Preek in de Nieuwendammerkerk 13/2/2022

Preek in de Nieuwendammerkerk op zondag 13 februari 2022/ Gelezen werd: Jeremia 17, 5-8 en Lucas 6, 12-26

Lieve gemeente,

Na het kerstverhaal van Lucas is de Bergrede van Mattheus misschien wel het bekendste verhaal uit de bijbel. Lucas vertelt een soortgelijk verhaal, dat er heel erg op lijkt, maar hij zet net wat andere accenten. Het is bij hem geen ‘Bergrede’ maar een Veldrede. Hij laat Jezus voorafgaand aan zijn toespraak afdalen van de berg. Daardoor wordt de gelijkenis met Mozes, die afdaalt van de berg met de tien geboden van God, nog sterker neergezet. En zoals Mozes onder aan de berg het volk Israël toespreekt, zo spreekt Jezus zijn leerlingen toe. Dat zijn de twaalf, die hij speciaal heeft uitgekozen, zij vertegenwoordigen als het ware heel Israël en over hun hoofden heen ook al die anderen die zijn leerlingen willen zijn, uit alle volkeren en van alle tijden.

Die twaalf dat zijn een wonderlijk allegaartje. Het begint met Simon, die Petrus, rots wordt genoemd, de rots waarop zijn gemeente gebouwd zal worden en het eindigt met Judas Iskarioth, die uiteindelijk degene zal zijn, die hem zal verraden en daartussen nog twee jongens met een Griekse naam, Andreas en Filippus, een fanatieke radicaal, die de zeloot wordt genoemd en Thomas de twijfelaar. Bovendien zijn er bij Lucas twee Judassen, behalve Judas Iskarioth ook Judas de zoon van Jacobus. Omdat Judas een vergrieksing is van Juda, waarvan het woord Jood en joods is afgeleid, zijn er twee, zodat we niet kunnen denken: die van Juda, die joden, dat zijn de verraders die Jezus hebben overgeleverd. Er zijn goede en foute joden, zoals er ook goede en foute Nederlanders of Duitsers zijn. Ze horen allemaal bij die ene gemeente uit Joden en heidenen, die met elkaar een soort familie moeten vormen, een hecht gezelschap, dat weet van hun onderlinge verschillen, maar ook dat ze allemaal leerling van Jezus zijn. Ze vormen de binnenste cirkel, daarom heen een grote schare, gekomen uit Judea en Jeruzalem, het joodse land, maar ook uit Tyrus en Sidon, het heidens land. Allen die vermoeid en belast zijn en een woord van hem willen horen, door hem aangeraakt en genezen willen worden En hij geneest hen allen. Stelt u zich dat niet voor als een grote Lourdes-achtige wonderbaarlijke massa-happening, maar als de ongekende inspiratie, die allen hun zorgen en ziekte en zwaktes doen vergeten, omdat ze geraakt en bemoedigd en bevrijd worden en weer verder kunnen. Jezus ziet dat hele zootje ongeregeld, zijn apostelen voorop en hij begint ze toe te spreken. “gelukkig de armen”. U weet vast nog dat Mattheus schreef “Gelukkig de armen van geest”,  wat heel veel uitleggers onmiddellijk aangrepen om ons uit te leggen dat het Jezus natuurlijk niet over echte armen ging. Lucas laat er geen twijfel over bestaan en maakt daarmee gelijk duidelijk, dat Mattheus natuurlijk ook niets anders bedoeld heeft. Ik zeg ook liever ‘gelukkig’ dan ‘zalig’, niet omdat ik zo anti-paaps ben, maar wel omdat ‘zalig’ een andere associatie heeft, die onmiddellijk  een leven in het hiernamaals oproept. Gelukkig de armen, want voor jullie is het koninkrijk van God. Niet zoals bij Mattheus, want voor hun is het koninkrijk van God, maar jullie, jullie die hier voor met zitten en het zeker niet allemaal breed hebben, voor jullie is het Koninkrijk van God bedoeld. Dat is niet ‘stil maar, wacht maar’, maar dat gaat over het Koninkrijk dat uit de hemel neerdaalt op de aarde, het koninkrijk dat al tastbaar aanwezig is in Jezus Messias, die predikend en genezend en bevrijdend rondgaat. Voor hen is hij gekomen, voor de mensen die het nodig hebben. Waarschijnlijk moeten we deze hele rede van Jezus, de Bergrede van Mattheus en deze veldrede van Lucas zo begrijpen: als een soort voorafspiegeling van het Koninkrijk van God. Daar is de tegenstelling tussen arm en rijk die nu de hele wereld en haar economie beheerst opgeheven, daar is geen honger en geen dorst. Al heb je nu honger, het gaat anders worden. Wat verderop zullen we lezen over de spijziging van de vijfduizend als een vooraankondiging van die wereld waarin iedereen te eten heeft. Jezus verkondigt de grote ommekeer, de omkeer, waarvan Maria zong in haar Magnificat, nog voor Jezus geboren was. Goddank, alles blijft niet altijd hetzelfde. Het zijn niet altijd dezelfden die de lakens uitdelen. Er komen andere tijden. En jullie, die ik apostelen, uitgezondenen, heb genoemd, jullie mogen de boodschappers van die andere tijden zijn. Dat zal je zeker niet zomaar in dank worden afgenomen. Ze zullen jullie haten en apart zetten – moet je dat zootje dwaze idealisten nou eens zien, die hebben nog niet begrepen, dat de wereld zo niet in elkaar zit, die geloven nog in een eerlijke verdeling, ze maken je belachelijk omwille van die boodschap, omwille van de mensenzoon, die jullie met deze boodschap op pad heeft gestuurd. Je moet er niet boos om worden of verdrietig: als iedereen er kwaad om wordt, dan zit je er kennelijk niet zo ver naast. Je zou er juist blij om moeten zijn. Je loon is groot in de hemel. Vooral dat laatste zinnetje is moeilijk en wordt vaak verkeerd begrepen en zo uitgelegd, dat het betekent dat je genoegdoening zult ontvangen na je dood. Al sluit ik niet uit dat het dat – als een soort laatste rechtvaardigheid – ook kan betekenen, je moet wel bedenken, dat als er in de bijbel wordt gesproken over hemel en aarde, daarmee niet het verschil wordt aangegeven tussen het leven nu en het leven in een hiernamaals. Als de bijbel het heeft over hemel en aarde, dan bedoelen ze in de eerste plaats: de hemel dat is de plaats waar God is en de aarde, dat is de plaats waar wij mensen wonen. We krijgen ons loon niet van de mensen, maar hebben ons loon bij God. Dat loon dat is het Koninkrijk dat op aarde zal neerdalen. Dat loon zit in wat wij er van godswege voor terugkrijgen: de gemeenschap die we met elkaar hebben, onze vreugde en ons geluk over de nieuwe wereld die voor ons geestesoog zichtbaar wordt, een wereld waar we niet als kat en hond, of als wolf voor elkaar zijn, maar waarin we in vrede met elkaar leven. Dat geluk, daar kan de tegenslag van nu niet tegen op.

En dan, en dat ontbreekt volledig bij Mattheus, volgt er een tweede serie spreuken. Waar de eerste serie begon met: ‘Gelukkig zijn jullie’ begint de tweede met ‘wee jullie’. Het heeft een keerzijde, het neerdalende koninkrijk en ook de komst van Jezus Messias, heeft een keerzijde, brengt een tweedeling teweeg. Het is als in het verhaal over de rijke man en de arme Lazarus. Waar de rijke zich voleet (u hoort, ik zeg het nog netjes), terwijl de arme verhongert, die eet zich een oordeel. Het staat er wat ingewikkeld: ‘jullie houden je vertroosting af’. Bedoeld is dat het koninkrijk ook hun vertroosting, hun bevrijding zou kunnen zijn, doordat ze van hun schandalige rijkdom, die – dat kan nu eenmaal niet anders – altijd ten koste van anderen is verworven, worden bevrijd tot een leven in vrede en vriendschap en onderling gelijkheid, maar als ze door willen gaan met zich volproppen en zich niets aan willen trekken van wat er met de rest van de wereld gebeurt, dan houden ze zelf die vertroosting en die vreugde tegen, ze zitten letterlijk zichzelf met hun rijkdom in de weg. Begrijpt u me goed. De bijbel heeft niets tegen rijken. Als je rijk bent, dan kun je daarvan uitdelen en veel goeds doen voor de mensen om je heen. Maar als je denkt, dat is allemaal van mij en daar moet iedereen afblijven, dan moet het je uiteindelijk wel radicaal ontnomen worden. Het valt op, dat Jezus in deze wee-roepen ook ‘jullie’ zegt, zoals hij dat ook deed toen hij hen gelukkig prees. We moeten niet denken dat netjes de armen rechts en de rijken links van hem stonden. Nee hij spreekt ze allemaal aan, ze zijn rijk of arm, of in het ene opzicht rijk en in het andere opzicht arm. Ze staan nu voor de keuze, de keuze waar straks ook de rijke jongeling voor gesteld wordt, hij kan zijn bezit weggeven aan de armen en Jezus volgen, maar dat lukt hem niet, hij had te veel. Het zijn de keuzes waar ook wij, als leden van de gemeente van Christus, steeds weer worden gesteld: zijn we bereid plaats te maken in onze samenleving voor mensen die het minder hebben, voor vluchtelingen, ja ook voor z.g. ‘economische vluchtelingen’ want dat zijn mensen die de bittere armoe in hun geboorteland ontvlucht zijn op zoek naar een beter leven. Wie zou het hun kwalijk kunnen nemen. Zijn we bereid te delen. Dat is de boodschap van het Evangelie, de boodschap van het Koninkrijk van God, de boodschap van Jezus, die dit Koninkrijk belichaamd, in wie het Koninkrijk onder ons is. Hij is het levende Woord in ons midden, het woord van Tora en profeten, wordt door hem opnieuw en actueel verkondigt. Mozes had het al over zegen en vloek en riep ons op om voor het leven te kiezen. We hoorden vanmorgen Jeremia die zich afvroeg hoe wij wilden leven, uitdrogend en vruchteloos of als een boom aan het water, die volop vrucht draagt en schaduw geeft. De hele Schrift spreekt over Hem en Hij spreekt als heel de Schrift. Op Hem rust de geest van God, hij is geliefde, de uitverkorene van God, horen wij dan naar Hem en kiezen wie we dienen willen. Amen.

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.