Preek in de Opgang (Amsterdam-Osdorp) 2/11/2014

Preek in de Opgang op zondag 2 november 2014. Gelezen werd Spreuken 9 en Mattheus 25, 1-13

Gemeente van Christus

Een verstandige meid is op haar toekomst voorbereid, luidde een slagzin van de zeventiger jaren, die meisjes toch vooral aan wilde sporen door te leren en niet te denken: waar is het voor nodig, ik trouw toch. Wat is verstandig, wat is wijs en wat is onverstandig en dwaas? In het boek Spreuken wordt gezegd, dat je je onderwijzing moet richten op verstandi­ge mensen, want een wijs mens wil leren en wordt er wijzer van en een dwaas mens wil niet leren en dan is ook de daaraan bestede energie weggegooid. Wijs en dwaas heeft weinig te maken met intelligentie. Er zijn zeer intelligente, maar buitengewoon domme mensen en er zijn mensen met zeer beperkte verstandelijke vermogens, die uitgesproken wijs zijn. Wijs en dwaas, heeft in de bijbel meer te maken met een levens­houding. De dwaas zegt in zijn hart er is geen God, wordt er in de Psal­men gezegd en de vreze des Heren is het beginsel der Wijsheid lezen we zowel in Spreuken als in het boek Prediker. De onverstandige knecht zegt “De heer blijft uit” en begint zijn medeknechten te slaan. Hem verrast de Heer bij zijn terugkomst als een dief in de nacht.

Dan zal het koninkrijk der hemelen vergeleken worden met tien maagden, die hun lampen namen en uittrokken de bruidegom tegemoet. Het konink­rijk der hemelen lijkt niet op tien meisjes, maar dàn, dat wil zeggen, op die grote dag, op het moment dat de Heer verschijnt dan zal het zo toegaan als met die tien meisjes, waarvan er vijf dwaas en vijf wijs waren. Het is dus een ander soort gelijkenis – Mattheus is de enige die hem kent. Er is maar één andere gelijkenis die op een soortgelijke manier begint. De korte gelijkenis aan het einde van de Bergrede, waar gezegd wordt: een ieder dan die deze mijn woorden hoort en doet zal vergeleken worden met een wijs man, die zijn huis bouwde op een rots. Ook daar gaat het over wijs en dwaas. Wijs is, de woorden van Jezus horen en doen, dwaas is de woorden horen en ze niet doen. Wijs is, om niet alleen lampen mee te nemen, maar ook olie, dwaas is het om wel lampen mee te nemen, maar geen olie. Het gaat erom, dat het vuur brandende blijft, of nog preciezer, dat het vuur op het juiste moment weer ontstoken kan worden. Het is een gelijkenis, het is een symbool-verhaal. In dit geval een symbool-verhaal, waarvan de strekking erbij verteld wordt: Waakt dan want gij weet de dag niet noch het uur. De strekking is duidelijk, de aanleiding ook: de bruide­gom die uitblijft, de bruiloft, het grote feest, dat op zich laat wachten. En daarmee is voor ons ook gelijk de actualiteit helder: want dat geldt ook voor ons tot op de dag van vandaag. De grote dag des Heren, waarover de profeten spraken of het Koninkrijk der Hemelen waarover Mattheus spreekt, dat laat nog steeds op zich wachten en meer en meer groeit ongewild en ongemerkt bij ons allemaal het besef: we zullen dat wel niet meer meemaken. En toch, we moeten erop voorbereid zijn, we moeten waakzaam blijven. Juist omdat de gelijkenis in zijn betekenis, zijn strek­king, zijn aanleiding en zijn actualiteit zo volstrekt helder is, komt alle aandacht te liggen bij het verhaal en de elementen. Waarom meisjes, waarom tien meisjes, waarom die lamp en waarom die olie. En vooral: waarom willen die wijze meisjes, die dus niet alleen wijs zijn, maar ook godvrezend, hun olie niet delen met de andere meisjes? We zullen probe­ren die vragen stuk voor stuk te beantwoorden en misschien dat we dan verder komen dan de voor de hand liggende betekenis. Het gaat om meisjes. De bruid zelf komt niet ter sprake, maar wordt hier vertegen­woordigd door tien meisjes, tien vriendinnen. Het beeld kennen we uit het oude testament. God zelf of de zoon des mensen, de gestalte waarin God onder de mensen aanwezig is, is de bruidegom en Israël is de bruid. Maar die ene bruid wordt in het verhaal vervangen door tien meisjes, Israël in twee gestalten, twee keer vijf meisjes. Het aantal vijf staat bijna overal waar het voorkomt (denk aan de vijf broden en de twee vissen) voor de vijf boeken van Mozes. En die vijf boeken van Mozes, de Tora, die zijn, zoals de psalmen zeggen, een lamp voor onze voeten en een licht op ons pad. Dat licht hebben we nodig onderweg naar de bruiloft, dat leidt ons op de goede weg. Alle tien meisjes nemen hun lichten mee, aan alle tien is de Tora gegeven. Alle tien zijn ze onder weg naar de bruiloft, onderweg naar het koninkrijk der hemelen. Het verschil tussen de beide groepen meisjes is dat de ene groep olie mee heeft genomen en de andere niet. Over die olie moet ik iets meer zeggen. Er wordt namelijk een woord gebruikt, dat letterlijk olijf betekent. En daarmee bedoelen ze natuurlijk, dat het om olijfolie gaat. Nu heeft het Nederlands Bijbel Genootschap ook in haar Nieuewe Bijbelvertaling heel begrijpelijk gedacht: wat doet het ertoe, wat voor olie het is, het gaat er alleen om, dat de lampen ervan kunnen branden en dat is natuurlijk ook het meest wezenlijke. Maar als we dat woord olijf horen, dan klinkt het opeens heel anders, dan denken we aan die berg die de olijfberg wordt ge­noemd. We denken aan de barmhartige Samaritaan, die olijfolie en wijn uitgiet op de wonden van de ongelukkige mens die onder rovers is geval­len. We denken aan de olie in het vat van de weduwe van Sarfat, dat niet opraakte. Ieder van de tien meisjes kent de Tora, maar in hoeverre is dat een regel, waar ze zich aan hebben te houden of een innerlijk weten, iets dat onderdeel van hen zelf is geworden, dat ze zelf kunnen voeden. Het woord Gods was schaars in die dagen, zegt de profeet, maar de olie in het kruikje van de weduwe raakt niet op. Die olie staat voor barmhartigheid, een woord dat klinkt als olie eleos of elaios, staat voor de kennis des harten. De letters houden het niet, als het allemaal te lang gaat duren. We moeten het ons eigen maken, zodat we er in moeilijke tijden uit kunnen putten en zodat we het vuur weer kunnen ontsteken. En als het klopt, dat dit de betekenis van de olie is, dan begrijpen we ook, dat daarvan niet uitgedeeld kan worden. Je hebt het of je hebt het niet, je hebt het meege­nomen of je hebt het achterwege gelaten. Lieve mensen. De bruiloft blijft uit. Soms hebben we het idee, dat het dichtbij is, dat er iets staat te gebeuren, dat er werkelijk dingen veranderen. Toen er eindelijk een einde kwam aan het apartheidsregiem en het overwinnende ANC onder leiding van Mandela niet aanstuur­de op een bijltjesdag, maar juist een commissie voor waarheid en verzoening instelde. Toen Martin Luther King daar stond als op de Olijfberg, vlak buiten Washington en vertelde van zijn grote droom, toen konden we het bijna pakken en we droomden mee van andere tijden, we droomden van vrede, van de komst van het koninkrijk. Er zijn ook andere tijden, hardere tijden, als we vaststellen, dat het vallen van de muur, nu vijfentwintig jaar geleden, waar we zo enthousiast over waren niet leidde tot grotere gelijkheid, maar juist tot grotere tegenstellingen in de wereld. Als we vaststellen, dat het klimaat in ons land harder wordt, dat het geweld gewoner wordt, vandaag is het tien jaar gelden dat Theo van Gogh werd vermoord, dan zien we er helemaal niets van, dan gaat ons lampje uit, dan dreigen we ons laatste sprankje hoop te verliezen. Dan komt het erop aan, of we olie hebben meegebracht in onze kruiken. Of we de mildheid en de barmhartig­heid en de naastenliefde hebben opgeslagen in onze kruiken. Of we de droom hebben bewaard en trouw zijn gebleven. Want de dag komt, de grote dag, de dag van het feest en dan zal blijken of we verstandig, of we wijs en barmhartig en trouw en godvrezend zijn geweest. Dan kunnen we ons niet beroepen op een ander, dan gaat het om onze eigen kruik. Dat is de rol van de kerk in duistere tijden, dat ze de vlam brandend houdt, dat ze olie uit blijft delen, dat ze tegen de gang der dingen in vasthoudt aan de liefde en het mededogen, dat ze niet meegaat in de spiraal van geweld, maar de haat overwint door de liefde. De verhalen moeten verteld blijven worden, het evangelie moet verkondigd worden, we moeten onze lampen bij ons hebben, maar er is ook olie nodig, de woorden moeten gedaan worden, het vuur moet onderhouden worden. Dat is waakzaam blijven. We kunnen niet altijd wakker blijven, het kan haast niet anders of de kerk dommelt ook in en valt in slaap, maar als ze wakker wordt, dan komt het erop aan. Heeft ze olie, heeft ze kracht in zichzelf, of gaat het als een nachtkaars uit. In Taizé wordt een lied gezongen dat in de Nederlandse vertaling luidt: als alles duister is, ontsteek dan een licht dat nooit meer dooft. Het is opgenomen in het nieuwe liedboek, maar om een voor mij onbegrijpelijke reden alleen in het Frans, terwijl er een goede vertaling voor handen is. Daar gaat het om: een licht ontsteken in de duisternis. Een licht dat nooit meer dooft, dat blijft branden tot de dag van de bruiloft. Vandaag een ander  lied als slotlied, dat ook over het licht gaat. Want als het licht dooft….. Ik woonde twintig jaar op de Weteringschans en kwam iedere dag langs de beroemde spreuk van Van Randwijk. Een volk dat voor tirannen zwicht….Amen.

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.