Preek in de Sloterkerk 20/12/2020

Preek in de Sloterkerk op zondag 20 december 2020 (4e advent). Deze preek is ook met beeld en geluid te volgen op ‘Kerkdienst gemist’. Het voor deze gelegenheid geschreven verhaaltje voor de kinderen (maar ook wel een beetje voor volwassenen) is ook opgenomen. Er waren vanwege corona buiten de dienstdoenden geen kerkgangers fysiek aanwezig.

Gelezen werd 2 Samuël 7, 6-14 en Lucas 1, 26-38

Lieve kinderen,

Ja dat is raar hoor om een verhaal aan jullie te vertellen, want ik zie jullie niet, maar jullie zien mij wel. Over vijf dagen is het al kerstfeest. Kerstfeest is het feest van de geboorte van Jezus. Jezus kwam eigenlijk uit de familie van Koning David, maar – dat weten jullie natuurlijk – hij werd geboren in een stal in Bethlehem. Geen paleis maar een stal. En toen ik daarover nadacht, herinnerde ik me een ander verhaal over een koningskind dat in grote armoede werd geboren. Het is een echt gebeurd verhaal en ik heb er voor het eerst over gehoord toen ik begin dit jaar (voor de corona) in Zuid-Afrika was. Het gaat over Thabo Magkoba, zijn overgrootvader was koning Mamphoku Magkoba, hij was de koning van een volk dat de BaThlou heette (die naam betekent: mensen uit het land van de olifanten) en hun land was in de bergen in het noorden van Zuid-Afrika in een gebied dat nu nog steeds Magkoba’s Kloof heet. Daar had Thabo nu eigenlijk koning moeten zijn. Maar het liep heel anders. De blanke boeren voerden oorlog tegen het volk van de BaThlou en in die oorlog werd de koning, deovergrootvader van Thabo gedood en hun land werd ingepikt door de blanke boeren. Het volk van Magkoba moest nu werken voor de blanke boeren of ze moesten naar de stad om werk te zoeken. Daar in de stad mochten ze niet samen met de blanken wonen, maar moesten in eigen zwarte armoedige wijken wonen, townships noemen ze die in Zuid-Afrika en die zijn er nog steeds. Een hele grote township was het stadje Alexandra vlak bij Johannesburg, de grootste stad van Zuid-Afrika. En zo werd de prins van het olifantenland geboren in de sloppen van Alexandra. Maar zijn moeder heeft altijd geweten dat het eigenlijk een koningskind was en heeft er vast in geloofd dat er tijd zou komen dat iedereen het zou merken. Thabo kon gelukkig goed leren en er was een blanke Anglicaanse priester die zich over hem ontfermde en zorgde dat hij kon studeren. En toen hij afgestudeerd was werd Thabo zelf ook priester en nog weer een tijd later, werd hij de aartsbisschop van Zuid-Afrika en een hele goede vriend van Nelson Mandela. Ik heb hem horen preken, ik heb hem even gesproken en hij heeft zijn handtekening gezet in het boek over zijn leven, waaruit ik jullie nu dit verhaal kon vertellen. Afgelopen week was hij jarig, hij werd zestig jaar en ik hoop dat hij nog heel lang het hoofd van de Zuid-Afrikaanse kerk mag blijven.

Toen Maria van de engel hoorde, dat Jezus geboren zou worden, wist ze ook gelijk dat haar kind een koningskind was al werd ie geboren in een stal. En iedere keer als er een kindje wordt geboren, mogen we zomaar bedenken, dat het misschien wel een heel belangrijk mens, zoals Magkoba of Mandela, zou kunnen worden. Iemand die de wereld een beetje beter zal maken. Dat hopen we met kerst als we de geboorte van Jezus gaan vieren.

 

Gemeente van Christus,

Vierde advent is qua leesrooster een beetje vreemd. Stel je voor ’s zondags hoor je het verhaal van de aankondiging van Jezus’ geboorte aan Maria en  de donderdag erna wordt ’s avonds het kindje al geboren. Dan hebben onze katholieke vrienden beter rekenwerk gedaan, want zij vieren Maria’s onbevlekte ontvangenis, ook wel Maria boodschap genoemd, op 25 maart!

Op die aankondiging kom ik straks terug, maar eerst wil ik iets zeggen over de oudtestamentische lezing uit het boek Samuël. Die gaat over de belofte aan David, dat zijn nageslacht voor altijd op de troon zal zitten. Dat was een wijs besluit van degenen, die ons leesrooster hebben samengesteld, om juist deze lezing te laten klinken op de zondag voor kerst. Want we zouden het in onze kerstvreugde zo maar vergeten. Dat hij, die geboren zal worden in de eerste plaats de Messias van Israël is, de geboren koning van de Joden. Ook de evangelisten, die hun evangelie laten beginnen met een geboorteregister willen benadrukken, dat hij uit het huis van David is, van koninklijken bloede! Ooit zal Pilatus het aan laten slaan op zijn kruis: INRI, Jesou Nazaraios Rex Judaearum, Jezus van Nazareth, koning der Joden. De christelijke kerken hebben dit gegeven in de loop van de eeuwen weggemoffeld, bij de vele erenamen, die we Jezus hebben gegeven, de adventsliederen staan er bol van, hoort deze niet: koning van de Joden, want hij is onze koning, de koning van ons hart, de Zoon van God, geboren uit de maagd Maria, zelfs haar joodse naam Mirjam moest zijn moeder inleveren. Jezus werd geariseerd, tot ariër gemaakt, kijkt u maar eens in het Louvre naar de daar hangende Bijbelse taferelen. Typisch Joods afgebeeld is in bijvoorbeeld de schilderijen van het Laatste Avondmaal, vooral Judas, Jezus is nooit als Jood herkenbaar, geen kromme neus, liefst met blauwe ogen. Ja, zeggen we dan als excuus, dat is omdat de Joden hem niet erkend hebben als hun heiland. Is dat zo? Waren zijn leerlingen dan geen Joden? Waren de evangelisten, aan wie we alle verhalen over Jezus te danken hebben dan geen Joden? Nee, het gaat over het huis van David, over zijn nakomelingschap, dat ook op het moment dat Jezus geboren wordt al lang niet meer op de troon zit en er sindsdien ook nooit meer op gezeten heeft. De belofte, die de profeet Nathan aan David doet is een profetie geworden, die nog op zijn vervulling wacht: vrede voor Israël, vrede voor de wereld door de vorst van de vrede, de vorst van de gerechtigheid. En natuurlijk die vredesvorst is in de profetie in de eerste plaats Salomo. U hoort het woord Shalom, ‘vrede voor hem’ betekent zijn naam. Later zal Jesaja de profetie herhalen, als hij het heeft over de zoon die Immanuel, God met ons genoemd zal worden en dan heeft hij het over Hizkia, de koning die in alles was als zijn voorvader David. In de christelijke traditie zijn we gewend om de profetieën van Nathan en van Jesaja vooral te lezen als vooruitwijzend naar Jezus. Dat mag, maar als we dat doen, dan is hij ook de beloofde koning van de Joden. En eigenlijk kunnen we dat ook wel horen in het verhaal waarmee zijn geboorte wordt aangekondigd. Het is een verhaal dat lijkt op andere oudtestamentische verhalen waarin een geboorte wordt aangekondigd. De meest opvallende gelijkenis is die met het verhaal over de geboorte van Simson. Ook daar is het een engel die zijn geboorte aankondigt. Het gaat daar niet over een maagdelijke geboorte, maar het is de vraag of het daarover in ons verhaal wel gaat. Het woord ‘parthenos’ wordt weliswaar vaak met ‘maagd’ vertaald, maar het is ook een algemene aanduiding voor een jonge vrouw die nog niet getrouwd is.  Het doet denken aan de beroemde in de kerstnacht vaak gelezen passage uit Jesaja, zie de jonkvrouw zal zwanger worden en een zoon baren. Daar wordt ook heel vaak met maagd vertaald, omdat we denken dat die profetie over Jezus gaat, maar het gaat daar over de koningin, en de aangekondigde koning is koning Hizkia, die Immanuel, God met ons wordt genoemd. De bijbelvertalers halen een trucje uit. Omdat de dogmatiek en het credo leren dat Jezus is geboren uit de maagd Maria, vertalen we met maagd, zelfs als dat er niet perse staat en zo vinden we in de bijbel ons dogma terug. Het gaat in dit verhaal niet over de maagdelijkheid van Maria, maar over het bijzondere karakter van het kind dat geboren wordt. Die geboorte is van Godswege, dat zegt niets over de biologische gang van zaken, maar alles over de theologische gang van zaken. Het is uit de Heilige Geest. Zoals bij het verhaal over de geboorte van Simson wordt gezegd, dat hij een Nazireeër zal zijn van zijn geboorte af, zo wordt hier gezegd, dat hij een zoon van de Allerhoogste genoemd zal worden. En natuurlijk is dat geen biologisch zoonschap, maar een geestelijk zoonschap. Hij krijgt die naam, het is een eretitel. Hij is, zoals de evangelist Johannes het zegt, één met de Vader, hij doet de wil van God. En dan komt het: God, de Heer zal hem de troon van zijn vader David geven en Hij zal over het huis van Jakob koning zijn tot in eeuwigheid en aan zijn koningschap zal geen einde komen. De verwachte Messias is een koning uit het huis van David. Joden zullen misschien tot op de dag van vandaag zeggen, dat hij de Messias niet kon zijn, omdat hij geen koning werd. Daar hebben we weinig weerwoord tegen, want dat andere koninkrijk, dat koninkrijk dat uit de hemelen is, dat in hem nabij was gekomen, daarvan hebben zijn volgelingen, wij christenen dus, ook niet veel zichtbaar gemaakt. De kerk heeft de vrede door de eeuwen heen zeker niet altijd dichterbij gebracht (en dan druk ik me nog heel mild uit), maar als wij hem ondanks alles belijden als de Messias, dan is hij in de eerste plaats de Messias van Israël, de koning der Joden. We weten: de geschiedenis is anders gelopen. Er is een grote, en naar het tot op heden lijkt niet te helen breuk ontstaan tussen de kerk en de synagoge. Wij hebben ons een ander soort Messias bedacht, niet een koning der Joden, maar een Christus-koning, met wie wij op kruistocht trokken en die steeds minder Joodse trekken hield, totdat hij begrijpelijkerwijs door de Joden werd gezien als een andere God. En een andere God, daar konden ze niet mee leven, want: Sjema Jisraeel, Adonai Elohenu, Adonai Echaad. Hoor Israël, de Heer is onze God, de Heer is één. De belijdenis die een joodse baby in het oor gefluisterd krijgt, nadat hij geboren is en die hem als laatste woord ingefluisterd wordt als hij sterft. Of Jezus ooit die andere God heeft willen zijn? Ik geloof er niets van. Wij vieren deze week de geboorte van de zoon van Mirjam, de joodse Jezus, die in alles maar één ding heeft gewild, de wet van Mozes vervullen, dat is die doen, helemaal doen door zijn  medemensen lief te hebben, ja zo lief, dat hij uiteindelijk voor ze wilde sterven.

En Mirjam, Maria, ze begrijpt het misschien niet allemaal, maar ze voegt zich: mij geschiede naar uw woord. Dat is niet: doe maar wat u goeddunkt, maar dat is de instemming met dat Woord. En het gaat natuurlijk om dat woord ‘Woord’. Zodat we, als we in de kerstnacht het verhaal van de herders horen, we hen ook horen zeggen: laat ons dan naar Bethlehem gaan, om te zien het Woord dat daar geschied is. Dat is waar Maria zich voor openstelt: dat het Woord geschiedt. Het Woord van de Eeuwi­ge, die gesproken heeft: Licht! en er was licht. Dat Woord maakt geschiedenis. Het verhaal over dat Woord dat geschiedt, dat is geschiedenis. Niet perse in de zin van “werkelijkheid” maar in de zin van een hogere waarheid, waardoor we de hele wereld en de hele werkelijkheid door dat verhaal in een ander perspec­tief zien, het perspectief van de bevrijding, die komt, van de Zoon die geboren wordt, van de toekomst die gaat gloren. Het Woord van de Eeuwige, dat aan Maria wordt overgebracht door Gods gabber, de engel Gabriël, luidt: God is met jou. Dat is de kern van het verhaal: God kiest voor jonkvrouw Israël, God kiest voor die eenvoudige jonge vrouw. Met haar en met de vrucht van haar schoot, begint een nieuwe tijd. Dat heeft Maria begrepen en daar­over zal ze straks zingen in haar loflied. Het verhaal is niet het verhaal over een dogma, maar het verhaal over een vreugdevolle tijding. Tidings of comfort and joy. Tijdingen van troost en vreugde. Het licht komt, het is al gekomen in de wereld. Ook als het met de weerglans daarvan in onze levens en in onze kerken niet altijd even goed wil lukken, dan nog, het heeft geschenen en schijnt nog altijd. Dat woord, dat spreekt van vrede. Vrede voor de wereld en vrede voor Jeruzalem. Urbi et orbi, voor de stad en voor de wereld, zou zo begrepen moeten worden: vrede voor Jeruzalem en vrede voor de wereld. Maar dan ook: Jeruzalem als stad voor de wereld, als de stad, waar Joden, christenen en moslims elkaar mogen ontmoeten en van elkaar mogen leren. De stad voor alle kinderen van Abraham. Hoe cynisch dat de hoogste muur in Israël is opgetrokken tussen Bethlehem en Jeruzalem, het ligt maar een paar kilometer bij elkaar vandaan, maar het is een eindeloze reis, met talloze checkpoints en controles om van de ene plaats in de andere te komen. Ja er zal heel wat moeten gebeuren, voordat die vrede er is. Ik denk dat die vrede van bovenaf neer zal moeten dalen, vanuit het besef, dat we allen, joden, christenen en moslims, bidden tot dezelfde God, de ene God, waarvan wij belijden dat hij zich heeft geopenbaard in het mensenkind, Jezus van Nazareth, geboren in Bethlehem, waarvan Joden belijden dat hij de God is die aan Mozes de tora heeft geschonken en de moslims dat het getuigenis van Mozes en Jezus van Hem gegeven hebben, is bevestigd in de openbaring aan Mohammed. Het komt allemaal uit dezelfde bron en dat is een Joodse bron. Daarom zeggen we op de laatste zondag voor het Kerstfeest met Tom Naastepad: Juicht voor de koning van de Joden, buig voor geen dove wereldmacht. Kniel voor de knecht die Gods geboden beluisterd heeft en wel geacht. Een zalig kerstfeest wens ik jullie allemaal.

Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.