Preek in de Thomaskerk 19/9/2021 (afscheidsdienst in de middag)

Preek in de Thomaskerk op zondag 19 september 2021 ’s middags om 14.00 uur. Afscheidsdienst wegens emeritaat van de Protestantse Kerk van Amsterdam en het Leerhuis Amsterdam Tenach en Evangelie. (Omdat in deze dienst de bijbelgedeeltes in eigen vertaling werden gelezen, zijn die hier ook opgenomen)

Lezing uit de Tora: Deuteronomium 6, 1-9

1      Dit nu zijn het gebod, de inzettingen en de rechtsregels,

die de Eeuwige, je God, gebood jullie te leren,

om ze te doen in het land, waarheen jullie trekken

om het te beërven,

2      opdat jullie de Eeuwige, je God, zullen vrezen,

door al zijn inzettingen en zijn geboden te bewaren,

die ik je gebied,

jij, je kind en je kleinkind, alle dagen van je leven,

opdat je dagen verlengd worden!

3      Horen zul je, Israël, bewaren zul je ze,

door te doen wat goed voor je is,

en waardoor je zeer talrijk zult worden,

zoals de Eeuwige, de God van je vaderen, je heeft gezegd:

een land, dat overvloeit van melk en honing.

 

4      Hoor Israël,

de Eeuwige is onze God, de Eeuwige is één!

5      Heb dan lief de Eeuwige je God,

met heel je hart, met heel je ziel, met heel je kracht.

 

6      Deze woorden, die ik je heden gebied, moeten op je hart zijn,

7      Herhalen moet je ze voor je kinderen en erover spreken,

als je in je huis zit en als je over de weg gaat,

als je je neerlegt en als je opstaat.

8      Knoop ze als een teken op je hand,

ze moeten als een band zijn tussen je ogen,

9      schrijf ze op de deurposten van je huis en op je poorten.


Evangelielezing: Mattheus 20, 20-28

 

20     Toen kwam de moeder van de zonen van Zebedeüs naar hem toe

met haar zonen bij zich,

zij buigt diep voor hem,

zij wil iets van hem vragen.

21     Hij zegt haar: wat wil je?

Zij zegt tot hem:

zeg, dat deze twee zonen van mij mogen zitten,

één rechts van u en één links van u in uw koninkrijk.

22     Maar Jezus antwoordt en zegt:

jullie weten niet wat jullie vragen,

kunnen jullie de beker drinken, die ik zal drinken?

Zij zeggen hem: dat kunnen wij.

23     Hij zegt tegen hen:

Mijn beker zullen jullie wel drinken,

maar het zitten rechts van mij en links,

is niet aan mij om te geven,

maar het is voor wie het is bereid door mijn vader.

24     En toen de tien (andere leerlingen) dit hoorden,

namen ze het de twee broers kwalijk.

25     En toen Jezus hen bij zich geroepen had,

zei hij:

Jullie weten dat de regeerders van de volkeren over hen heersen

en dat de groten macht over hen uitoefenen.

26     Zo zal het niet zijn bij jullie,

maar al wie bij jullie groot wil worden,

zal jullie dienaar zijn,

27     en wie bij jullie de eerste wil zijn,

die zal jullie slaaf zijn.

28     Zoals de mensenzoon niet gekomen is om zich te laten dienen,

maar om te dienen en zijn leven te geven

als een losprijs voor velen.

 Verkondiging

 Lieve gemeente, lieve familie en vrienden,

Alle jaren dat ik predikant ben geweest, heb ik me gehouden aan leesroosters. Eerst was dat vele jaren het rooster van de voortgaande lezing van het Amstelpreekteam, daarna het Oecumenisch Leesrooster van de Eerste Dag. Met dat laatste was ik niet altijd gelukkig, maar het alternatief van een vrije tekstkeuze, waarbij de predikant kiest al naar gelang zijn pet staat of wat hem gezien zijn stokpaardjes het beste past, leek mij altijd slechter. Maar we hebben een middagdienst, dus het rooster dat vanmorgen aan de orde was, is niet bruikbaar. Toen dacht ik mij te houden aan het rooster van lezingen, zoals dat gisteren in de synagoge werd gebruikt. Ik deed dat jarenlang bij de middagleerdiensten in het Gasthuis, maar dan had ik met jullie Deuteronomium 32 moeten lezen, het lied van Mozes, waarin hij voor zijn dood afscheid neemt van het volk Israël. Ik neem aan dat jullie begrijpen, dat ik dat veel te pretentieus vond. Toch zou ik op deze bijzondere dag, zo heel graag nog een keer zeggen, waar het mij steeds om ging, of veel beter nog, waarom het volgens mij steeds ging in de Schriften. En toen kwam ik uit bij misschien wel het meest centrale woord uit de Schrift: Het Sjema Jisraeel, de centrale belijdenis van het jodendom, dat volgens mij ook in de christelijke kerken centraal hoort te staan. Met een formulering, die in het Gasthuis is gebruikt, en ook vandaag door Adriaan weer is uitgesproken, een formulering die ik dank aan mijn vriend en vroegere collega René Süss: “Met Jezus mogen wij het geloof van Israël belijden”. We geloven niet in Jezus, maar we geloven met Jezus in de God van Israël. Niet het geloof in Jezus, maar het geloof van Jezus. Door Hem mogen ook wij, die uit de volkeren zijn, de weg vinden tot de God van Israël en tot de Tora, de weg ten leven, waarvan hij heeft gezegd, dat geen tittel of jota daarvan verloren zal gaan. Sjema Jisrareel, Adonai Elohenoe, Adonai Echaad. Hoor Israël, De Eeuwige is onze God, de Eeuwige is één. Dat is niet een belijdenis van het monotheïsme. Israël wist heel goed, dat er meerdere goden aanbeden werden in de wereld waarin zij leefden. De Moloch, de god die ons vraagt onze kinderen en daarmee onze toekomst te offeren en de Mammon, de god van het geld en van de economie, zijn twee van die goden, die ook vandaag de dag nog volop aanbeden worden. Wij zouden moeten weten, dat ze er zijn en dat ze een levensgroot gevaar voor het voortbestaan van onze wereld zouden kunnen betekenen en we worden dan ook niet opgeroepen om te zeggen, dat ze niet bestaan, maar om te belijden dat de Eeuwige, de God van de uittocht, van de bevrijding uit het slavenhuis, de enige is, die wij als God mogen en moeten aanbidden. Daarom moeten we die God, en hoe die precies is en hoe we ons die voor moeten stellen, als een menselijke figuur, vrouw of man, hemels of aards, lijfelijk of geestelijk of allebei, dat weten we niet en hoeven we ook niet te weten, we moeten het hebben van wat over Hem geschreven staat: Hem moeten we vrezen, aanbidden en vereren, dat wil zeggen, dat we de bevrijding die hij betekent nooit weg mogen geven of los mogen laten. Hij is onze bevrijding. Maar bovenal, zo wordt gezegd in deze belijdenis, moeten we hem liefhebben, liefhebben met alles wat we in ons hebben, met heel ons denken, heel ons voelen, spreken en handelen. Maar dat levert ons gelijk een geweldig probleem op. Want als mij gezegd wordt, dat ik mijn vrouw, die ik gelukkig vrijwel iedere dag om me heen zie, lief moet hebben, dan weet ik wat er bedoeld wordt, al is het dan even goed nog vaak moeilijk om te bedenken hoe ik dat precies in de praktijk kan brengen en zit ik er dus regelmatig behoorlijk naast. Maar als we God lief moeten hebben, die we niet hebben gezien, van wie we zelfs niet weten hoe hij of zij er uitziet, ja zelfs niet weten of hij op dezelfde manier bestaat als wij mensen bestaan, hoe moet dat dan. Dat zou toch eigenlijk betekenen, dat we bij alles wat we doen, en bij alles wat we laten, bij alles wat we zeggen en bij alles wat we bedenken of opschrijven, na zouden moeten denken of we door dat handelen of spreken of schrijven God wel of niet liefhebben. Weet u, ik denk eigenlijk dat het precies dat is wat van ons gevraagd wordt, dat we bewust leven, dat we nadenken bij wat we doen of laten, dat we niet zomaar trends volgen, omdat dat het meest succesvol lijkt. En natuurlijk er wordt ons daarbij ook wel een richting gewezen. Wie God liefhebben, zo horen we, zijn degenen die zijn geboden onderhouden en bewaren. Dus dat nadenken, wat het betekent God lief te hebben, dat is ook nadenken over hoe we die onderwijzing in praktische zaken kunnen volgen. De hele Talmoed gaat daar over: de vraag hoe de Tora in onze concrete situatie begrepen moet worden. Een zo uitvoerige studie – tweeënzeventig dikke delen, ik grasduin er wel eens in, maar weet heel goed dat ik daar niet meer doorheen kom – is denk ik ook niet nodig. Het lijkt mij geheel en al in de lijn van de tora als de apostel Johannes in zijn eerste brief schrijft: Wie zijn broeder – of zijn zuster – die hij ziet, niet liefheeft, hoe kan hij God liefhebben, die hij niet heeft gezien. Dat lost niet alle problemen op, maar het is een goed handvat. Onze samenleving raakt steeds verder getechnologiseerd. Voor zover dat betekent, dat er allerlei nieuwe technieken en nieuwe apparatuur worden ontwikkeld, die het leven gemakkelijker maken, is daar natuurlijk niets op tegen, maar wanneer de nieuwe, vooral digitale, technologieën, ook worden gebruikt, om bijvoorbeeld met behulp van logaritmes het sociale verkeer te regelen, dan bestaat het concrete risico – ik hoef hier natuurlijk geen voorbeelden te geven, jullie kijken zelf ook televisie – dat de menselijkheid, en dat is dus de liefde voor onze medemensen, verdwijnt, omdat die kennelijk nog niet goed in eentjes en nulletjes om te zetten is. Blijf nadenken, laat je leiden door gedachten over menselijkheid en liefde. Nou ja, laat ik toch maar een concreet voorbeeld noemen: als het eerste vliegtuig, dat vertrekt uit het gevallen Kaboel vol zit met Nederlanders, die niet het grootste risico lopen, terwijl uiteindelijk Afghanen die veel groter riscio lopen achter moeten blijven, dan denk ik dat liefde en menselijkheid hierbij niet de boventoon hebben gevoerd.

Ik ken natuurlijk de sinds jaar en dag meest gebruikte bezwaren tegen mijn opvattingen over Tenach en Evangelie. De eerste is dan in de regel: Maar wij zijn toch geen Joden! Nee, dat klopt en dat hoeven we ook niet te worden, maar we belijden toch evengoed ons geloof in de God van Abraham en Izaäk en Jakob, en dat bindt ons toch aan de Tenach, dat bindt ons toch aan de regels van de Torah. Ja, zo luidt dan het tweede argument, maar Jezus heeft de wet toch vervuld, daar hoeven wij ons toch niet meer aan te houden. Dat is wellicht het grootste misverstand dat in onze kerk bestaat. Jezus heeft de wet niet opgeheven, hij heeft hem vervuld, dat wil zeggen hij heeft die wet ten einde toe gedaan. Hij heeft God en zijn medemens meer liefgehad dan zijn eigen leven. Mijn, zoals de meesten van jullie weten, meest favoriete theoloog, Dietrich Bonhoeffer heeft ooit geschreven, dat dit misverstand, dat het niet meer gaat om wat we doen, maar alleen nog om wat we geloven, meer schade heeft toegebracht aan de kerk dan welke leer van de goede werken ook. En dat voor een overtuigde Lutheraan! Mag ik ook nog Paulus aanhalen, die in het beroemde dertiende hoofdstuk van de eerste brief aan de Korinthiërs schrijft: Deze drie, geloof, hoop en liefde, maar de meeste van deze is de liefde. Ja, inderdaad, het staat er echt: liefde is belangrijker dan het geloof. Liefde vraagt om tenminste een minimum aan regels. Dat geldt ook voor de vrijheid. Vrijheid zonder regels wordt chaos en terreur. Liefde voor de medemens zonder afspraken leidt tot willekeur.

Tegelijk: regels brengen ook een gevaar met zich mee, want niet alle regels – ook daarvan hoef ik geen voorbeelden te noemen – zijn regels die de menselijkheid en de onderlinge liefde tussen mensen bevorderen. Met het oog daarop heb ik uit het evangelie van Mattheus, als toch, hoop ik, ook enigszins uitleg bij dat sjema, dat gedeelte gelezen over de moeder van de zonen van Zebedeüs en het ging mij vooral om het tweede gedeelte van die tekst, waar wordt gezegd: Jullie weten dat de regeerders van de volkeren over hen heersen en dat de groten macht over hen uitoefenen. Zo zal het niet zijn bij jullie. Natuurlijk is dat kritiek op de algemene gang van zaken, waarin het gewone volk onderdrukt wordt door de machthebbers en in die zin is het ook politiek. Maar ook het evangelie is realistisch: dat verander je niet zo maar! Maar wat je wel kunt doen, is ervoor zorgen dat het bij jullie – ik zeg maar even gemakshalve: in de kerk, anders gaat. Ik moest denken aan een term, die vooral in zwang was bij de Duitse studentenbeweging in de jaren zeventig: ‘Gewaltfreies Raum’, een geweldsvrije ruimte, en daarmee werd niet alleen bedoeld een ruimte waar mensen elkaar de hersens niet inslaan, maar een ruimte waarin iedereen in vrijheid met elkaar kan spreken over wat ons te doen staat, zonder dat er mensen zijn die de dienst uitmaken en zeggen hoe het moet. Dat zou een kerk kunnen zijn, natuurlijk naast haar kerntaken van vieren, leren en dienen: een plek, een geweldsvrije plek, bieden, waar mensen nadenken over de zin van het leven en wat hen in de huidige situatie te doen staat. Natuurlijk mogen ze in die ruimte ook een kaarsje opsteken of bidden of mediteren, maar het moet meer zijn dan een pleisterplaats voor de ziel! Ik hoop dat een leerhuis daar een rol in kan spelen. Mijn droom is, dat de kerk ook een ontmoetingsplaats is, waar gelovigen en andersgelovigen en niet-gelovigen met elkaar nadenken over de wereld en over het leven en hoe we kunnen zorgen dat de liefde niet ten onder gaat in onze vertechologiseerde samenleving. Overal wordt macht uitgeoefend – dat geldt ook voor samenlevingen die als democratisch gelden – maar zo zij dat bij jullie niet. Zo zij dat bij ons niet. Wij zijn geroepen om het anders te doen. Dat lukt ons niet altijd, soms dacht ik wel eens, dat lukt ons steeds minder. Een aantal jaren geleden werden aan de predikanten in onze kerk leiderschapscursussen aangeboden. Ik heb daar niet aan meegedaan en ik heb me er ook nadrukkelijk tegen uitgesproken. Een predikant is de herder en leraar van de gemeente (en ik geef onmiddellijk toe, dat ik misschien wel eens teveel leraar en te weinig herder was), maar hij is niet de leider en niet de manager. Daar is hij of zij niet voor opgeleid en er zijn in vrijwel iedere gemeente mensen die dat beter kunnen dan de dominee. Predikanten hebben als hun kerntaak de uitleg van de Schrift (en dat is inclusief het gesprek over de ethische vragen die dat oproept of die ons opgedrongen worden door de wereld waarin wij die Schrift uitleggen). Zo moet het dus bij ons niet zijn, bij ons gaat het om de vraag, hoe wij in onze wereld God en onze medemens lief kunnen hebben. Dat is een allesomvattende vraag, een theologische en een politieke. Dat is niet voor achter de voordeur, dat is voor het hele leven.

Colette van der Ven, actief in de Ecclesia, werd eens in een interview rond nieuwjaar gevraagd, waar ze het meest bang voor was in het nieuwe jaar en ze antwoordde: dat mensen ophouden na te denken. Die uitspraak heb ik onthouden, omdat die in al zijn eenvoud raak is. Dat is in onze snelle digitale en technische wereld het grote gevaar, dat we ons mee laten nemen in de stroom van hoe dingen nu eenmaal gaan en ophouden na te denken. Lezen, leren en leven, het mottto van het Leerhuis. Dat betekent liefde voor de Schriften en de God van de Schriften, liefde voor de medemens en liefde voor onze wereld. Die liefde moet in de kerk uiteindelijk overwinnen en uitgedragen worden. Amen.

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.