Preek in de Bethelkerk (Amsterdam-Noord) 10/12/2023

Preek in de Bethelkerk (Amsterdam-Noord) op zondag 10 december 2023 (2e zondag van Advent). Gelezen werd: Jesaja 40, 1-11 en Johannes 1, 19-28.

Gemeente van Christus,

 

Dit is het getuigenis van Johannes! Het zou een prachtige zin zijn om het evangelie van Johannes mee te beginnen, maar het is niet de eerste zin. Er is al een hele proloog van achttien verzen aan vooraf gegaan. De proloog van het Johannes-evangelie, die we traditioneel lezen op de eerste kerstdag. In die proloog, waarin het gaat over het Woord dat vlees is geworden en onder ons heeft gewoond, wordt de persoon van Johannes al even heel kort aangeduid: “Er trad een mens op / van God gezonden / wiens naam was Johannes / deze kwam als getuige om van het licht te getuigen / opdat allen door hem geloven zouden / Hij was het licht niet / maar was om te getuigen van het licht”. Johannes is de prediker van advent. Hij getuigt in de donkere nacht van het licht dat komen gaat. Nu moet ik, voordat ik wat meer zeg over de persoon van Johannes, iets uitleggen: We komen in de bijbel drie Johannesen tegen. Je hebt de evangelist Johannes, je hebt Johannes de Doper en dat is niet dezelfde, want hij wordt nog voor Jezus door Herodes ter dood gebracht, en je hebt Johannes van Patmos, die van de Openbaring. Dan zijn er ook nog de brieven van Johannes, maar de meeste geleerden zijn het erover eens, dat die brieven zijn geschreven door de evangelist Johannes. Er zijn drie verschillende Johannesen, dat klopt, maar hoe gek het ook klinkt: u moet niet al te veel uw best doen, om die drie Johannesen zorgvuldig uit elkaar te houden. Het zijn wel verschillende personen, maar ze heten met opzet alle drie Johannes, ze zeggen op een verschillende manier hetzelfde, ze voelen zich verwant met elkaar. Als Johannes de evangelist schrijft: dit is het getuigenis van Johannes, dan heeft hij het natuurlijk over het getuigenis, dat Johannes de Doper aflegt, maar het staat ook als opschrift boven zijn evangelie. Wat de schrijver doet en wat de doper doet is precies hetzelfde: ze wijzen allebei van zichzelf af, ze zeggen: het gaat niet om mij, het gaat om Jezus; ik ben het licht niet, maar ik ben gekomen om te getuigen van het licht. Advent is de tijd van de verwachting van de komst van de Messias. Dat geldt voor ons nu en er valt voor ons heel wat te verwachten, want we leven in moeilijke tijden, met oorlog en een onzekere toekomst, maar dat geldt voor de tijd van Johannes in het kwadraat. De Joden hebben het zwaar te verduren: aan de ene kant is er de Romeinse bezetting. In principe zitten die Romeinse soldaten rustig in hun garnizoenen en kazernes, maar o wee, als er een opstand dreigt, dan zijn ze onmiddellijk paraat. Aan de andere kant is er de onderdrukking door koning Herodes, half Jood en half Edomiet. Hij draagt bij aan de instandhou­ding van de tempel, maar hij is ook koning bij de gratie van de Romeinen. Hij kan blijven zitten, zo lang hij doet wat zij van hem vragen. In deze situatie van dubbele onderdrukking, dromen de joden van de komst van de Messias en er zijn in die jaren ook steeds mensen die pretenderen de Messias te zijn. Maar dat leidt telkens weer tot hetzelfde. Er komt een of andere Maccabeeër; die verleidt het volk om in opstand te komen tegen de Romeinen, maar het resultaat is altijd dat de opstand door de Romeinen in bloed wordt gesmoord en ze het vervolgens nog slechter hebben dan daarvoor. Daarom is ook de positie van de leiders in Jeruzalem een uiterst dubbelzinnige: aan de ene kant hopen ze op de Messias, die hen zal bevrijden van de Romeinse overheersing, aan de andere kant zijn ze doodsbang voor alles wat zich aandient als Messias, want de kans is groot, dat het alleen maar tot een nieuw bloedbad leidt. Misschien is dat ook wel een beetje kenmerkend voor de manier, waarop wij advent vieren. We hopen op de komst van Jezus, maar we hopen toch ook een beetje, dat het gewoon kerstfeest wordt en alles bij hetzelfde blijft. Want stel, dat Jezus echt zou komen, dat hij heel onze geordende levens door elkaar zou gooien, dat we echt alles achter zouden moeten laten om hem te volgen. Dat is ieder jaar de grote vraag: wat verwachten we in de adventstijd: kijken we uit naar het kerstfeest als de viering van de komst van Jezus tweeduizend jaar geleden, of verwachten we de komst des Heren, nu, in onze tijd. Daarom is advent niet alleen een tijd van voorbereiding op het feest, maar ook een tijd van inkeer en is de kleur paars.

De leidslieden in Jeruzalem hebben het gerucht van de Doper gehoord en willen zich op de hoogte stellen. Dient zich hier een nieuwe Messias aan of niet? Wie zijt gij? Johannes beleed en ontkende het niet: hij beleed: Ik ben de Christus niet. Het is geen ontkenning, maar een positieve belijdenis: Nee, ik ben het niet! De Messias belijden, je niet schamen voor het evangelie, dat is vooral: je niet op de borst kloppen, duidelijk maken, dat het niet om jou gaat. Natuurlijk, de kerk wil graag nieuwe leden, daar is niets op tegen, maar misschien dat ze juist veel geloofwaardiger zou zijn, wanneer ze duidelijker zou maken, dat het haar werkelijk om het evangelie gaat en niet primair om de nieuwe leden. Ja, oké, zeggen de vertegenwoordigers uit Jeruzalem, maar wie ben je dan wel: ben je Elia, die immers is opgevaren naar de hemel en die ze terug verwachten, of ben je een andere profeet. En steeds opnieuw luidt het antwoord nee. Zeg dan zelf maar wie je bent, want we moeten toch iets kunnen zeggen tegen onze opdrachtgevers. En dan geeft Johannes een antwoord, waarmee hij al zijn ‘nees’ in een positief licht zet: ik ben de stem van een roepende in de woestijn: Maakt recht de weg des Heren, gelijk de profeet Jesaja heeft gesproken. U hoort, hij citeert uit Jesaja 40 die wij vanmorgen ook hebben gelezen. Ik ben Elia niet en ik ben Jesaja niet, maar ik zeg hetzelfde als Elia en Jesaja en al de profeten voor hen en na hen hebben gezegd. Maar waarom doop je dan! Want dopen dat hoort bij een vernieuwingsbeweging, bij degenen die de mensen oproepen tot bekering. Ja, waarom dopen we? Omdat we met de doop het heil uitdelen aan de mensen en er buiten de kerk geen heil is? Nee, ons antwoord kan alleen maar hetzelfde zijn als dat van Johannes: wij dopen met water. Wij dopen met de doop van de omkeer en de doop van de voorbereiding. De werkelijke doop – die waarmee de mensen werkelijk en definitief worden ingelijfd in het lichaam van Christus, die doop, en dat is de doop met de Heilige Geest, die doop bedienen wij niet. Dat blijft aan Christus. Wanneer Christus verschijnt, zal hij duidelijk maken wie de zijnen zijn. Wij gaan daar niet over. Wij kunnen eigenlijk het hele jaar door alleen maar adventschristenen zijn. Wij verwijzen naar de Messias die gekomen is en die komen zal. En – en dat is volgens mij de kern van het getuigenis van Johannes: we verwijzen niet alleen naar de Messias, die gekomen is, die van het kerstfeest, en die komen zal, die van de weder­komst, maar ook naar de Messias, die er is. Midden onder u staat hij die gij niet kent. Midden onder ons staat de Messias. Johannes bedoelt het niet letterlijk in die zin, dat Jezus daar al in de menigte stond te wachten (al blijkt hij uiteindelijk ook bij de Jordaan te staan om door Johannes gedoopt te worden). Johannes heeft het over de Messias, die er altijd geweest is en die er altijd zal zijn. Diegene die in den beginne bij God was, die tot de wereld is gekomen, maar die de wereld niet gekend heeft. U moet het van me geloven: de Messias is in ons midden. Als we dat niet geloofden, zou onze hele advent een farce worden. De Messias is er altijd! Is hij niet degene die gezegd heeft: alles wat gij aan het minste van mijn broeders hebt gedaan, dat hebt ge aan mij gedaan. Hij is in ons midden, maar we kennen hem niet! Waar is hij dan: Johannes geeft aan het slot van zijn perikoop een kleine hint: Dit geschiedde te Bethanië, aan de overkant van de Jordaan waar Johannes doopte. Dat is een soort cryptogram, want Bethanië, zoals we dat later in het lijdensverhaal tegenkomen, ligt helemaal niet aan de overkant van de Jordaan, maar op hooguit een paar uur gaans van Jeruzalem. Maar Bethanië (in het Hebreeuws Beth ani) betekent: het huis van de arme, dat is waar Johannes doopt, dat is waar verwezen wordt naar de Messias. Hij is midden onder ons als de minste van de mensen. Hij is waar Johannes doopt, waar mensen in beweging komen, zich omkeren, een nieuw leven beginnen, werkelijk de komst van de Heer gaan verwachten. De Messias is, waar de mensen de weg des Heren bereiden. Dat is de taak van de gemeente, van de kerk in de wereld. Wij kunnen het koninkrijk niet realiseren, we kunnen alleen maar proberen de weg te bereiden. Door recht te maken wat krom is, door alles wat mensen maakt tot kleine, verachtelijke  en gediscrimineerde wezens, uit de weg te ruimen. Maar waar we dat doen, mogen we geloven, dat we er niet alleen voor staan, dat midden onder ons Hij staat, die wij niet kennen. Maar die we wel kunnen leren kennen, want van Hem wordt gesproken door Elia en door Jesaja en door heel de Schrift. Stem van een roepende in de woestijn. Hij roept, maar zijn stem wordt niet gehoord, want hij roept in de woestijn. Johannes geeft hem stem en wij mogen hem stem geven, door het getuigenis van Johannes te herhalen. En dat zullen we doen, elke advent opnieuw, totdat Hij komt, werkelijk, definitief komt. Laten we roepen in de woestijnachtige wereld van vandaag, laten we roepen om vrede, vrede voor Jeruzalem en voor Gaza, voor Oekraïne en voor Rusland, voor heel Soedan. Voor vrede in onze dorpen en steden. Tot dat hij komt, die onze vrede is. Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.