Preek in de Thomaskerk te Amsterdam op 27/12/2020

Preek in de Thomaskerk te Amsterdam op zondag 27 december 2020. Gelezen werd: Jesaja 61,10-62,3 en Lukas 2,33-40

Gemeente van Christus

 

Toen mijn moeder nog leefde, reed ik in het weekend regelmatig van het Zuidplein in Rotterdam naar Lombardijen, waar ze woonde en dan kwam ik altijd langs een hoog gebouw, waar met grote letters op staat: Simeon en Anna. Een bijbelvaste passant weet dan gelijk met wat voor gebouw hij te doen heeft: dat moet wel een bejaarden- of verzorgingshuis zijn. Dat is wat ons het beste is bijgebleven van Simeon en Hanna: dat ze oud waren, stokoud. Van Simeon weten we trouwens helemaal niet of hij wel zo oud was, maar dat veronderstellen we, omdat er wordt verteld, dat hem in een visioen was gezegd, dat hij de dood niet zou zien, voordat hij de Messias des Heren had gezien. Van Hanna, ik noem haar liever bij haar eigen joodse naam, dan dat ik het verneder­lands tot Anna, want dan klinkt ook de naam van die andere Hanna, de moeder van Samuël, die haar loflied zingt in het begin van het eerste boek Samuël, (van haar) wordt gezegd, dat ze na haar meisjestijd zeven jaar met een man had geleefd en daarna weduwe was, vierentachtig jaar. Het is niet helemaal duidelijk of dat aantal jaren slaat op haar leeftijd of op de tijd dat ze al weduwe was, waardoor ze nog vele jaren ouder zou zijn. Maar het gaat natuurlijk niet om de vraag, hoe oud ze nu precies was. Lucas wil ons het getal vierentachtig laten horen: twaalf maal zeven, de beide getallen die volheid uitdrukken, een vol leven. Een leven vol van verwachting, onafgebro­ken in de tempel, vastend en biddend in afwach­ting van de grote dag.

Simeon en Hanna, de profeet en de profetes, samen vertegen­woordigen ze het Israël dat leeft in de verwachting van de dingen, die hen door de profeten zijn aangezegd. Simeon verwachtte de vertroosting van Israël en Hanna de verlossing van Jeruzalem, u begrijpt, die twee zijn een. Ze hebben die verwachting volgehouden en vastgehouden, een heel leven lang. Dat wil niet zeggen, dat ze hun leven achter de geraniums hebben doorgebracht, glurend uit het raam of er al wat kwam (zo van: zuster Anna, ziet ge al wat komen). Nee, een leven in verwachting is allerminst een passief leven, het is een uiterst actief leven. De verwachting waaruit zij leven bepaalt heel hun doen en laten. Miskotte sprak in dit verband over “de weg van de verwachting”. Ver­wachting dat is niet alleen iets waar je over droomt en waar je naar uitkijkt, maar het is een weg om te gaan. Wat je verwacht, waar je op hoopt, dat bepaalt je wezen, dat bepaalt je handelingen. Het geeft je een doel, een doel dat de middelen niet heiligt, maar een doel dat de middelen bepaalt. Als dit is wat wij hopen, dan is deze weg wel en die weg niet begaanbaar voor ons. Is het geen droom, die we nastreven? De profeten beschrijven het wel met droom­beelden: een rechtvaardige wereld, een wolf die speelt bij een lam, een zuigeling die speelt bij het hol van een adder. Het is nooit vertoond. Het is een poging met droom­stof te verbeelden wat we ons op een andere manier niet voor kunnen stellen. Maar het is dezelfde verwachting waarover aartsvader Jacob het heeft, als hij zo maar opeens terwijl hij zijn zonen zegent, in het midden tussen Dan en Gad, uitroept: Uw bevrijding verwacht ik, o Heer! Dat is de verwachting waar Simeon en Hanna uit leven.

Zou ons dat lukken – hier in Amsterdam-Zuid aan het eind van het jaar 2020 – leven uit verwach­ting; niet passief wachtend op het grote moment, maar bewust toelevend naar het grote moment. Maar wat verwachten wij dan, wat is voor ons dat grote beslissende moment? De Messias is gekomen, we hebben het kerstfeest gevierd. Ja, inderdaad, de Joden vertellen het ons en we kunnen ze niet ongelijk geven: de wereld is er niet zichtbaar anders op geworden. Het onrecht, de onderdruk­king, de moeite die we hebben om met elkaar in liefde en vrede te leven, het is niet veel anders geworden. De coronacrisis, de toeslagenaffaire, vluchtelingen, terreur en tegenterreur, ik hoef het u niet te schilderen.

Simeon had een godsspraak gekregen, dat hij de dood niet zou zien, voordat hij de Messias gezien zou hebben. De eerste christenen waren er ook van overtuigd, dat zij de wederkomst bij hun leven mee zouden maken. Maar tweeduizend jaar later denken wij eerder het omgekeerde: het zal onze tijd wel duren, dat zullen wij wel niet meer meemaken. Ja, kijk, als ik het gezien zou hebben zoals Simeon, of als aan mij zo’n belofte persoonlijk was gedaan, dan lag het anders, maar nu…. Klopt dat eigenlijk wel, heeft Simeon zoveel meer gezien? Wat heeft hij helemaal gezien? Een klein jongetje op de arm van zijn moeder. Voor Simeon is het genoeg. De rest weet hij uit de Schriften. Dit is het moment waarop hij gewacht heeft. Dit kind zet alles in zijn licht. Nu wordt helder hoe het staat in de volke­renwereld. Nu wordt duidelijk, wie dat zijn: de mensen in wie God een welbehagen heeft; aan dit kind zal het afgelezen worden. In hem valt de beslissing, een val en opstanding van velen. Een teken dat tegenge­sproken wordt. Niet een triomfantelijke toekomst, niet een grootse overwin­ning, maar in een moordende pijn – een zwaard door Maria’s ziel – zal zichtbaar worden, hoe hij de bevrijder van Israël, de verlosser van de wereld zal zijn. Ook dat hoort bij de weg van de verwachting. Dat we weten, dat het niet zal gaan zonder vallen en opstaan, dat het geen geëffend pad is. Ons is geen blauwdruk gegeven, ons is een belofte gegeven. Een teken dat tegengesproken wordt; het is alsof Simeon ons de geschiedenis van de kerk vooraf be­schrijft. Je leest het er niet aan af. Is dat nu de beweging van Jezus Messias? Is dat wat er door hem en in hem op gang is gebracht. Moord­bendes, kruistoch­ten, Jodenvervolgin­gen, halve continenten die worden leegge­roofd en ontvolkt met een priester aan boord. En in onze dagen de even moorddadige reactie daarop. Moeten die soms het bewijs zijn, dat met de Messias Jezus iets werkelijk nieuws is begonnen? Maar door dat alles heen zijn er ook steeds de tekenen geweest van bevrijding. Mensen die zich verzet hebben tegen de terreur, tegen de onderdrukking van de derde wereld. Mensen die verzet hebben aangetekend tegen het fascisme, tegen de rassenhaat. Zij zijn in die geschiedenis lichtpuntjes geweest, lichten op wie iets is afge­straald van dat licht in Bethlehem.

Wat hebben Simeon en Hanna gezien, wat maakt hun leven van het ene moment op het andere tot een vervuld leven? Een klein joods jongetje van acht dagen oud. Ja inderdaad, dat en niet meer dan dat, zoals de herders alleen maar dat kindje in de kribbe hebben gezien. Maar wat de herders wisten door de bode, dat weet Simeon door de geest. Dit kindje is een teken, een omstre­den teken, maar een teken van bevrijding. Zijn ogen hebben de bevrijding van de heer gezien. Hij heeft het zien oplichten. Ik moest denken aan Martin Luther King op Capitol Hill kort voor zijn gewelddadige dood: My eyes have seen the glory of the coming of the Lord. Daarvoor leeft een mens, voor dat ene ogenblik, waarop je het helemaal zeker weet: Ja, zie je wel, het kan toch! Naar dat ogenblik leef je toe en vanaf dat ogenblik leef je daarvanuit. Dat is de weg van de verwachting. Die weg is niet afgesloten met de komst van de Messias. Nee, eigenlijk is het daarmee pas goed begonnen. Omdat we in hem iets hebben gezien van een andere mogelijkheid, een andere manier van leven, weten we: het kan anders. We beginnen het jaar 2021 straks  niet op de puinhopen van het verleden (al zijn die er wel en maar al te zichtbaar), maar met de verwachting van de vrede en de bevrijding, die ons is toege­zegd. Wordt het waar in 2021, een jaar waarin ongetwijfeld weer van alles zal veranderen? Zullen ons verwach­tingen in 2021 uitkomen? Zal er een einde komen aan de coronacrisis, zullen we anders omgaan met het klimaat? Zullen wij de moed, het geloof en het vertrouwen op kunnen brengen om ook in 2021 de verwachting levend te houden en te leven uit die verwachting. Als we dat doen dan zullen er ook in 2021 tekenen te zien zijn van de bevrijding. Dan zullen we ook in staat zijn die tekenen te zien. In ieder nieuw kindje zullen we zien, dat de geschiedenis doorgaat. In iedere oudere die in vrede terug kan zien op zijn of haar leven, zullen we zien dat een mensen­leven niet vergeefs is. In iedere mens die zijn of haar leven met anderen wil delen zullen we de broeders en zusters zien van Jezus Messias, mensen van Gods welbehagen. We zullen ons vasthouden aan de Simeons en Hannas in ons midden, we zullen proberen de wereld te zien door hun ogen. Ogen die vervuld zijn met een helder licht, omdat ze de bevrijding van de Heer hebben gezien. Laten we bijna aan het einde van 2020 de Eeuwige onze God zegenen en zijn grote naam prijzen, want zijn barmhartigheid en zijn genade gaan met ons mee het nieuwe jaar in. Gezegend zijt gij, Eeuwige onze God, koning van de wereld, en gezegend is hij, die komt in uw naam: Jezus Messias, uw bevrijding voor Israël en in hen voor al uw mensenkinderen. Amen.

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.