Jacoba van Tongeren en het verzet van de Hervormde Kerk van Amsterdam

Jacoba van Tongeren en het verzet van de Hervormde Kerk van Amsterdam.

(lezing gehouden op het symposium ter gelegenheid van de herdenking van de vijftigste sterfdag van Jacoba van Tongeren, 14 september 2017 in de PTHU-zaal aan de VU)

Geachte aanwezigen, beste Paul,

Ja, jou Paul spreek ik in het bijzonder toe, want als ik het wil hebben over Jacoba van Tongeren en het verzet van de Hervormde Kerk, dan moet wel bedacht worden, dat het meeste, om niet te zeggen vrijwel al het concrete verzetswerk, dat vanuit de Hervormde Kerk van Amsterdam en door mensen van de Hervormde Kerk in de periode 40-45 is gepleegd, werd gedaan door de Groep 2000 van Jacoba van Tongeren en als jij je boek over je tante niet had geschreven, dan zou dit aspect van het kerkelijk verzet niet vast zijn gelegd en evenzeer in vergetelheid zijn geraakt als tot voor kort het werk van jouw tante. De groep 2000 werd ook wel aangeduid als de groep Biblia 2000, zoals u op de armband van Jacoba van Tongeren kunt zien op het omslag van het boek en op de folder voor dit symposium. Er is nog een derde naam voor de groep – en die staat vanmiddag in mijn verhaal centraal – de “Hervormde Groep 2000”. De aanleiding voor deze derde aanduiding vindt u in het zevende hoofdstuk van Pauls boek[1].

In dat hoofdstuk worden de gebeurtenissen van 1 mei 1944 beschreven. Op deze dag heeft Jacoba van Tongeren twee ontmoetingen die van het grootste belang zullen zijn voor het verdere optreden van de groep 2000. Geheel onverwachts krijgt Jacoba die morgen vroeg bezoek van drie heren uit de leiding van LO (de landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers) en de LKP (de landelijke knokploegen). Jacoba wordt uitgenodigd om deel uit te maken van de top van het verzet en toe te treden tot de LO als lid van het dagelijks bestuur. Het gesprek lijkt een geweldig eerbewijs aan Jacoba, die immers dan al naam heeft gemaakt als de bonnenkoningin van Amsterdam, maar het is ook – en dat heeft Jacoba onmiddellijk door – een poging om de groep 2000 over te nemen. Jacoba is daarvoor doodsbenauwd. De Vrij Nederlandgroep – één van de sterkst vertegenwoordigde groepen binnen het Verzet, heeft al vele leden verloren en kort daarvoor is Jacoba’s contactpersoon bij de L.O., Henk Dienske, gearresteerd en Jacoba is ervan overtuigd dat de leden van haar groep door de speciale codering, waardoor niemand achter hun echte namen en adressen kan komen, veiliger zijn in haar organisatie dan binnen die van de grotere landelijke organisatie. Maar wat mij in de beschrijving van dit pittige gesprek het meest opviel is het laatste argument van Jacoba om niet op te gaan in een landelijke verzetsorganisatie: “Wij zijn kerk”.

Natuurlijk, Jacoba was toen zij begon met haar verzetswerk in dienst van de diaconale gezinszorg van de Hervormde Kerk. Een positie, die een uitstekende dekmantel vormde voor de bezoeken die ze in het kader van het verzetswerk aflegde. De hervormde kerk zorgde voor steeds weer andere ruimtes (lange tijd was dat het kerkelijke gebouw aan de Jacob van Lennepkade) waar de groep of delen daarvan voor overleg bij elkaar kon komen. Elk van de leden had dan een bijbel voor zich, want zou er een inval zijn, dan waren ze bezig met bijbelstudie. Maar het was niet fake. In de regel werden bijeenkomsten door een aanwezige predikant of door Jacoba zelf met gebed of bijbellezing geopend. Uit het Historisch verslag[2] dat ze direct in 1945 schreef voor Prins Bernard, als ook uit de briefwisseling met ds. Alje Klamer (die ze als een soort dagboek achteraf heeft geschreven) wordt duidelijk, dat Jacoba vanaf het prilste begin haar verzetswerk heeft opgevat als kerkelijke arbeid. Het genoemde “Historisch verslag van werkzaamheden” is ondertekend  door “2000, J.J. van Tongeren, leidster Hervormde Groep 2000”. Het kantoor van waaruit Jacoba de verzetsactiviteiten organiseert en dat door de tijd heen op verschillende adressen is ondergebracht heet een onderdeel te zijn  van het “Centraal bureau voor het maatschappelijk werk der hervormde gemeente”. In het organogram van de Groep 2000 – ook opgenomen in het historisch verslag – bestaat de leiding van de groep uit een Commissie van Beheer (een typisch kerkelijke aanduiding) en in dat organogram staat zonder directe lijnen met de overige afdelingen en commissies een grote cirkel met daarin een P. Die P. staat voor Predikanten of voor Pastoraat. De dominees, een tiental die ofwel lid waren van de groep 2000 en dus een nummer toegewezen hadden gekregen dan wel nauwe contacten met de groep onderhielden, maakten geen deel uit van de hiërarchie maar waren beschikbaar voor geestelijke ondersteuning waar nodig. In het historisch verslag noemt Jacoba er vier: ds. Bernard Aris (nr. 102), de  predikant voor de vrijzinnig hervormden in Amsterdam, was de eigen predikant van Jacoba en was vanaf het eerste begin op de hoogte van en betrokken bij haar verzetswerk. Ds. Evert Smelik, de latere hoogleraar praktische theologie namens de Hervormde Kerk, leidt geestelijke verdiepingsbijeenkomsten voor groepsleden in het gebouw aan de Jacob van Lennepkade. Ds. Marinus Groenenberg (nr. 700) neemt actief (als groepslid) deel aan de besprekingen op de Van Lennepkade en is als scriba van de Centrale Kerkenraad de schakel tussen de groep en de kerkleiding. Tenslotte Kleijs Kroon, betrokken bij zowel het geestelijk als het praktische verzet. Vanwege zijn hulp aan joodse onderduikers na de oorlog door Yad Vashem genoemd als rechtvaardige onder de volkeren. Na de oorlog wordt hij de eerste predikant van de groep die zal worden aangeduid als Tenach en Evangelie. Ik heb Kleijs persoonlijk nog goed gekend en ben er trots op in lijn zijn derde opvolger te zijn als predikant voor Tenach en Evangelie.

“Wij zijn kerk”, daarmee moeten de hoge heren van het verzet het doen. Jacoba kookt van woede.

Nog diezelfde dag, geen twee uur later schrijft Paul, wordt Jacoba gevraagd om zich onmiddellijk te vervoegen bij ds. Van Bruggen de voorzitter van de Centrale Kerkenraad. Jacoba, boos en gehaast, ze wil het gesprek met de landelijke leiding met haar DB bespreken, spoedt zich naar de Nieuwe Kerk. Daar treft ze niet alleen ds. Van Bruggen, maar ook ds. Gravemeijer, de scriba van de Nederlands Hervormde Kerk. Over de beweegredenen van Gravemeijer schrijft Jacoba van Tongeren: Vanuit zijn gevangenschap had hij nauwlettend alle gebeurtenissen aan het internationale, het kerkelijke en politieke ondergrondse front gevolgd, Het hinderde hem uitermate dat er een Landelijke Organisatie was die haar wortels tot diep in de Anti-Revolutionaire Partij had geboord en

 dat de Nederlands Hervormde Kerk, buiten haar synodale afkondigingen, en dat was heel wat in die dagen, nergen s als kerk of als CHU in het Verzet naar voren kwam. Toen had Van Bruggen hem onthuld dat zo’n groep er toch eigenlijk wel was, zelfstandig opererend onder die ene maatschappelijk werkster, geherbergd en geruggesteund door de kerk, maar alle risico’s opvangend in haar persoon en de onder haar leiding werkende groep. Daar was Ds. Gravemeijer uitermate verheugd over geweest en hij had daar alles van willen weten.[3] Gravemeijer laat weten dat de Generale Synode van de Hervormde Kerk opdracht heeft gegeven een Hervormde Verzetsgroep op te richten, dat hij de Groep 2000 graag als die verzetsgroep ziet en er zorg voor zal dragen dat de leidster met terugwerkende kracht salaris ontvangt en de groep een beroep kan doen op het fonds voor bijzondere noden. De groep zou nu nog – vanwege de ‘verhulling’ – groep 2000 heten, maar bij de bevrijding naar buiten treden als de “Hervormde Groep 2000”.

Zo boos en verdrietig Jacoba was over het eerste bezoek van die dag, zo enthousiast is ze over de ontmoeting met Gravemeijer, van nu af aan zal ze regelmatig verslag aan hem uitbrengen. En zoals we zagen, heeft ze inderdaad vanaf de bevrijding haar groep aangeduid als de “Hervormde Groep 2000”.

En zo zijn we door Paul van Tongeren – veel te laat, maar dat is niet zijn  fout – ingelicht over het bestaan en de geschiedenis van deze groep.

 

Maar, en dat is het tweede en veel moeilijkere punt waar we het met elkaar over moeten hebben: als ds. Van Bruggen en ds. Gravemeijer op de hoogte zijn van het bestaan van dit hervormde verzetswerk, als ook Prins Bernhard geïnformeerd was en ik neem aan dat hij niet de enige geweest zal zijn die het historisch verslag heeft gelezen, hoe kon de naam van Jacoba en het werk van haar Groep 2000 dan toch in de vergetelheid raken en heeft het zeventig jaar geduurd voor daar verandering in kwam? Ik besloot naar het Stadsarchief te gaan, waar zich ook het archief van de Hervormde Kerk bevindt, om de notulen van de Centrale Kerkenraad te lezen. Die moeite had ik mij kunnen besparen. Dat in de notulen van de jaren ’43 en ’44 niets staat opgeschreven over verzetsactiviteiten is eigenlijk wel logisch, dat zou gevaar opleveren voor de betrokkenen. Dat in het notulenboek na augustus 1944 helemaal geen notulen werden ingeschreven (ik heb niet na kunnen gaan of er in die periode misschien ook geen vergaderingen werden gehouden) kan ik vanwege de onrust na Dolle Dinsdag ook wel begrijpen. Maar als in het notulenboek vervolgens de verslagen worden opgeschreven van de eerste naoorlogse vergaderingen (de eerste waarvan er een verslag is, is van 11 juni 1945) dan staat daar ook geen woord in over het verzet. Belangrijkste agendapunt is de stichting van een eenendertigste predikantsplaats, kort daarna ook de twee- en de drieëndertigste predikantsplaats, want de – misschien vermeende – dappere houding van de kerken in de oorlog draagt er toe bij, dat ze in de naoorlogse jaren geweldig groeien. Met die groei en bloei is men bezig, het verleden laat men rusten.

Ds. Gravemeijer beseft, dat de geschiedenis te boek moet worden gesteld. Ds. Henny Touw, een zwager van de beroemde Miskotte, krijgt de opdracht om het verzet van de hervormde kerk op schrift te stellen. Hij doet dat in een razend tempo en al in 1946 verschijnt bij Boekencentrum het tweedelige werk “Het verzet der Hervormde Kerk”[4], bij elkaar zo’n 1100 pagina’s, deel I Geschiedenis van het kerkelijk verzet en deel II Documenten van het kerkelijk verzet. In zijn verantwoording schrijft ds. Touw, dat zijn opdracht was: de beschrijving van de strijd der Ned. Hervormde Kerk tegen het nationaal-socialisme in al zijn aspecten. Dat verwachten we dan ook en ik zou onder “alle aspecten” verstaan, zowel de geestelijke als de praktische en maatschappelijke strijd. Maar als je het namenregister van het boekwerk naslaat, zoek je daar tevergeefs naar de naam van Jacoba van Tongeren. Ds. Gravemeijer, die zo blij was dat Jacoba van Tongeren leiding wilde geven aan een Hervormde Verzetsgroep, schrijft een lovend voorwoord bij het boek, terwijl hij toch ook gezien moet hebben dat dit aspect volledig ontbrak in het boek.

Ik bekeek andere kort na de oorlog geschreven geschiedkundige en gedenkboeken. Dat van de katholieken[5] gaat over het dappere verzet van de bisschoppen en in het bijzonder aartsbisschop de Jong, maar ook daar bestaat dat dappere verzet, uit het eindeloos aantekenen  van protest bij Seyss-Inquart en bij diverse ministeries tegen onrechtvaardige maatregelen tegen de Joden (vooral de gedoopte Joden), tegen de Arbeitseinsatz, de verplichte sterilisatie van gemengd gehuwden enz. Allemaal heel belangrijk (ja, ik wil dat ook wel verzet noemen al heeft dat zelden tot successen geleid). En minstens zo belangrijk was het geestelijk verzet, dat wat Touws zwager, K.H. Miskotte, de “betere weerstand” noemde, d.w.z. dat de bevolking werd onderwezen over de ware aard van het nationaalsocialisme en hoe dat in alle opzichten strijdig was met de leer van de kerk. Een kleine uitzondering maak ik voor het grote verzetsboek van de Gereformeerde Kerken “Opdat wij niet vergeten”[6], dat in opdracht van de Gereformeerde Synode werd geschreven door ds. Theo Delleman. Zijn boek verschijnt pas in 1949 en er is dan ook al meer boven water gekomen over het verzet. In het eerste historische deel van zijn boek beschrijft hij in grote lijnen de politiek ontwikkelingen, waarvan het verzet onderdeel was en in het kader daarvan het aandeel van de Gereformeerde Kerken. Dit bredere zicht wordt met name verkregen, doordat hij de activiteiten van de illegale ARP beschrijft als onderdeel van het Gereformeerde Verzet. Overigens, dat ik mij in mijn verhaal beperkt heb tot het Hervormde Verzet, komt alleen omdat dit symposium gewijd is aan Jacoba van Tongeren en zij de spil was van het hervormde verzet. Dat het aantal omgebrachte gereformeerde predikanten, zeker verhoudingsgewijs, maar ik geloof zelfs in absolute aantallen, groter was dan dat van de hervormden is zeker. Ik begreep dat Annelies Knoppers, dochter van de gereformeerde ds. Knoppers, met wie Jacoba samen heeft gewerkt, hier aanwezig is. Jacoba was in deze zeker niet eenkennig[7] en misschien heeft dat te maken met het feit, dat ze bij de vrijzinnige richting hoorde, een groep die zeer ten onrechte door de rechtzinnige, veel grotere richting vaak met de nek werd aangekeken. Ergens schrijft ze in haar dagboek, dat ze het juist als extra waardering beschouwt, dat zij, als vrijzinnige, door de synode zo hoog wordt geacht.

Bij de Duitse studies over de Bekennende Kirche is het niet anders. Dat Bonhoeffer ook bij andere concrete verzetsactiviteiten betrokken was, komen we bijvoorbeeld in het in 1948 verschenen Kampf und Zeugnis van Wilhelm Niemöller[8] niet tegen. Sterker nog, dat concrete verzet was nu juist de reden, dat hij door de meerderheid van de Duitse kerken in de eerste naoorlogse jaren niet als een christelijke martelaar gold, omdat hij niet vanwege zijn geloof, maar vanwege zijn politieke verzet was omgebracht. Ik moet ook zelf schuld bekennen: in mijn artikel uit 1994 over Miskotte en het nationaal-socialisme[9] heb ik het alleen over zijn schriftelijk verzet en niet dat hij ook onderduikers in huis had. Dat deed ik beter in mijn boekje over Bonhoeffer, waarin juist wel de samenhang tussen zijn theologie en praktische verzet wordt beschreven.[10] De protesten van de kerk en de illegale geschriften van dappere theologen, de vele kanseloproepen (alles wat in genoemde boeken wel uitvoerig beschreven wordt), waren van het grootste belang. Maar dat alles had er toch toe moeten leiden, dat meer gelovige mensen in actief verzet kwamen? Beide aspecten dienen beschreven worden en we danken Paul van Tongeren nogmaals dat hij heeft bijgedragen aan de geschiedschrijving van dat andere aspect.

[1] Paul van Tongeren, Jacoba van Tongeren en de onbekende verzetshelden van Groep 2000 (1940-1945), Soesterberg: Aspekt 2015, 4e druk 2016.

[2] Het “Beknopt historisch verslag van de werkzaamheden van Groep 2000”, bevindt zich in het Stadsarchief van Amsterdam, op het voorblad staat: Niet voor publicatie bestemd.

[3] Van Tongeren, a.w., 153.

[4] H.C. Touw, Het verzet der Hervormde Kerk, ’s Gravenhage: Boekencentrum 1946.

[5] S. Stokman (red.), Het verzet van de Nederlandsche bisschoppen tegen nationaal-socialisme en Duitsche tyrannie. Herderlijke brieven, instructies en andere documenten, Utrecht, 1945;

[6] Th. Delleman, Opdat wij niet vergeten. De bijdrage van de Gereformeerde Kerekn, van haar voorgangers en leden, in het verzet tegen het nationaal-socialisme en de Duitse tyrannie, Kampen: Kok 1949.

[7] In een gesprek na afloop vertelde Mevr. Knoppers mij, dat het contact van haar ouders met Jacoba van Tongeren niets met kerk van doen had, maar met het feit, dat Nel Wateler, de jarenlange huisgenoot van Jacoba, een tante was van haar moeder.

[8] Wilhelm NIemöller, Kampf und Zeugnis der Bekennenden Kirche, Bielefeld: Ludwig Bechauf Verlag 1948.

[9] Wilken Veen, “Miskotte en het nationaalsocialisme” in: Karel Deurloo/René Venema red., Antwoord aan het Nihilisme, met Miskotte op de weg der verwachting, Baarn: Ten Have 1994.

[10] Wilken Veen, Een stap verder dan de kerk. Betekenis en invloed van Dietrich Bonhoeffer (1906-1945), Gorinchem: Narratio 2000.

Dit bericht is geplaatst in Lezingen. Bookmark de permalink.