Preek in de Opgang (Amsterdam-Osdorp) 16/06/2024

Preek in de Opgang (Amsterdam-Osdorp) op zondag 30 juni 2024… Gelezen werd: Ezechiël 17, 22-24 en Marcus 4, 26-34.

Gemeente van Christus,

Marcus is het kortste en het oudste evangelie uit de Bijbel. Waarom men ooit heet besloten om het niet vooraan te zetten in het Nieuwe Testament, maar als tweede na Mattheus (dat evident later is geschreven) weet ik niet, maar Marcus is geschreven in of kort na het jaar zeventig in de tijd direct na de verwoesting van de tempel in Jeruzalem. Zelf is hij dan waarschijnlijk in Rome, waar hij mogelijk op een zendingsreis samen met Paulus naar toe is getrokken. Maar ergens in de jaren zestig van de eerste eeuw zijn Paulus en Petrus de twee grote leiders van de jonge gemeente in Rome terechtgesteld en nu is ook de tempel nog weg. Misschien heeft hij zelfs gezien hoe Titus, de zoon van keizer Tiberias in Rome zijn grote intocht heeft gevierd, waarin de schatten uit de tempel en een groot aantal Joodse slaven en slavinnen werden meegevoerd. Dit is het einde, er is geen beloofde land meer, de leiders zijn terechtgesteld, de grote Pax Romana, de Romeinse vrede, die vrede betekende voor de Romeinse staatsburgers maar onderdrukking voor een ontelbaar aantal slaven en inwoners van bezette landen in het Romeinse Rijk, dat zich uitstrekte van Gibraltar tot bijna in India. Hoe moet het verder, valt er nog iets te verwachten of is alles voorbij en voor niets geweest? En in die tijd valt Marcus met de deur in huis. ‘Begin van het Evangelie, dat is de goede of de blijde boodschap, van Jezus Christus, de zoon van God. Er komen na hem nog de drie andere evangeliën en nog een heel aantal die niet in de bijbel terecht zijn gekomen, maar hij was de eerste die het waagde om een heel ander verhaal te vertellen, niet de blijde boodschap van de keizer van Rome, die zich als God liet vereren, maar een tegen-evangelie, een evangelie over het koninkrijk van God, dat met Jezus Christus in de wereld is gekomen. Nadat hij het verhaal heeft verteld over Johannes de Doper en hoe die Jezus heeft gedoopt en aangekondigd als degene die na hem zal komen en meer zal zijn dan hij, horen we dat Jezus in Galilea kwam om het evangelie van het Koninkrijk van God te prediken door te zeggen. ‘De tijd is vervuld en het Koninkrijk van God is nabij gekomen, bekeert u en gelooft het Evangelie’. Daarna volgen er een heleboel genezingsverhalen, die duidelijk willen maken, dat de nieuwe tijd werkelijk is aangebroken, want zieken worden genezen, blinden worden ziende en lammen kunnen weer lopen. Dat zijn tekenen van het komende koninkrijk.

Maar het koninkrijk zelf, wat is dat nu precies. Dat weten we niet, daar kunnen we over dromen of we kunnen het als Jezus erover hebben, waar het op lijkt. Het is het hart van de bijbel, de kern van ons geloof, maar is het ons duidelijk waar we het over hebben, als we spreken over het koninkrijk van God? Heel lang was dat voor iedereen in de kerk volkomen duidelijk. Het koninkrijk van God dat was eigenlijk een andere naam voor de hemel. Het koninkrijk van God, dat was de plaats waar je heen ging na je dood, als je tenminste goed had geleefd of goed had geloofd, want anders kwam je in de hel. En zo was het Bijbelse begrip van het koninkrijk van God simpelweg vervangen door van oorsprong zeker niet zo Bijbelse voorstellingen over een hemel en een hel, als de twee mogelijke plaatsen waar een mens na zijn dood heen zou gaan. Klopt daar dan helemaal niets van, van die voorstelling? Dat weet ik niet, daar kan ik geen ja of nee op zeggen. Eén ding is zeker: als Jezus het heeft over het koninkrijk van God, dan sluit hij niet zomaar aan bij een bestaande voorstelling, waarbij iedereen weet dat het koninkrijk van God eigenlijk hetzelfde is als de hemel. Waarschijnlijk was dat in de tijd van Jezus ook helemaal niet het geval. Er is nog een andere variant denkbaar, die vanaf de zestiger en zeventiger jaren heel erg populair is geworden: het koninkrijk van God, dat is niet de hemel, niet de plaats waar je heen gaat na je dood, maar dat is het vredesrijk, dat eenmaal hier op de aarde aan zal breken en we moeten allemaal eraan werken dat het tot stand wordt gebracht. Het koninkrijk was dan een soort hemel op aarde en vaak werd dat heel concreet politiek ingevuld. Het koninkrijk, dat was de ideale samenleving, een soort commu­nisme zonder fouten en misdaden. Ik weet nog precies het moment, waarop ik zelf deze opvatting van me af heb gezet. Dat was niet vanwege bepaalde politieke ontwikkelingen, maar dat was naar aanleiding van een gesprek met een ouder gemeentelid in de Amstelkerkgemeente. Ach Wilken, zei ze tegen me, ik geloof best wel dat het komt hoor, het koninkrijk van God, het rijk van de vrede, maar ik geloof niet dat ik het nog mee zal maken. Zelden heb ik me zo beroerd gevoeld en zo schuldig ook, dat was dus wat we hadden bereikt met onze politieke prediking. Ze had het geloof in het koninkrijk van God als de hemel waar ze na haar dood terecht zou komen afgezworen en ingewis­seld voor het geloof in een koninkrijk als politieke heilsstaat, waarin ze nooit terecht zou komen. Ze had geen kinderen, ze kon zich zelfs niet troosten met de gedachten dat haar kinderen of kleinkinderen het misschien ooit nog zouden meemaken. Nee, dit weet ik misschien nog zekerder dan het andere: het koninkrijk van God, dat is niet een hemel op aarde in een ver verschiet, een perspectief dat nog onbereikbaarder is dan een hemel in de hemel. Wat en hoe is het dan wel?

En dan begint Marcus met een kleine gelijkenis die hij alleen heeft. De gelijkenis van het mosterdzaadje kunt u ook bij Mattheus en Lucas vinden en de voorafgaande gelijkenis over de zaaier en het zaad vindt u daar ook, maar dit eerste stuk is uniek, alleen bij Marcus. Het is een kleine gelijkenis die bedoelt is om te troosten. Het Koninkrijk is als iemand die zaad uitstrooit, daarna eet, drinkt, slaapt en opstaat, zonder ook maar een idee te hebben wat er in de aarde gebeurt en dan begint dat zaadje te ontkiemen en groeit daaruit het graan waarvan het brood gebakken wordt, dat de wereld kan voeden. Dat is voor mij de ultieme troost tegen hopeloosheid. Als het kleine clubje volgelingen van Jezus in Rome onderduikt in de catacomben en denkt dat het afgelopen is, omdat ze niet weet wat ze daartegen nog kan beginnen, zegt Marcus: Houd goede moed. Het is gezaaid, Jezus is gekomen en heeft het zaad gezaaid. Ook als jullie niets doen, niets kunnen doen, groeit het toch door, als het moet tegen de klippen op. En natuurlijk moest ik daar ook aan denken naar aanleiding van de verkiezingen en de nieuwe regering die nu bijna klaar staat. Alles wat wij van de babyboom-generatie in de jaren zeventig gedroomd en gehoopt hadden: meer democratie, meer gelijkheid in de wereld, een eerlijker verdeling van kennis, rijkdom en macht. Hulp aan arme landen, bestrijding van honger en armoede, allemaal in duigen. Voor vluchtelingen en asielzoekers wordt ons het hardste en strengste beleid ooit aangekondigd. Kijk, als er gezegd was. Het spijt ons verschrikkelijk, de opvangmogelijkheden in Nederland zijn niet eindeloos, we moeten keuzes maken en richtlijnen opstellen, we kunnen niet iedereen binnenlaten, dan had ik daar begrip voor op kunnen brengen. Maar het spijt ze helemaal niet, het wordt aangekondigd als een triomf, als iets om trots op te zijn en het had maar weinig gescheeld of er was een minister aangesteld, die tribunalen in het vooruitzicht had willen stellen, voor een ieder die voorstander was van een barmhartiger beleid. En inderdaad, net als die kleine gemeente in Rome, weet ik werkelijk niet wat we daartegen kunnen doen. Ja bidden en protest aan blijven tekenen, misschien zelfs vluchtelingen opnemen in onze huizen, al zal dat ook wel strafbaar worden gesteld, maar dat we het winnen kunnen… Ook ik moet me laten troosten met de uitspraak dat het zaad gezaaid is en op zal komen, ook al kunnen wij daar niets aan bij kunnen dragen. Dat ergens de wal het schip zal keren, dat er een generatie op zal groeien en misschien zelfs al wel opgroeit, die beseft dat onze wereld ten onder gaat als we geen maatregelen nemen tegen klimaatveranderingen; dat de vluchtelingen zullen blijven komen, als wij de armste landen niet helpen. Ja met ontwikkelingshulp, dat ook, maar vooral door op te houden hen van hun grondstoffen en arbeidskracht te beroven en hen leren hoe ze zelf kunnen leven van de opbrengst van hun grond en grondstoffen.

En nee, dat is het Koninkrijk niet. Dat Koninkrijk wordt niet door ons tot stand gebracht, dat komt als vanzelf, niet door ons, maar van buiten ons en wij zullen niet weten hoe.

Opnieuw stelt Jezus de vraag, waarmee zullen wij het koninkrijk van god vergelijken en wat voor gelijkenis, zou ik hierover kunnen vertellen. Deze gelijkenis is veel bekender, hebben de andere evangelisten ook, maar het zegt toch bijna hetzelfde als de tweede. Dat is een goed bijbels gebruik, om twee keer hetzelfde of bijna hetzelfde te vertellen, zodat het extra nadruk krijgt. Het is de gelijkenis van het mosterdzaadje. Het stelt niets voor, je moet goed kijken anders zie je het niet eens, maar gooi het in de aarde en het zou zomaar kunnen gebeuren dat er een hele grote boom uit groeit. Het woord ‘vanzelf’ (in het Grieks lijkt dat op een woord dat klinkt als automaat, het gaat automatisch) wordt nu niet gebruikt. Je moet er wel iets voor doen, het moet gezaaid worden. En waar we in de eerste gelijkenis getroost werden met het feit, dat het toch wel door zou gaan, ligt nu meer nadruk op het feit dat het gezaaid moet worden. Ook dat is troost, het wijst ons op het enige dat we toch nog kunnen doen. We kunnen het woord blijven verkondigen, we kunnen de verhalen blijven vertellen, we kunnen onze eigen hedendaagse gelijkenissen bedenken. We kunnen moed putten uit kleine dingen, zo klein als een mosterdzaadje. Ezechiël zegt in een minstens zo belabberde situatie als het volk weggevoerd is in ballingschap: God doet het zelf, hij zal het overblijfsel enten en nieuwe bomen planten, het kaalgeslagen land weer groen maken. Het zijn allemaal, ook die van Ezechiël, gelijkenissen. Gelijkenissen, die ons willen bemoedigen. Doorgaan, bidden en werken, het geloof niet verliezen, blijven dromen, blijven hopen. Totdat Hij komt, Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.