Liefde en verantwoordelijkheid. Inleiding tijdens het Bonhoeffer-symposium in de Bergkerk te Amersfoort 4/11/2014

Inleiding voor het symposium in de Bergkerk te Amersfoort op 4 nov. 2014

Dames en heren,

Dietrich Bonhoeffer, de schrijver van een van de meest gelezen boeken over ethiek, was geen ethicus. In zijn studietijd loopt hij natuurlijk de verplichte colleges Ethiek bij Erich Seeberg, maar van de vele scripties en papers die hij in de loop van zijn studie schrijft, gaat er niet één over een ethisch onderwerp en als hij in juni 1931 voor het eerst in de gelegenheid is Barth uitvoerig te bezoeken in Bonn en ook een paar colleges bij hem te lopen, schrijft hij aan zijn vriend Erwin Sutz, dat Barth ‘leider’ (helaas) geen Encyclopedie leest, maar ethiek. Dat Barth in het najaar van 1940 begint te schrijven aan zijn Ethiek kan dus niet begrepen worden als een grote liefde voor deze discipline, maar als besef van de noodzaak, dat er een ethiek moet worden geschreven, waar de mensen van de Bekennende Kirche, maar ook mensen buiten die kerk en buiten de kerk überhaupt iets aan hebben. Dat de Bekennende Kirche – zoals Bonhoeffer in één van zijn vele verhoren in de gevangenis van Tegel heeft verklaard – hem gevraagd had om “in aansluiting op zijn boek over de navolging een concrete christelijke ethiek te schrijven” zal ongetwijfeld waar zijn. Je liegt eventueel om bepaalde feiten te verbergen, maar liegen over dingen die je zelf naar voren brengt, kan alleen je geloofwaardigheid maar aantasten. Ik houd het erop, dat het eigen besef van de noodzaak om een ethiek te schrijven en het verzoek van de Bekennende Kirche (die hem immers op geen enkele andere manier meer kon gebruiken, omdat hij een ‘Redeverbot’ voor heel Duitsland had) op een gelukkige manier samenvielen. Maar alle motivatie neemt niet weg, dat hij tastend en zoekend op weg moet op voor hem onbekend terrein. Hij maakt weliswaar in het najaar van 1940 een opzet voor een te schrijven ethiek, maar dat plan wordt nog vele malen bijgesteld. Hij maakt geen gebruik van klassieke schema’s van eerder geschreven boeken over ethiek, maar wil nieuwe wegen inslaan. Hij wil niet een algemene christelijke ethiek schrijven met principes en uitgangspunten, normen en waarden, die in alle situaties toepasbaar zijn. Aan die vormen van ethiek heeft zijn tijd volgens hem geen enkele behoefte. “Slechts zelden zal een generatie zo weinig interesse hebben gehad in welke theoretische of programmatische ethiek dan ook als de onze. De academische vraag naar een ethisch systeem lijkt de meest overbodige van alle vragen”, schrijft Bonhoeffer aan het begin van het hoofdstuk over Ethik als Gestaltung, in de meest recente uitgave het tweede hoofdstuk. Dat tweede hoofdstuk is overigens geschreven alsof het een eerste hoofdstuk was, zoals u al een beetje kon horen uit de formulering van de openingszin, die ik u zo juist voorlas. In totaal is Bonhoeffer tenminste drie keer en misschien wel vier keer opnieuw begonnen. Dat had wellicht te maken, met die genoemde eerste stappen op het terrein van de ethiek, maar het had ook te maken met de steeds veranderende politieke omstandigheden, waarin hij zijn ethiek schreef. Dat men niet geïnteresseerd is in een ethisch systeem of een programmatische ethiek, is niet omdat men onverschillig staat ten opzichte van ethische vraagstukken, maar juist omdat men overspoeld wordt door een gigantische hoeveelheid van concrete ethische vraagstukken, waarop men in de praktijk van alledag een antwoord moet vinden, terwijl men beseft dat de klassieke ethiek daarbij niet helpen kan. De meest prangende vraag – die vanzelfsprekend niet concreet aan de orde gesteld kan worden – is de vraag, waarmee Bonhoeffer zelf sinds ruim een jaar is geconfornteerd door zijn zwager Hans von Dohnanyi en diens medestanders, generaal Hans Oster en admiraal Canaris van de Abwehr, de militaire contra-spionagedienst waarbij Bonhoeffer ook zelf in dienst is getreden om een oproep voor actieve militaire dienst te ontlopen. Die vraag luidt: is het geoorloofd om je eigen staatshoofd, aan wie je als officier trouw hebt gezworen om te brengen, omdat hij een gevaar is voor het voortbestaan van het joodse volk en daarmee indirect ook van het eigen Duitse volk. Natuurlijk geeft elke klassieke Lutherse ethiek op die vraag een antwoord. En dat antwoord luidt ‘neen’, want zoals u weet wilde Luther anders dan Calvijn niet weten van het recht op de z.g. ‘tirannenmoord’. Maar die klassieke ethiek was natuurlijk niet geschreven met het oog op een situatie zoals die na het uitbreken van de tweede wereldoorlog in Duitsland was ontstaan. Geen enkele regel leek meer te kloppen. Natuurlijk moet een mens de waarheid spreken, maar als die waarheid het doodvonnis voor een medemens betekent… Bonhoeffer wil een ethiek schrijven die wel rekening houdt met deze benarde omstandigheden. Ik noemde dat in mijn boekje over Bonhoeffer: Een ethiek voor als het erop aankomt. Zo’n ethiek was er niet en – zo denk ik inmiddels – zo’n ethiek kan ook nooit voltooid worden, want de omstandigheden zullen zich steeds weer wijzigen. “Wat gisteren wet was, is nu bij de wet verboden”, zingt Boudewijn de Groot ergens op een tekst van Lennart Nijgh. Dat Bonhoeffer zijn ethiek niet voltooid heeft ligt misschien niet alleen aan het feit, dat hij halverwege het schrijven aan zijn ethiek in het voorjaar van 1943 werd gearresteerd. Wij hebben onze vertaling niet ‘Ethiek’ genoemd, maar aanzetten voor een ethiek. Dat heeft te maken met het feit, dat de ethiek niet voltooid is, maar in aanzetten is blijven steken, maar ook dat juist deze onvoltooide ethiek ons aanzetten wil geven om zelf na te denken en uiteindelijk zelf verantwoordelijk te handelen, niet omdat Bonhoeffer ons dat zo voorgeschreven heeft, maar omdat wij zelf beseffen dat dat is wat ons te doen staat in de wereld. Daarom is deze onvoltooide ethiek mij liever dan welke volledig uitgewerkte ethiek dan ook.

Bonhoeffer is in zijn ethiek een leerling van Barth. Barth, die niet erg te spreken was over Widerstand und Ergebung, maar dat zal te maken hebben gehad met het daar geuite verwijt van openbaringspositivisme, was buitengewoon enthousisast over de eerste uitgave van Bonhoeffers Ethik in 1948. Dat zal waarschijnlijk ook zijn geweest omdat hij in deze Ethik heel veel van zijn eigen denken over ethiek heeft herkend. Als leerling van Barth wil Bonhoeffer in eerste instantie de ethiek christologisch funderen. ‘Christus, de werkelijkheid en het goede’ luidt de titel van het eerste hoofdstuk, dat hij schrijft. Niet de vraag hoe ik als mens goed kan worden of hoe ik iets goeds kan doen en de wereld door mijn  handelen beter kan maken staat centraal, maar de vraag naar de wil van God en dat is voor Bonhoeffer als Luthers theoloog, de wil van God in Christus. “Het probleem dat in de christelijke ethiek centraal staat – zo lezen we in dat eerste hoofdstuk – is het werkelijk worden van de openbaring van God in Christus onder zijn schepselen”. Christus is het inbegrip van het goede, buiten hem om kan er niet geformuleerd worden wat goed is. Van deze opvatting neemt hij niets terug in het verdere werk, maar toch begint hij twee maanden later opnieuw en maakt dan een opzet voor een ethiek, waarin dat eerste hoofdstuk niet meer voorkomt. Het is inmiddels september 1940. Hitler staat op het toppunt van zijn macht. Zijn veldtocht naar het Westen is een doorslaand succes geworden. Nederland en België werden onder de voet gelopen en ook Frankrijk heeft intussen gecapituleerd. Op dezelfde plaats, waar het door de Duitse nationalisten en nationaalsocialisten zo gehate verdrag van Versailles was getekend, moest het Franse leger nu de capitulatie tekenen. Het is feest in heel Duitsland. Iedere gedachte om Hitler nu om te brengen moet uitgesteld worden, want het is ondenkbaar dat ze het volk daarin meekrijgen. Zou Hitler al omgebracht kunnen worden, dan zou ongetwijfeld een andere nazi – op dat moment is Hermann Goering de tweede man – het roer over hebben genomen, zonder dat er iets aan de koers zou veranderen. Het is alsof ergens in Bonhoeffers hoofd een klein stemmetje zegt: mooi hoor, dat praten over de Gotteswirklichkeit die manifest moet worden onder zijn schepselen, maar er is ook deze heel andere werkelijkheid, de werkelijkheid van Adolf Hitler. En dan begint hij opnieuw: Ethik als Gestaltung. Ja, wij hebben weet van het succes van Adolf Hitler en wij zijn er ons terdege van bewust, dat aan iemand die zulke geweldige successen boekt al zijn misdaden worden vergeven, maar ons is een ander beeld voor ogen gesteld, het beeld van deze mens, die in alle opzichten zonder succes was. Ecce homo, zie de mens, zie deze andere mens in wie God de wereld (ja ook de wereld waarin Adolf Hitler het voor het zeggen lijkt te hebben) met zich verzoend heeft. Ethiek betekent in deze situatie die andere gestalte over het voetlicht te brengen. Ethiek is in ons denken, in ons handelen, niet alleen die gestalte van Christus voor ogen houden, maar meer en meer die gestalte aannemen en zo deze Christus present stellen in de wereld. Een collectieve gestalte, die van het lichaam van Christus, die als gemeente existeert. In geen enkel hoofdstuk van zijn ethiek is de werkelijkheid van Nazi-Duitsland zo tastbaar aanwezig. Natuurlijk wordt Hitler niet bij name genoemd, maar hij gebruikt twee typeringen, die alleen maar op Hitler kunnen slaan. Hij heeft het over de mensenverachter en over de succesvolle. Twee citaten: “voor de tirannieke mensenverachter geldt populariteit als teken van de hoogste mensenliefde, zijn heimelijke, diepe wantrouwen tegen alle mensen verstopt hij achter de gestolen woorden van ware gemeenschap. Terwijl hij zich voor de massa presenteert als één van hen, roemt hij zichzelf met walgelijke ijdelheid en veracht het recht van de enkeling. Hij houdt de mensen voor dom – en ze worden dom; hij houdt ze voor zwak – en ze worden zwak; hij houdt ze voor misdadig – en ze worden misdadig.” En tegelijk –het grote verdriet, dat wordt uitgedrukt in het tweede citaat – er valt vrijwel niets tegen te doen, zolang deze mensenverachter succes heeft. “Het is zinloos de succesvolle zijn ondeugden te verwijten. Men blijft daarmee steken in het verleden en ondertussen schrijdt de succesvolle voort van daad tot daad, wint de toekomst en maakt het verleden onherroepelijk. De succesvolle schept een feitelijke toestand die niet meer ongedaan gemaakt kan worden. Wat hij kapot maakt is niet te herstellen, wat hij opbouwt heeft minstens in de volgende generatie nog recht van bestaan. Geen aanklacht kan de schuld die de succesvolle achterlaat weer goed maken. De aanklacht verstomt in de loop van de tijd, het succes blijft en bepaalt de geschiedenis.” Eigenlijk, en daarom denk ik ook echt dat Bonhoeffer toen dacht dat dit het eerder geschreven eerste hoofdstuk moest vervangen, wordt de gedachte uit het eerste hoofdstuk, nu toegespitst: Christuswerkelijkheid tegenover de werkelijkheid van Hitler-Duitsland, de gekruisigde tegenover de succesvolle. Ethik als Gestaltung, Ethiek als het meer en meer de gestalte aannemen van Christus in de wereld. Het doet denken aan de veel eerdere uitspraak van Bonhoeffer (in een brief aan zijn Zwitsersde vriend Erwin Sutz uit 1934), dat het lijden ook verleden kan worden doordat het doorleden wordt.

De derde keer dat Bonhoeffer opnieuw begonnen is (of misschien is dat al de vierde keer) is evidenter. In alle Duitse uitgaves van de Ethik vindt u twee hoofdstukken met dezelfde titel ‘Die Geschichte und das Gute’ het eerste gevolgd door een romeinse I, het tweede door een romeinse II. In onze vertaling vindt u slechts één hoofdstuk met die titel namelijk nummer II, omdat het evident is dat Bonhoeffer de eerste versie wilde vervangen. Achteraf hebben we spijt en mijn compagnon Gerard den Hertog heeft inmiddels de eerste versie van ‘Die Geschichte und das Gute’ vertaald en als we ooit een derde druk mogen beleven, zal het toegevoegd worden. Nadat Bonhoeffer de eerste versie heeft geschreven, maakt hij een reis naar Zwitserland en krijgt in Zürich de drukproeven van KD II/2 van Barth, waar hij ook met hem over spreekt. In  de tweede helft van dit deel gaat het over de ethiek en Bonhoeffer leest daar: “De mens handelt goed, voor zover hij handelt als iemand die door God ter verantwoording wordt geroepen. In en uit verantwoordelijkheid handelen is gebonden handelen”, namelijk gebonden door het woord van God. In die gebondenheid is het handelen vrij, namelijk als het antwoord dat wij in vrijheid geven op dat Woord. Ik denk dat Bonhoeffer daar het kernwoord voor zijn ethiek heeft gevonden. Verantwoordelijkheid! Hij gaat terug naar huis en schrijft het hoofdstuk over de geschiedenis en het goede opnieuw en veel uitvoeriger, tot hij toekomst aan de paragraaf waar hij boven zet: Liebe und Verantwortung. Liefde en verantwoordelijkheid. Hij zet een dikke streep onder die titel en daar eindigt het manuscript. Het hoofdstuk is nooit meer afgeschreven. Want als hij die titel ziet staan, liefde en verantwoordelijkheid, begrijpt hij onmiddellijk: de liefde gaat voorop. Zoals onze verantwoording en onze verantwoordelijkheid het antwoord is op het Woord van God is onze liefde het antwoord op Gods liefde die eraan voorafgaat. Daarom stopt hij met het schrijven aan dit hoofdstuk en schrijft eerst het hoofdstuk over de liefde van God en het uiteenvallen van de wereld. Eberhard Bethge heeft dit begrepen en vanaf zijn zesde druk hanteert hij een andere volgorde waarin het eerste hoofdstuk dat over de liefde van God is en het tweede (Die Geschichte und das Gute) over de verantwoordelijkheid van de mens. Deze begrippen, liefde en verantwoordelijkheid, de kernwoorden van de ethiek van Bonhoeffer, zeggen samen nog iets: Dat er geen schema voor een christelijke ethiek te ontwerpen valt, dat ieder systeem gedoemd is vast te lopen op de steeds veranderende werkelijkheid. Dat er ethisch ten diepste maar één ding gezegd kan worden: dat de mens geroepen is om, gehoord hebbend het verlossende woord over de verzoening in Christus, in liefde en verantwoordelijkheid voor zijn medemensen en in gehoorzaamheid aan God, tegenover wie hij zich te verantwoorden heeft, het wagen moet, zelf in vrijheid te handelen. Zonder zekerheid vooraf, maar hopend op vergeving, wanneer hij zo handelend een verkeerde beslissing zou nemen. Dit handelen in vrijheid en verantwoordelijkheid is het handelen, waarin Christus meer en meer gestalte krijgt in het optreden van zijn navolgers.

Dit bericht is geplaatst in Lezingen. Bookmark de permalink.