Preek in de Nieuwendammerkerk 8/3/2020

Preek in de Nieuwendammerkerk op zondag 8 maart 2020

Gelezen werd: Exodus 4, 18-31 en Mattheus 17, 1-9

Lieve gemeente,

Mozes gaat dus op weg, terug naar Egypte, maar dat heeft wel wat voeten in de aarde gehad. In het begin van het vierde hoofdstuk dat in het rooster omwille van de omvang is overgeslagen, doet Mozes zijn uiterste best om van zijn roeping ontslagen te worden. Misschien lijkt ons dat raar, dat je protesteert wanneer je door God wordt uitgekozen om de leider van je volk te zijn, maar dat is het niet. Er is een hardnekkig misverstand ten aanzien van de uitverkiezing, we denken namelijk dat het een voorrecht is, maar het is een opdracht en geen gemakkelijke ook. Wij christenen plachten jaloers te zijn op de uitverkiezing van het Joodse volk en sommigen beweerden zelfs dat die uitverkiezing sinds Jezus was overgegaan op de christenen, maar dat kan natuurlijk niet. God blijft trouw aan zijn volk, ja zelfs als zij niet trouw zijn aan hem. Mozes ziet er als een berg tegen op. Ze zullen me niet geloven is het eerste wat hij zegt. Niet zo raar gedacht! Ze zien hem aankomen, die vroegere Egyptische prins, die nu opeens de leider van het slavenvolk moet worden. Maar God geeft hem tekenen, waarmee hij hen zal overtuigen. Bijzondere tekenen. De staf in zijn hand, die een slang werd en weer een staf als hij de slang bij zijn staart grijpt. Ja een leidersstaf en dus ook leiderschap is een dubbelzinnig iets, Alleen als het echt bij de gratie Gods is, maar dat is dus ook als de drager God werkelijk gehoorzaamt is het betrouwbaar anders is het dodelijk. Daarna moet hij zijn hand in zijn boezem steken en die wordt melaats en daarna weer gezond. Die hand (dat is het teken van macht en kracht) die de staf vasthoudt, die moet zuiver zijn, macht kan zomaar misbruikt worden, kan zomaar ziek worden. Die staf, die herdersstaf, die een teken is in de hand van God en nu dus ook in de hand van Mozes, die, zo wordt in de tekst gezegd, zal hij in zijn hand hebben als hij terugkeert naar Egypte. Dan komt Mozes met zijn laatste verweer: ik kan niet goed spreken. Al staat het er niet, de traditie, ook de rabbijnse traditie zegt dat Mozes stotterde. Jesaja zal later bij zijn roeping zeggen, dat hij onrein van lippen is. En ja, het is nogal wat om die woorden van god uit te moeten spreken, God wijst hem op Aäron. God zal tot Mozes spreken, Mozes tot Aäron en Aäron tot het volk.

En nu is hij dus op weg. Met de zegen van Jethro, zijn schoonvader, met zijn vrouw en zijn twee zonen die met hem meegaan en met die staf van God in zijn hand.

En dan gebeurt er iets heel geks, een van de meest vreemde en moeilijkst uit te leggen verhalen uit de bijbel. Ik ga het proberen. De Eeuwige komt Mozes tegemoet in het nachtelijke tentenkamp en wil hem doden. Waarom, staat er niet, al had er na Mozes laatste protest nog wel gestaan, dat de toorn van de Eeuwige ontbrandde tegen Mozes.

Zippora neemt een scherpe steen en snijdt daarmee de voorhuid van haar zoon weg, we nemen aan van de eerstgeborene, want in de tekst ging het al steeds over de eerstgeborene: Israël als Gods eerstgeborene en de eerstgeborene van de farao die gedood zal worden als hij het volk niet laat gaan. en dan strijkt ze met die voorhuid over Mozes voeten en zegt: Mijn bloedbruidegom ben jij. En dan laat de Eeuwige hem met rust. Wart is daar gebeurd of beter gezegd: wat wordt daarmee uitgedrukt? Het wordt uitgelegd met de woorden: Bloed-bruidegom had ze gezegd met het oog op de besnijdenissen. Het bijzondere zit dus in die besnijdenis. Ik hoef hier geen anatomische les te geven, maar een besnijdenis, ondanks alle gruwelverhalen van fanaten die het ook voor Joodse of Islamitische jongetjes willen verbieden, is een hele kleine ingreep (heel iets anders dan de terecht bekritiseerde vrouwenbesnijdenis, waarbij de clitoris wordt weggesneden met alle gevolgen van dien). Een voorhuid is een heel miniem stukje huid, bijna te klein om tussen duim en wijsvinger vast te houden. Het kan zijn – ik ben daarin te weinig onderlegd – dat het weghalen tot op de huidige dag ook wel om hygiënische redenen gebeurt of dat het een soort initiatierite is (maar dan zou je verwachten dat het bij een puberjongen gebeurd en niet bij een pasgeborene), maar in ieder geval is zeker, dat het Jodendom er sinds jaar en dag een religieuze betekenis aan geeft. Besnijden betekent dat je bij het Joodse volk hoort, maar dat doen ze door een kleine symbolische ingreep aan de penis van het jongetje. Ze zeggen daarmee als het ware: Alle volkeren geloven in de vruchtbaarheid, verheerlijken de mannelijke kracht en viriliteit (vandaar de verering van stierkalveren), wij niet, wij geloven in de Eeuwige, die paal en perk stelt aan ons machtstreven, en daarom zijn wij besneden. De Filistijnen, de grootste machtswellustelingen uit de bijbel, die zich sterker dan alle anderen voelden omdat ze over wapens van ijzer beschikten, worden in de bijbel op heel veel plaatsen, voorhuidigen of onbesnedenen genoemd. Wat doet Zippora, of hoe zullen we haar actie begrijpen. Zij besnijdt haar kleine zoon, hij hoort er nu ook echt bij, maar dan smeert ze het bloed van haar zoon aan de voeten van Mozes, zodat die symbolisch nu ook besneden is. Besneden aan zijn voeten, zodat die voeten geheiligd zijn om op de weg van de Heer te gaan. Zij heeft met haar actie duidelijk gemaakt, dat ze begrepen heeft wat God met zijn tekenen aan Mozes wilde laten zien. Macht is gevaarlijk en absolute macht is absoluut gevaarlijk, macht moet besneden worden, geheiligd zodat het uitgeoefend wordt in gehoorzaamheid aan God, bij zijn gratie. Door de geschiedenis heen hebben de koningen die zichzelf beschouwden als koning bij de gratie Gods, gedacht dat dit betekende dat ze absoluut konden regeren en aan niemand verantwoording af hoefden te leggen. Maar dat begrepen ze verkeerd. Macht bij de gratie Gods (tenminste als we het hebben over de God van Israël) is besneden macht, is macht die ingeperkt, ingebonden en gebonden is aan het woord van God. Zippora heeft het helemaal begrepen (ze heeft een joodse naam, het lijkt alsof ze de hele tora al kent), misschien wel beter dan Mozes en heeft dat met een robuuste en dappere daad duidelijk gemaakt en daarmee Mozes het leven gered. Hij is opnieuw haar bruidegom, nu haar bruidegom in het bloed, geen Mozes superman, maar Mozes mens en broeder en haar tegenover.

Dan kan het verhaal verder, dan kan Mozes met Aäron op weg naar de farao. Het verhaal begint nu pas, maar vanaf nu staat de besneden Mozes, de leider van het volk bij de gratie van de Eeuwige en door de roeping van de Eeuwige tegenover de onbesneden farao, de absolute vorst van Egypte, die zelf meent de zoon van de godheid te zijn. Over die confrontatie gaat het vanaf nu in het boek Exodus, een confrontatie die zal eindigen met de dood van Farao’s eerstgeborene (degene die na hem de absolute vorst had moeten worden) en met de ondergang van heel Farao’s macht in het water van de Rode Zee.

Zo is Mozes de man Gods. Het woord van de Eeuwige, zo zegt de gelovige Jood, vinden we in de boeken van Mozes. Mozes is de mond van God. Door naar hem te horen, leren we wie God is, maar meer nog wat God van ons vraagt. Dat is de kern, het begin, de eerste vijf boeken van de bijbel. We vinden geen graf van Mozes, het verhaal zegt aan het eind van het boek Deuteronomium, dat Mozes is gestorven op de mond van de Eeuwige. Hoe we dat moeten begrijpen? Met het prachtige beeld van de rabbijnen, dat de Eeuwige hem gekust heeft en dat hij daarop gestorven is, of, ook mooi, dat hij gestorven is zoals hij geleefd heeft, afgestemd op het woord van God?

De tweede is Elia. Hij is de personificatie van alle profeten. De profeten dat zijn degenen die het volk bij de les houden door ze te herinneren aan de woorden van Mozes. Al is Mozes dood er zijn steeds nieuwe profeten om het volk als Mozes de weg ten leven voor te houden. Elia, zo zegt het verhaal, is niet gestorven, hij is opgevaren ten hemel, zodat we mogen bedenken dat hij ieder moment terug kan komen en het profetische woord, gesproken door de rechtvaardigen van alle tijden en alle plaatsen, nooit verdwijnen zal.

Zo zijn ze daar: Mozes en Elia. En zo verschijnen ze in lichtglans op de berg van de verheerlijking. Ze staan daar links en rechts van Jezus. Want zo zullen we Jezus verstaan en  niet anders, als geflankeerd door de tora, de wet van Mozes en de profeten in de persoon van Elia. Van die tora, zo hebben we nog maar kort geleden in de uitleg van de Bergrede gehoord, zal geen tittel of jota verloren gaan. Jezus is niet gekomen om die tora op te heffen, maar om haar te vervullen. De tora vervullen is gaan in het spoor van Mozes en Elia. Steeds opnieuw moet die tora uitgelegd worden in het licht van de tijd waarin we leven. Elia en de profeten deden dat in hun tijd, Jezus deed dat in zijn tijd en de volgelingen van Jezus zijn geroepen, om dat steeds opnieuw te doen. Dat is jezelf steeds opnieuw de vraag stellen, hoe kunnen we God liefhebben, hoe kunnen we hem dienen in ons spreken en in ons doen. Wat is de wil van God en wat is onze taak in de wereld, wie hebben er nu onze hulp nodig, hoe kunnen wij Gods handen zijn in deze tijd. Dat is geen kleinigheid. Ik snap dat mensen, ook gelovige mensen, daarvoor terugdeinzen, maar alleen zo zijn we gemeente van Christus, zijn lichaam in de wereld. In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.