen: ‘ja dat zou mooi zijn, mocht dat eens waar worden’ dat zijn begrippen, die menselijk ingevuld moeten worden. De gerechtigheid, de sedaqa, wordt belichaamd door de ‘rechtvaardigen’. Allereerst Jezus Messias, die gekomen is om alle gerechtigheid te vervullen, maar in zijn spoor ook allen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid. En het koninkrijk der hemelen is een koninkrijk van mensen. Het is het koninkrijk van de armen van geest en van hen die vervolgd worden omwille van de gerechtigheid. Zij belichamen de noodzaak van dat koninkrijk. Ze horen bij elkaar, want er zal geen vrede en gerechtigheid op deze aarde zijn zolang meer dan de helft van de wereldbevolking niet genoeg heeft om van te leven, terwijl de andere helft lijdt aan obesitas en andere welvaartsziektes. Gerechtigheid betekent delen en Jezus weet heel goed dat – hoe tegenstrijdig dat ook klinkt – arme mensen beter weten te delen dan rijke. Wij bouwen muren, economische muren en sinds kort ook concrete muren van ijzer, steen of prikkeldraad om onze rijkdom in Europa en Amerika te beschermen tegen anderen die daarvan mee zouden willen profiteren. De profeet Jesaja en in zijn voetspoor ook Johannes van Patmos en Jezus dromen van Jeruzalem als open stad, waar iedereen naar toe mag stromen. Of daarmee een ‘hemels Jeruzalem’ is bedoeld, dat weet ik niet precies, maar wel weet ik dat de herinnering aan wie ons zijn voorgegaan, de herinneringen ook aan de mensen die ons in het afgelopen jaar zijn ontvallen, dat die meegenomen worden in die nieuwe stad, want zoals de Schrift zegt: Voor God leven ze allen. Als wij de wereld in een wijder perspectief, of laat ik zeggen als wij de wereld in Gods licht zouden kunnen zien, dan vallen grenzen weg, grenzen tussen wij en zij, maar ook tussen vroeger en nu en later, maar spreken we met de Openbaring van Johannes over Hem, die is en die was en die komen zal. Hem zij de lof, nu en altijd en tot in de eeuw die komt. Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.