Preek in de LATE-leerdienst 27/2/2022

Preek tijdens de leerdiens van LATE in de Willem de Zwijgerkerk op zondag 27 februari 2022. Gelezen werd: Exodus 35, 1-29, 1 Koningen 7, 40-50 en Marcus 11, 15-17

Vrienden van Tenach en Evangelie,

Zo spreek ik jullie maar aan. Niet omdat jullie allemaal verbonden zijn aan ons leerhuis Tenach en Evangelie, maar omdat jullie mensen van het boek zijn. Of we nu protestants of katholiek zijn of onkerkelijk, al weten we vaak maar heel moeilijk uit te leggen wat we wel of niet geloven, we zijn gegrepen door dat boek en hopen daarin iets te ontdekken, wat ons richting geeft in ons leven. Dat boek dat is natuurlijk de Bijbel. De meeste christenen zeggen: Oude en Nieuwe Testament. Wij zeggen Tenach en Evangelie, omdat Oude en Nieuwe Testament te veel de indruk wekt, dat het oude oud en voorbij is, vervangen door het tweede en het nieuwere. Het Oude Testament wordt dan nog wel gelezen, maar vooral of uitsluitend als aankondiging van het Nieuwe, dat het eigenlijke is, dat verkondigd moet worden. Tenach is de Hebreeuwse benaming voor de boeken van de Hebreuewse Bijbel. Het is de afkorting van de Hebreeuwse woorden voor Thora, Profeten en Geschriften. Wij lezen als centrale tekst de Thora, de tekst waarvan Jezus ons geleerd heeft, dat daarvan geen tittel of jota verloren zal gaan. Die lezen wij volgens de orde van de synagoge, opgedeeld over alle sabbatten van het jaar. Vandaag lezen we dus uit het gedeelte dat gisteren in de synagoge aan de orde was, daarnaast de z.g. haftara, dat is het gedeelte uit de profeten, dat door de rabbijnen gekozen is als verklaring of uitleg bij het Thoragedeelte dat aan de orde is. Tenslotte lezen we hier een gedeelte uit de apostolische geschriften (in dit geval het evangelie naar Marcus), dat we zelf hebben gekozen, omdat we denken dat het meehelpt bij het begrijpen van de eerste lezing. Het evangelie, zo denken wij, reageert op de Thora, actualiseert die en soms radicaliseert hij die ook. Wie – en ik hoop dat we dat allemaal doen – houden van de tekst, van Tenach en Evangelie, wil die ook zo goed mogelijk begrijpen en hoopt daarvan te leren. Het andere woord voor synagoge is sjoel, een Jiddisch woord dat verwant is aan het Duitse ‘Schule’, school. In deze diensten ligt de nadruk op het leren, met nagesprek, want leren betekent ook, dat je iets terug mag zeggen en dat we samen hopen die tekst steeds beter te begrijpen. Dat uitleggen gebeurt natuurlijk ook in de andere diensten, maar nu met iets meer nadruk, iets meer het accent op het leren, het begrip en daardoor misschien iets minder op de toepassing, de actualiteit, al zal die ook nooit afwezig zijn.

Goed, tot zover mijn wat uitvoerige, misschien wat te uitvoerige  inleiding, maar dat is eenmalig, omdat het de eerste keer is op deze plek.

Nu naar de tekst, de sidra Wajakeel. Wjakeel betekent: en hij vergaderde of en hij riep samen. De sidra is in de regel genoemd naar het eerste woord. We hebben daar alleen de eerste 29 verzen van gelezen, maar het thema is gelijk duidelijk, deze sidra gaat over het bouwen van de tabernakel. In  die zin is het grotendeels herhaling van het gedeelte Exodus 25 tot 31 waar de

Eeuwige aan Mozes opdraagt om het volk te instrueren over de bouw van de tabernakel. Vrijwel alle christelijke commentaren slaan dit gedeelte nagenoeg over door simpelweg te verwijzen naar de uitleg bij dat gedeelte. De Joodse uitleggers niet, die vragen zich heel terecht af, waarom dit alles nog eens zo uitvoerig herhaald wordt. Eerst de opdracht van de Eeuwige aan Mozes en nu Mozes die die opdracht doorgeeft aan het volk. We komen daar straks op terug. Maar eerst vraag ik graag jullie aandacht voor iets anders, namelijk voor het korte fragment, de eerste drie verzen, die Adriaan heeft voorgelezen. Dat gaat over het sabbatsgebod en wat heeft dat nu te maken met de bouw van de tabernakel. Als we het eerder genoemde gedeelte uit Exodus ernaast leggen, daar waar de Eeuwige de opdracht aan Mozes gaf, dan zien we dat daar ook een, zelfs een nog wat uitvoeriger gedeelte over de sabbat inzit. Daar is het de afsluiting van dat gedeelte en hier staat het juist aan het begin. En waarom is dat dan. In de eerste plaats denk ik, omdat bedacht moet worden dat het houden van de sabbat van het grootste belang is, zeker als nu een planning wordt gemaakt voor een behoorlijk stuk werk. Iedere vorm van fanatisme, ook van religieuze ijver moet vermeden worden. Niemand mag zeggen: die bouw van de tabernakel, of later, de bouw van de tempel, is zo belangrijk, veel belangrijker dan het sabbatsgebod, dat moet maar even aan de kant worden gezet. Sabbat is rustdag, dag voor bezinning, dag om tot rust te komen. Een sabbat sabattoon, Oussoren vertaalde: ‘rustdag, rustfeest’. Natuurlijk klinkt de scherpe bewoording niet vriendelijk en de dreiging met doodstraf al helemaal niet. Ik heb overigens nooit gehoord of gelezen dat die ooit is uitgevoerd voor deze overtreding. Maar het wordt zo scherp gezegd, opdat we niet zouden denken: ach natuurlijk rustdag, maar nu moeten we toch echt even dit of echt even dat en voor je het weet is er geen rustdag meer over. Onze vierentwintiguurseconomie, sterker nog aangegeven als 24/7 (twentyfour seven) is niet echt gezond en als je er over nadenkt ook niet echt nodig. Ook in orthodoxe kringen wordt er op zondagen door verpleging in het ziekenhuis gewerkt. Wat moet dat moet, mar heel veel hoeft niet. Als de winkel op zondag dicht is, doe je al je inkopen op zaterdag! Rust, ontspannen en daardoor opgewekter arbeid, ook als het om tabernakel of tempel gaat! Dan het andere, waarom eerst aan het eind en hier aan het begin. Het geestige antwoord van de rabbijnen: omdat in het eerste gedeelte de Eeuwige aan de gang is en hier Mozes en het volk. Toen de Eeuwige hemel en aarde schiep, werkte hij zes dagen en rustte op de zevende. Maar de mens werd op de zesde dag geschapen en als de zevende de rustdag is, dan begint hij dus met de sabbat, met de rustdag. Wie een overzicht van de joodse feesten van joodse schrijvers leest, zal vrijwel altijd vaststellen dat er begonnen wordt met de sabbat. Sabbat is feestdag, iedere week opnieuw. En waarom mag er geen vuur gemaakt worden? Het maken van vuur, voor het bakken van de tegels of het smelten van de erts is de voorbereiding van het werk, dan ben je minstens met je gedachten al bij het werk, niet doen dus! Zoals sommigen van jullie weten ben ik schipperszoon. Mijn vader, gedegen hervormd, voer niet op de zondag, maar hij sprak altijd schamper over de Werkendammers, een behoorlijke groep schippers die grotendeel lid waren van de gereformeerde gemeenten of de gereformeerde bond. Zij voeren natuurlijk ook niet op zondag, maar zij zetten op zaterdag om middernacht de motor stil, om die op zondagnacht om twaalf uur weer op te starten. Wat heb je dan nog aan je zondag, zei mijn vader dan.

Goed, komen we terug op ons eerste punt waarom heel dat verhaal over de bouw van de tempel, dat in de hoofdstukken 25 tot 31 uitvoerig was verteld, hier nog een keer. In de eerste plaats natuurlijk omdat de goddelijke opdracht en de menselijke uitvoering niet hetzelfde zijn, maar veel meer nog omdat het niet onmiddellijk volgt op hoofdstuk 31; daartussen liggen nog de hoofdstukken 32 tot 34, waarin verteld wordt over het gouden kalf en de gevolgen daarvan. Het verbond tussen God en zijn volk was verbroken. Mozes had de stenen tafelen, waarop de Eeuwige de Tien Woorden had geschreven in woede kapot gesmeten. Er waren harde woorden gevallen, er had bloed gevloeid. En tenslotte was Mozes opnieuw de berg Sinaï opgegaan om te kijken of hij de eeuwige kon overhalen om zich te verzoenen met zijn volk. De Eeuwige wil daarvan in eerste instantie niet weten. Hij wil zich wel verzoenen met Mozes, die immers niets van doen had met dat gouden kalf, eventueel wilde hij uit hem zelfs wel een nieuw volk doen ontstaan, maar het volk van het gouden kalf, dat was voorbij. Mozes is de advocaat van zijn volk. Zoals Abraham pleit voor Sodom, zo pleit Mozes voor het volk en voor zijn broer Aäron die het volk had laten begaan. En tenslotte spreekt hij dan de beroemd geworden woorden: ‘Zo gij zelf niet met ons meegaat, doe ons vanhier niet optrekken!’, één zeer vaak gebruikte tekst bij huwelijksinzegeningen, ook bij de mijne. En de Eeuwige laat zich verbidden door Mozes en belooft het verbond te vernieuwen. Er worden zelfs twee nieuwe stenen tafelen gemaakt, waarmee Mozes tenslotte de berg afdaalt. Of het alleen komt door de heerlijkheid van de Eeuwige of ook door het werkelijk heilige optreden van Mozes, dat weten we niet, maar het verhaal vertelt, dat als Mozes van de berg afdaalt en aankomt bij het volk zijn gelaat zo straalt, dat Aäron en het volk hem niet durven te naderen en Mozes doet dan een doek voor zijn gezicht en herhaalt dat steeds als hij met de Eeuwige heeft gesproken. Goed, er zijn nu nieuwe stenen tafelen en er is een nieuw verbond, maar dat wil niet zeggen: zand erover, laten we het er niet meer over hebben en verdergaan waar we gebleven waren. Het volk zal van zijn kant ook iets moeten laten zien, ze zullen in woord en daad duidelijk moeten maken, dat ze nooit meer achter een gouden kalf aan zullen gaan. Zelfs als ze menen dat dit gouden kalf een afbeelding is van de Eeuwige die hen uit Egypte heeft geleid (en houden we niet altijd onze afgoden voor de enig ware god?) en dat ze het hebben laten maken om een god te hebben die met hen meetrekt door de woestijn, dan nog: er is iets verschrikkelijk misgegaan en dat moet verzoend worden. Het volk had zich toen Mozes zo lang wegbleef, vergaderd rond Aäron en hem overgehaald een gouden kalf te gieten. Daarom moet Mozes nu het volk vergaderen om ze te bewegen op een andere manier te bouwen aan de aanwezigheid van de Eeuwige in hun midden. Voor het gouden kalf hadden ze de ringen uit hun oren geofferd om het daarvan te gieten. Mozes had het verbrijzeld in water opgelost en hen te drinken gegeven. Zo moesten zij hun god consumeren. Nu vraagt Mozes een heffing van het volk voor de Ene. Niet een verplichte belasting, maar ieder geve wat zijn hart hem ingeeft. En ze komen en brengen van alles, of eigenlijk veel preciezer: ze brengen alle ingrediënten die nodig zijn voor de bouw van de tabernakel. Wat ze niet klaar hebben liggen, dat maken ze er speciaal voor. Het is een gemeenschappelijk werk, waar heel het volk bij betrokken is. Ze hadden het kalf opgericht om daaromheen een eenheid te smeden, allemaal achter dat kalf aan. Dat was onherroepelijk het begin geweest van een reis die moest eindigen met de terugkeer naar Egypte, terugkeer naar slavernij. Deze God, de God van de bevrijding, wil geen willoze na- of meelopers, maar wil bewuste volgelingen, die hun eigen aandeel leveren. Het woord ‘wajakeel’, het woord waarnaar dit schriftgedeelte genoemd is, is verwant aan het woord ‘kahal’ dat gemeente betekent. Er moet een gemeente gevormd worden. Dat is wat Mozes nu in opdracht van de Eeuwige aan het doen is, hij schept opnieuw een gemeenschap en hoe kun je dat beter doen dan door een gezamenlijke activiteit. Niet alleen de mannen, ook de vrouwen doen mee, ze zijn namelijk minstens even wijs als de mannen. Jonathan Sacks, afgelopen najaar overleden Britse opperrabijn schrijft in zijn commentaar op Exodus, dat omdat dit hier zo nadrukkelijk wordt vermeld, we aan moeten nemen dat overal waar, in de regel met een mannelijk meervoud, de gemeenschap wordt aangeduid, we ook moeten begrijpen dat dit inclusief is, dat is onder andere de reden, dat ik als enige aanpassing in de tekst van Oussoren niet letterlijk vertaal ‘de zonen van Israël’, maar collectief (net als de Statenvertaling overigens): de kinderen van Israël. Ze doen allemaal hun deel, de mannen en de vrouwen en tenslotte wordt ook de elite apart genoemd, omdat zij kennelijk vermogender zijn, mogen zij de duurdere sieraden leveren. Zelf denk ik vaak, dat de neergang van de kerk in onze dagen ten nauwste samenhangt met het individualisme. We noemen ons vaak wel gemeente, maar zijn dat in de praktijk niet allemaal, we doen weinig gemeenschappelijk en daardoor wordt het steeds meer los zand en loopt dat losse zand uiteindelijk weg. Dat hebben die kerkplanters, waar ik het theologisch verder vrijwel nooit mee eens ben, veel beter begrepen. En tegen de kerkrentmeesters zeg ik dan ook, als je een betrokken gemeenschap hebt, dan willen de mensen daar ook weer graag aan bijdragen!

Het zal duidelijk zijn, waarom de synagoge hier het verhaal uit 1 Koningen naast zette. De tempel wordt gebouwd volgens het principe van de tabernakel. Die ‘tempel’ wordt trouwens in dat gedeelte nooit tempel genoemd, maar het huis van de Eeuwige, of ‘de woning’. Het gaat om de aanwezigheid, de schechina van God. En natuurlijk. dat wist de middeleeuwse filosoof Abarbanel al: God kun je niet opsluiten in een tempel. Wij mensen leven hier op aarde, God woont in het ontoegankelijk licht, of zoals de Schrift zegt: Hij troont op de lofzangen van Israël, noem het hemel, of zeg zelfs: we weten helemaal niet waar of hoe God woont, maar wij hebben een plek nodig om te bedenken dat hij bij ons is en daarom is er een tabernakel of een tempel. De tempel en ook de kerk is er voor de mensen, het is daarom ook de tent der samenkomst. God doet zijn werk als schepper en inspirator, aan ons om dat te voltooien, om het waar te maken. Afgelopen week stond er in Trouw een stuk van een predikant die een nieuw kerkmodel voorstelde, waarvan de commercie een bewust onderdeel zou zijn. Ik zal maar zeggen: een kerk met een businessplan! Het zal jullie niet verbazen, dat ik daar niet gelukkig van wordt. Doe alsjeblieft als kerk wat je opdracht is: leg de Schrift uit, zoek de mensen op, doe aan gemeente-opbouw, sticht een gemeenschap, eet samen, bidt samen, werk samen! En als je dat overtuigend doet en er ook een hechte gemeenschap ontstaat, dan komt de rest ook wel goed. En zo kom ik tenslotte als vanzelf bij de korte evangelielezing: maak van de kerk geen handelshuis, denk niet aan kopen en verkopen, dat mag je misschien de hele week doen, op de rustdag niet. Voor je het weet is het een rovershol! Laat de kerk bijvoorbeeld in deze dagen een plek zijn, waar mensen hun woede en onbegrip over de oorlog kunnen uiten, waar ze elkaar kunnen bemoedigen, wellicht een kaarsje opsteken voor de mensen in Oekraïne, een gezamenlijk gebed. Wees betrokken, en doe wat je hand vindt om te doen, dat is naar mijn idee, wat de eeuwige van ons vraagt. Amen.

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.