Preek in de Bethelkerk 16/10/2022

Preek in de Bethelkerk (Amsterdam-Noord) op zondag 16 oktober 2022.

Gelezen werd 2 Koningen 2, 19-25 en Lucas 18, 1-8.

Gemeente van Christus,

Het zijn niet alleen maar mooie verhalen, die ons in de Schrift worden verteld. Dat met die berinnen bijvoorbeeld daar wordt ik niet vrolijk van. Karel Eykman sloeg het over in Woord voor woord. Ik koos ervoor om voor de kinderen de tekst uit Lucas te nemen. Ik weet best, dat ‘het tere kinderzieltje’ ook vaak opgetogen kan raken van de meest wrede sprookjes, maar een kind in de kerk veronderstelt toch dat de bijbel iets anders is dan een sprookjesboek en misschien wel dat het allemaal echt gebeurd is. Is dat dan niet het geval??? Het is altijd goed om te bedenken, dat de boeken Samuël en Koningen profetische boeken zijn en niet in de eerste plaats historische boeken. Er wordt ons een profetische boodschap gebracht en een profeet spreekt met gezag, want hij spreekt in naam van de Eeuwige. En de grootste van alle profeten is Elia. Zoals Mozes staat voor de boeken van Tora, staat Elia voor de profetische boeken. Maar Elia is er niet meer, hij is in het begin van dit tweede hoofdstuk waaruit we hebben gelezen opgenomen in de hemel. Mozes en Elia, die samen de Schrift vertegenwoordigen hebben geen graf. We gedenken ze niet bij een graf, zoals we soms met onze doden plegen te doen, maar we gedenken ze door het lezen van hun woord, want daarin leven ze voort. En tot in de dagen van het Nieuwe Testament wordt zelfs rekening gehouden met de terugkeer van Elia. Zoals gezegd, Elia is niet meer, maar de geest van de eeuwige is nu op Elisa. En de diepste betekenis van de eerste verhalen over Elisa, waarvan wij er twee hebben gelezen, is dat ons duidelijk wordt gemaakt, dat Elisa in alles is als Elia, die een dode jongen tot leven wekt en op wiens woord er al dan niet regen valt. Zo worden ook van Elisa een groot aantal wonderen verteld. Het eerste is dat hij met de mantel van Elia op het water slaat zodat hij er droogvoets doorheen kan gaan (dat hebben we niet gelezen), het tweede is dat hij het water in Jericho gezond maakt en het derde dat op grond van zijn vervloeking twee berinnen uit het bos komen. Het is vrijwel zeker dat er over Elia, de profeet der profeten, maar ook over Elisa, zijn opvolger die in alles is als hij, diverse legendes werden verteld. Het is voor ons volstrekt onmogelijk om vast te stellen, wat ‘waar’ gebeurde verhalen zijn en wat bij deze cyclus van legendes hoort. Maar dat hoeft ook niet, als we maar proberen te begrijpen wat deze profeten ons willen zeggen.

Elisa gaat de weg van Elia, maar dan in omgekeerde richting. Van Bethel ging Elia naar Jericho en vandaar de Jordaan over, waar Elia werd opgenomen, Elisa keert terug van de Jordaan naar Jericho en trekt vandaar naar Bethel. De ligging van de stad is goed, zo wordt vastgesteld. Ja dat kan wel zijn, maar de muren van Jericho, die bij de intocht waren ingestort zijn hersteld in de tijd van Achab. Het heeft de bouwheer zijn eerste zoon bij het bouwen van de muur en zijn tweede bij het funderen van de poort gekost (waarschijnlijk omdat hij die om een goed resultaat af te dwingen heeft geofferd aan de Moloch). Alles staat er weer, maar het water is slecht, het veroorzaakt misgeboortes, zonder genezing heeft de stad geen toekomst. En als Mozes bij het bittere water van Mara geneest Elisa het water. Hij strooit er zout in. Jullie zijn  het zout van de aarde, zegt Jezus tegen zijn leerlingen, zij moeten door hun woorden genezen en het leven goed en gezond maken. Elisa is het zout van de aarde in Jericho. Het woord van de Eeuwige, zoals dat door de profeet gesproken wordt, werkt genezend. Hun waarschuwingen houden het volk op het rechte pad. Opvallend is dat in beide verhaaltjes de wonderen van Elisa gebeuren op grond van het woord van de Eeuwige. Hij strooit geen zout op het water en zegt hokus pokus pas, ik wou dat het water genezen was, maar hij zegt: zo zegt de Eeuwige: Ik (dat is dus God) genees dit water. Ook zijn vervloeking in het tweede verhaaltje gebeurt in de Naam van de Eeuwige. Hij wordt bespot, uitgescholden zouden wij zeggen. Kaalkop, ga op, roepen ze. Waarschijnlijk is in Bethel, de stad waar de jongens vandaan kwamen, het gerucht bekend geworden, dat Elia is opgevaren. Opgegaan, zegt het Hebreeuws letterlijk, en de jongens zeggen tegen Elia: Ga hem maar achterna, vlieg ook maar op. Is dat nu zo verschrikkelijk? Dat doen kinderen, nergens wordt zoveel gepest en uitgescholden als op het schoolplein. Maar daar gaat het niet om. Het gaat hier om het gezag van Elisa als de opvolger van Elia, als de man Gods. Elisa vervloekt ze in de naam van de Eeuwige en daarop komen berinnen uit het bos en verscheuren van hen tweeënveertig kinderen. Zoals gezegd: de straf staat niet in verhouding tot het vergrijp en van een waarschuwing is geen sprake. Het zijn er tweeënveertig, 42 is 6×7, 7×7 zou een volmaakt getal zijn, nu is het een getal van onvolkomenheid. Als je opgaat van Jericho naar het binnenland van Israël, naar Jeruzalem of Bethel, dan kom je door een woestijnachtig gebied. Weinig bossen en de aanwezigheid van beren is daarmee ook onwaarschijnlijk. Uit alles wordt duidelijk: het gaat om de strekking; met de profeet, en daarmee dus met het woord van de Eeuwige valt niet te spotten. Water dat genezen wordt, berinnen die uit het bos geroepen worden, straks nog een bijl die blijft drijven, Naäman die genezen wordt van zijn melaatsheid door zich zeven keer te baden in de Jordaan en als hoogtepunt zal hij de zoon van de Sunemitische weer tot leven wekken, zoals Elia dat gedaan had bij de zoon van de weduwe van Sarfat. Je kunt roepen ‘dat kan helemaal niet’ en ik zal dat niet afdoen met de dooddoener dat bij God alles mogelijk is. De goede vraag is volgens mij niet: Is dat allemaal echt gebeurd, maar ‘waarom wordt dat zo verteld’. Het gaat om de toekomst van het land, hier het land Israël, het Noordrijk, dat niet naar de tempel van Jeruzalem wil gaan, en daarom eigen heiligdommen bouwt in El in het noorden en in Bethel in het zuiden van het land. Dat land dat onder Achab en zijn nakomelingen zich geheel overlevert aan de goden van de vruchtbaarheid, zodat het land geen toekomst heeft. De misgeboortes uit het eerste verhaal en de scheldende jongens uit het tweede verhaal staan hiervoor model. Nico ter Linden zei het in Het verhaal gaat zo: “Een grimmig sprookje dat vertelt hoe het de kinderen Israëls zal vergaan als ze God en de profeet slechts minachten, zij zullen weldra door de bloeddorstige Hazaël en Jehu – werktuigen in godshand – worden gestraft. Het is uitzichtloos, het loopt dood tenzij ze terug keren op de weg van de Eeuwige, de weg van recht en gerechtigheid.

En daarmee heb ik een heel smal bruggetje gelegd naar het evangelieverhaal over de onrechtvaardige rechter.

Het is een gelijkenis, een voorbeeldverhaal, dat wordt er zelfs bij verteld, zodat je je niet af hoeft te vragen of het echt gebeurd is. Het is bovendien een gelijkenis waarbij al gelijk vooraf de strekking wordt aangegeven: ‘met het oog daarop, dat we altijd moeten blijven bidden en de moed niet opgeven’. De eerst ten tonele gevoerde speler is een rechter die God niet vreesde en niemand respecteerde. Of hij wel of niet naar kerk of synagoge gaat is hier niet van belang, maar als rechter deugt hij niet, want hij laat zich aan geen God of gebod iets gelegen liggen. Ik heb in de loop der jaren met heel veel mensen in mijn gemeentes gepraat over hun zorg omdat hun kinderen niet meer naar de kerk gaan. Mijn dochters doen dat ook niet, al heeft de oudste zich nog in de Ark laten dopen. En ik vraag dan in de regel: maar zijn het wel goede mensen en meestal zeggen ze dan vol overtuiging dat ze dat wel vinden. En dan probeer ik ze duidelijk te maken, dat ik liever een goed mens zie die niet naar de kerk gaat dan een slecht mens die braaf elke zondag in de kerk komt. Het gaat ook om het doen. Geloof, hoop en liefde, maar de meeste van deze is de liefde. Dat je je medemensen liefhebt, dat is, dat je een goed mens bent, dat staat voorop. Deze rechter is dat niet. ‘Geef vrede Heer, geef vrede, de wereld wil slechts strijd. Al wordt het recht beleden, de sterkste wint het pleit. Het onrecht heerst op aarde, de leugen triomfeert, ontluistert elke waarde, o red ons sterke Heer. U kent het lied vast. En we herkennen het moeiteloos, ook in deze tijd: we weten het heel goed, we zien de oorlog in Oekraïne, we zien de honger opnieuw in de hoorn van Afrika, we zien de ellende in Ter Apel, we zien hoe de slachtoffers van de toeslagenaffaire nog steeds op hun geld wachten en Groningers op het herstel van hun huizen. Ja, inderdaad, de sterkste wint het pleit. Het treft altijd in de eerste plaats de zwaksten, zij zijn het kind van de rekening. Er zijn duizend uitvluchten, het is te ingewikkeld, we moeten het eerst nog eens grondig onderzoeken, er komen ook te veel asielzoekers binnen. Maar recht doen, ho maar. Wat kunnen we daartegen doen? Daarom verschijnt de tweede speler op het toneel. Het is een weduwe, bij uitstek één van die zwaksten aan wie geen recht wordt gedaan. Maar zij staat dag in dag uit bij die rechter op de stoep om hem te dwingen recht te doen. En uiteindelijk gaat de rechter om, laten we platweg zeggen, om maar van het gezeur af te zijn. En inderdaad ze laat het niet bij bidden, ze gaat ook steeds opnieuw naar die rechter toe. In zijn mooie kleine boekje De Weg van het gebed, schrijft Miskotte dat gebed en actie een worteleenheid zijn. Als je ergens voor bidt, dan kom je er ook voor in beweging. Als zo’n goddeloze rechter uiteindelijk recht doet, hoeveel te meer zal God…. Blijven bidden en blijven in actie komen. Mijn kapper, die van mijn leeftijd is (niet van de kerk overigens) zei laatst tegen mij: Waarom gaan we niet met al die hippies van de jaren zeventig richting Oekraïne om daar nog eens net als vroeger te roepen: Make love not war! Laten we niet opgeven. Niet opgeven, dat is geloven! Daarom die vraag aan het eind of de mensenzoon wel geloof zal vinden als hij komt. De meeste vertalingen zeggen ‘het geloof’ alsof Jezus zich af zou vragen of er tegen die tijd wel genoeg kerkmensen zouden zijn, maar in de context van dit verhaal veronderstel ik dat Jezus zich afvraagt of er bij zijn terugkomst nog wel mensen zullen zijn als die weduwe. Mensen die er nog in geloven, die er nog fiducie in hebben, die het bijltje er niet bij neergegooid hebben, die blijven geloven in het recht dat eenmaal zal heersen op aarde en dat er altijd rechtvaardigen zullen zijn die zich daarvoor inzetten. Het zijn duistere tijden waarin we leven, maar laten we blijven bidden, zingen, actievoeren en geloven. Totdat het recht zegeviert en de vrede terugkeert, zodat we als in ons slotlied straks kunnen zingen: God is goed. Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.