Preek in de Paaskerk te Amstelveen op zondag 19 januari 2025 (Kana-zondag). Gelezen werd Jesaja 62, 1-5 en Johannes 1, 44 – 2, 11,
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Wat een mooi en hoopvol verhaal! Maar ook, wat een moeilijk verhaal want heel veel dingen in dit verhaal blijven in het duister. Laat ik eens beginnen met de meest voor de hand liggende vraag: Er is sprake van een bruiloft, maar wie trouwen er eigenlijk? Bruid en bruidegom worden nergens bij name genoemd en alleen de bruidegom wordt aan het eind van het verhaal nog even bij de ceremoniemeester geroepen, maar ook hij krijgt geen naam en spreekt geen woord. Wie er trouwen is dus niet van belang. Wel dat het een bruiloft is en dat die bruiloft plaats vindt op de derde dag en dat die gehouden wordt in het Galilese Kana. De derde dag, dat is de beslissende dag, de dag van de opstanding, maar de derde dag van de opstanding heeft een voorgeschiedenis. Er is eerst de dag van de kruisiging en van de begrafenis, daarna is er de stille zaterdag, of beter gezegd: de rust van de sabbat en de derde dag is de eerste dag van de week. Dus als we lezen: op de derde dag, dan moeten we onmiddellijk vragen: wat is er dan op de beide voorafgaande dagen gebeurd? Dat vinden we in het voorafgaande verhaal over de roeping van de discipelen. Het begint in Johannes 1:29: ‘De volgende dag zag Johannes Jezus tot zich komen en zei: zie het Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegdraagt’. Daarna in vers 35: ‘De volgende dag stond Johannes daar weer met twee van zijn discipelen en zei: Zie het Lam Gods’. En tenslotte in vers 44, het begin van onze lezing: ‘de volgende dag wilde hij weggaan naar Galilea’. En dan volgt in 2:1 ‘Op de derde dag’! Als u mee hebt geteld, dan moet u toch denken: hier klopt iets niet. De volgende dag… de volgende dag…. de volgende dag…, daarna is het toch de vierde dag! Ja, daarna wel, maar die vierde keer staat er niet: de volgende dag, maar staat er: op de derde dag! Het verhaal over Filippus en Nathanaël en het verhaal over de bruiloft van Kana vinden beide plaats op de derde dag, horen dus bij elkaar.
De volgende dag wilde hij weggaan naar Galilea: Jazeker, want hij was uitgenodigd voor een bruiloft in het Galilese Kana, maar er komt iets tussen: hij vindt Filippus en Filippus vindt Nathanaël. Het verhaal over Filippus en Nathanaël is een intermezzo. De tijd dringt, hij moet eigenlijk al onderweg zijn naar de bruiloft in Kana, maar dit moet eerst verteld worden: als we dit verhaal over Filippus en Nathanaël niet eerst gehoord hebben, dan begrijpen we niets van dat verhaal over de bruiloft in Kana, dan blijft dat het verhaal van Jezus’ grote goocheltruc, waarmee hij water in wijn veranderde. Daarom moest ik wel u ook het verhaal over Filippus en Nathanaël laten horen.
De bruiloft is in Kana. In het Galilese Kana. Het is de plaats van de bruiloft, het is de plaats waar de zoon van de hoveling wordt genezen en het is – maar dat horen we pas helemaal aan het eind van het evangelie na het opstandingsverhaal – het is ook de plaats waar Nathanaël vandaan kwam. Galilea is grensgebied: het is joods land, maar de invloed van de Grieks-sprekende wereld van het aangrenzende Dekapolis is in alles te merken. Ze zijn wel joods in Galilea, maar ze houden zich niet zo strikt aan de gebruiken als de joden in Judea. We zullen het straks horen: in het huis waar de bruiloft wordt gehouden staan vaten met water, die daar neer zijn gezet volgens het reinigingsgebruik van de Judeeërs. De Galileeërs nemen het niet zo nauw, maar voor de Judeeërs moeten er watervaten zijn, zodat zij zich ritueel kunnen reinigen, voordat ze aanliggen aan het bruiloftsmaal. Nathanaël komt uit Kana, Filippus komt uit Bethsaida. Bethsaida ligt aan de noordkant van het Galilese meer, precies op de grens tussen Galilea en het heidense land. Filippus is een Griekse naam en betekent zoiets als “liefhebber van paarden”. Nathanaël is een joodse, een Hebreeuwse naam en betekent: “God heeft gegeven”. Als Nathanaël net als Filippus Grieks was geweest, dan had ie “Theodoor” geheten. Jezus vindt Filippus en zegt hem: Volg mij. Het verhaal over de roeping van de discipelen is bij Johannes een verhaal van vinden en gevonden worden. Het feit dat Filippus een Griekse naam draagt vormt geen enkele belemmering. Jezus vindt hem en Filippus laat zich vinden en vindt op zijn beurt Nathanaël: Nathanaël is joods tot in zijn vingertoppen en dat weet Filippus heel goed. Hij valt niet zomaar met de deur in huis en zegt: ik heb Jezus gevonden, maar hij zegt: ‘Van wie Mozes in de wet heeft geschreven en ook de profeten, die hebben wij gevonden: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazareth’. Nathanaël heeft wel zijn reserves, en terecht. Hij kent de Schriften: de Messias die komt toch niet uit Nazareth. Kan uit Nazareth iets goeds zijn? Maar hij wil het wel zien. Eerst zien en dan geloven. Toch ziet hìj Jezus niet, Jezus ziet hem en hij weet ook gelijk met wie hij van doen heeft: Zie, waarlijk een Israëliet in wie geen bedrog is. Nathanaël staat voor het gelovige Israël, dat de Thora bestudeert en de Messias verwacht. Hij is niet pas “echt” gelovig geworden toen hij met Filippus mee naar Jezus kwam, nee hij was het al. Jezus zag hem onder de vijgenboom, voordat Filippus hem riep. Zo goed als Jezus geen goochelaar is, is hij ook geen helderziende. Het gaat om een teken, een symbolische uitspraak. Onder de vijgenboom, dat is het beeld van de messiaanse tijd: elke Israëliet onder zijn vijgenboom en zijn wijnstok. Nathanaël leefde in die verwachting en dat is wat Jezus in hem heeft gezien. En dan herkent Nathanaël, dan herkent het ware Israël ook Jezus: Rabbi, gij zijt de zoon van God, gij zijt de koning van Israël. Maar Jezus reageert terughoudend. Omdat ik je zei, dat ik jou zag onder de vijgenboom, geloof je. Omdat ik jou herkende als het ware Israël, herkende jij mij als de koning van Israël. Je zult grotere dingen zien. Zo blijft het een gebeuren binnen Israël, waarin Jezus en Nathanaël, beide Israëlieten in wie geen bedrog is, elkaar herkennen. Maar het gaat om meer. En hij zegt hem: voorwaar, voorwaar, ik zeg jullie. Hij zegt hem voorwaar, voorwaar ik zeg jullie want dat meerdere, dat grotere, dat hij zal zien, gaat niet alleen over hem, Nathanaël, gaat ook niet alleen over Israël. Met die grotere dingen heeft ook Filippus, hebben ook de volkeren te maken. Jullie zullen de hemel geopend zien en de engelen van God opgaan en afdalen op de mensenzoon. Jullie zullen zien wat Johannes heeft gezien bij het water van de Jordaan. Het gaat niet alleen om de koning van Israël, het gaat er zelfs niet in de eerste plaats om, dat Jezus herkend wordt als de zoon van God, het gaat erom, dat ze in hem de mensenzoon zullen zien. De ware mens, de mens zoals door God bedoeld. Zo wordt de hemel op aarde zichtbaar in dit mensenkind. De bodes gaan af en aan en roepen als Johannes: Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegdraagt. De zonde der wereld, van Jood en Griek, van Israël en van de volkeren.
En nu nog eens de vraag van het begin: wie trouwen er eigenlijk op de bruiloft van Kana. En nu durf ik ook voorzichtig een antwoord te wagen. Als ik het aan het begin had gezegd, had u me uitgelachen en gedacht dat ik een of andere moderne dominee was die zo nodig een lans voor het homohuwelijk moest breken. Maar nu begrijpt u het waarschijnlijk beter, als ik zeg: deze bruiloft is de bruiloft van Nathanaël, de enige bij name genoemde inwoner van Kana, en Filippus. Niet echt natuurlijk, het zal best om een achterneefje of -nichtje van Maria zijn gegaan, maar door de namen van het bruidspaar niet te noemen en door het verhaal te plaatsen in het licht van het voorafgaande, laat Johannes de mogelijkheid open om de bruiloft symbolisch te verstaan. Jezus huwt Israël en de volkeren aan elkaar, zoals in de lezing van Jesaja God en zijn volk aan elkaar werden gehuwd. Hoe hoopvol en hoe pijnlijk ook in deze tijd waarin de staat Israël in oorlog is met de niet-joden in en rond zijn land. Deze bruiloft is het feest van de nieuwe gemeente, de gemeente uit Joden en heidenen, waarin allen allen zullen liefhebben. De moeder van Jezus was daar en de watervaten voor het reinigingsgebruik van de Judeeërs waren daar. Maar geroepen tot de bruiloft waren Jezus en zijn leerlingen. Ook hun verbond wordt hier bezegeld. Het huwelijk van deze gemeente is geen familie-aangelegenheid. Want ieder die Hem wil volgen moet vader, moeder, man of vrouw achterlaten en achter hem aangaan. Maar ze zullen daar het honderdvoudige voor terugkrijgen. In de gemeente zijn wij allen geroepen elkaar tot vader en moeder tot zuster en broeder te zijn. De eerste die dat moet leren is de moeder van Jezus. Wat is er tussen mij en tussen jou, vrouw. Het lijkt een hard woord, maar dat is het niet. We moeten het verstaan in het licht van Jezus, die als hem gezegd wordt: zie uw ouders, uw broeders en zusters zijn hier, zegt: ieder die doet het woord van God zijn mijn broeders en mijn zusters. Zijn uur is nog niet gekomen. Hij kan het nog niet allemaal aan haar uitleggen. Echt duidelijk zal het pas worden als hij aan het kruis hangt en tegen zijn moeder zegt, terwijl hij op Johannes wijst ‘zie uw zoon’ en tegen Johannes ‘zie uw moeder’. Dan pas wordt zichtbaar hoe de nieuwe gemeente van zusters en broeders meer dan familie voor elkaar is. Maar Maria moet er ook nu al iets van begrepen hebben, want ze zegt tegen de dienaren: wat hij ook zegt, doe dat! Wijn is er niet meer. De wijn van het koninkrijk, de drank van het feest, is schaars in het Galilea der heidenen. Maar er zijn wel de vaten voor het reinigingsgebruik van de Judeeërs. De vaten staan er volgens het voorschrift van de Thora, van de wet van Mozes. Die vaten vertegenwoordigen in dit verhaal de wet van Mozes, de onderwijzing ten leven, het verhaal over de bevrijding uit het diensthuis. Jezus die niet gekomen is om die wet af te schaffen, maar om die wet te vervullen, zegt: vult de vaten met water. Maak ze vol, ‘laat gerechtigheid stromen als een beek en het recht als een wilde rivier’, zoals Amos de profeet heeft geschreven. Vul ze tot aan de rand en schep er uit. En de ceremoniemeester proeft ervan en stelt vast dat het kostelijke wijn is. Hoe het precies zit weet hij niet, de dienaren wel. De diakenen, de bedienaars van het woord, zij moeten weten dat dit het water was, dat volgens de Thora voor de reiniging van de joden was bestemd, maar nu als wijn wordt uitgegoten voor heel de gemeente, joden en Grieken. Israël en de volkeren leven en vieren het feest van het ene woord Gods, dat in Jezus Messias zo vervuld is, zo vol is geworden, dat er genoeg is voor iedereen. De ceremoniemeester roept de bruidegom en zegt hem: Jij hebt de goede wijn bewaart tot nu. Jezus had tegen Nathanaël gezegd: grotere dingen dan deze zul je zien. Hier is een voorafspiegeling van dat grotere: het woord Gods, het vleesgeworden woord dat voor allen wordt uitgegoten in het Galilese Kana.
Op de eerste zondag na Epifanie, vorige week, het feest van de verschijning van de Heer, mogen we vanuit de hemel horen: Deze is mijn zoon, mijn geliefde in wie ik mijn welbehagen heb. Op deze tweede zondag na Epifanie, vandaag, horen we, hoe deze geliefde zoon het woord Gods, zijn eigen lichaam, zijn vlees en bloed uitschenkt voor allen. Zo huwt hij de mensen aan elkaar, zo worden we zijn gemeente. Het beste, meer dan Mozes en de profeten, is bewaard tot nu: maar het is er niet om voor altijd bewaard te blijven: het is er om ervan uit te delen aan allen. Daar is het gebeurd: in het Galilese Kana, op de grens tussen het joodse land en het gebied van de heidenen. Daar worden wij op de bruiloft genood. De bruiloft van het Lam. Daar hoort het feest te zijn, daar waarvoor nu een reisverbod geldt omdat het te gevaarlijk is door de oorlog. Het is het groenste en vruchtbaarste deel van Israël, maar het grenst aan de Golan-hoogte, waar Israël vecht met Hezbolla. Maar toch worden we geroepen tot de bruiloft, de bruiloft van het lam, van de toekomst, waar gerechtigheid en vrede zal heersen. En als we gehoor geven aan zijn oproep, dan zullen we ook anderen vinden. En natuurlijk zullen we het net als Filippus verkeerd zeggen. We zullen zeggen: wij hebben gevonden, waarvan Mozes en de profeten spraken. Maar we weten van Johannes dat het andersom is: Hij heeft ons gevonden. Hij zag ons al voordat we geroepen werden. Hij ziet ons, hij ziet de Israëlieten en de Palestijnen in de hopeloze positie waarin ze door hun leiders terecht zijn gekomen. Hij weet, wat zij nog niet weten of niet willen weten, dat ze zusters en broeders zijn, dat ze deel uitmaken van het ene mensenvolk van God en dus in liefde en vrede moeten leven Zo moge het worden. Amen.