Preek in de Johanneskerk (Amersfoort) 7/9/2014

Preek in de Johanneskerk (Amersfoort) op zondag 7 september 2014.

Gelezen werd Ezechiël 33, 1-11 en Mattheus 18, 15-20

Lieve vrienden,

U kent waarschijnlijk allemaal het grapje van het jongetje dat naar de kerk had moeten gaan van zijn ouders, maar die ochtend heel veel leukere dingen te doen had. Als ie thuis komt, wil zijn vader de proef op de som nemen en vraagt hem: en Jantje, waar heeft de dominee het over gehad vanmorgen? Zonder blikken of blozen zegt Jantje: over de zonde. En wat zei hij daarover? Hij was er tegen. Toen ik een jongetje was op de Veluwe, was dat een bekend cliché: dominees hadden het over de zonde. Vandaag de dag zou je zo’n grapje bijna uit moeten leggen, want de meeste dominees, mijzelf incluis, hebben het maar heel zelden over de zonde. De tijd dat de kerk vooral zedenmeester was en vertelde wat er wel en niet mocht, ligt gelukkig al ver achter ons. Naar die tijd willen we denk ik geen van allen terug. Maar betekent dat dan, dat we het over zonde maar liever niet meer moeten hebben. Nee, dat denk ik niet, als we dat zouden doen, dan zou immers ook een groot deel van de bijbel gesloten blijven. In de bijbel wordt namelijk wel van zonde gesproken. Maar om het daar weer open en eerlijk met elkaar over te hebben, moeten er eerst een paar dingen rechtgezet worden. We zullen opnieuw met elkaar moeten leren om op een bijbelse manier over zonde te spreken. In de eerste plaats moeten we bedenken, dat als het in de bijbel over zonde en over zondigen gaat, dat men dan concrete handelingen op het oog heeft. Door een bepaalde manier om Paulus uit te leggen, zoals die met name bij Calvijn gewoonte is geworden, plegen wij namelijk niet meer over ‘zonde’ en over ‘zondigen’ te spreken, maar over ‘zondig’ en ‘zondigheid’. Het gaat dan niet meer om concrete handelingen, maar om de aard van de mens: de mens is nu eenmaal zondig, of nog sterker: “in zonde ontvangen en geboren”. Ik heb met dat laatste nooit veel op gehad, maar ik kan u verzekeren, dat ik daarvan definitief ben genezen sinds de geboorte van mijn beide dochters. Niemand maakt mij wijs, dat een kindje in de wieg geheel en al zondig is. Natuurlijk, ieder mens maakt fouten, ieder mens begaat zonde, maar als dat in zijn of haar aard en aanleg opgesloten zou liggen, dan zouden we er maar liever het bijltje erbij neergooien, want dan konden we nooit meer iets goed doen. Door de bijbel zien we de mens als geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. En het verhaal over de zondeval wordt ons niet verteld om die uitspraak te corrigeren en in haar tegendeel om te keren, maar wordt ons verteld als antwoord op de klemmende vraag, hoe het nu toch mogelijk is, dat die mens die naar Gods beeld en gelijkenis geschapen is, desondanks soms zulke verschrikkelijke dingen doet. We hebben het dus niet over de zondigheid van mensen, maar over concrete zonde, bewuste fouten waarmee we anderen schade berokkenen. Van zulke dingen, moet je niet zeggen: nou ja, de mens is nu eenmaal slecht, maar daar moet zo iemand op aangesproken worden, mensen kunnen omkeren, een nieuw begin maken. Dat is de taak van de profeet. Een wachtersambt wordt dat genoemd in het boek Ezechiël. Als hij signaleert dat dingen verkeerd gaan, dan moet hij namens God zeggen: zo kan dat niet, je moet je omkeren, je moet terugkeren naar je weg. Dat is bekering, niet iets eenmaligs, waarbij je tot geloof komt en dan kennelijk niets meer fout doet, maar bekering, dat is steeds opnieuw, als je merkt, dit doe ik niet goed, zo gaat het mis, je omkeren en weer op zoek gaan naar de goede weg. Ik heb er vaak over nagedacht, hoe we als kerk er door de eeuwen heen toe gekomen zijn om zo over zonde te denken, dat we uiteindelijk naar eer en geweten niet anders konden dan er maar over te zwijgen. En met dat zwijgen dus ook het door Ezechiël genoemde wachtersambt hebben afgeschaft. Geloof is voor achter de voordeur. Natuurlijk, dat is het uitgangspunt van onze hedendaagse seculiere maatschappij, maar het is een uitgangspunt dat inmiddels ook door de kerk zelf geaccepteerd lijkt te zijn. We doen dat met een beroep op de scheiding tussen kerk en staat en zeker in de huidige situatie wordt daar weer met grote regelmaat naar verwezen, want moet je maar kijken: Die moslims, die doen niet aan een scheiding tussen kerk en staat en kijk maar wat het gevolg is, een en al agressie en onverdraagzaamheid. Persoonlijk ben ik ook voorstander van een scheiding tussen kerk en staat, maar ik wil die scheiding wel begrijpen zoals die vanaf haar oorsprong door Thorbecke werd bedoeld. Scheiding tussen kerk en staat betekent: de staat heeft geen voorkeur voor een bepaalde kerk en kan de kerk niet voorschrijven, hoe ze haar regelgeving en orde van dienst heeft in te vullen en omgekeerd kan de kerk niet aan de staat voorschrijven wat zij te doen of te laten heeft. Maar dat betekent niet dat de kerk geen uitspraken over politiek mag doen, of dat de overheid geen kritiek mag uitoefenen op kerkelijke praktijken die in strijd zijn met de rechtsorde. De kerk herinnert de staat – zoals de onvolprezen Barmer Theses het formuleren – aan haar goddelijke opdracht om voor recht en vrede te zorgen. Ze schrijft niets voor, ze verordonneert niet, maar ze herinnert, zet aan tot nadenken. Dat is dat wachtersambt, waarover Ezechiël het heeft. De kerk is per definitie een kritische kerk en de gemeente per definitie een kritische gemeente. Ze toetst de werkelijkheid aan het verhaal dat haar is overgeleverd. Daartoe komt de gemeente bij elkaar: om met elkaar te zingen en te bidden en de bijbel te lezen en uit te leggen, maar ook om dat te doen in het licht van de werkelijkheid waarin zij leeft. In zijn ethiek zegt Dietrich Bonhoeffer, dat we God niet kunnen begrijpen los van de werkelijkheid en de werkelijkheid niet los van God. Die twee zijn op elkaar betrokken. Hoe wij God begrijpen is mede bepalend voor hoe wij de werkelijkheid zien. Wie die twee los van elkaar maakt, haalt de kern uit het christelijk geloof. Dan is het misschien mooie vrome praat, maar het gaat nergens meer over. En dat zou wel eens de belangrijkste reden kunnen zijn, dat de kerken zoveel aanhang verliezen. Tenminste, dat hoor ik regelmatig van mensen, die zijn afgehaakt, dat het nergens meer over gaat. Het komt ook niet zelden voor, dat die mensen zich later aansluiten bij evangelicale of pinksterachtige groepen, want – dat valt nu eenmaal niet te ontkennen – al ben je het inhoudelijk totaal niet met ze eens, het gaat wel ergens over, er wordt een beroep gedaan op het hele leven van hun aanhangers. Als het “alleen maar over geloof” gaat, en niet over de praktijk, niet over wat ons te doen staat in de wereld, dan gaat het ten diepste inderdaad nergens over. Dat is wat er volgens mij mis is gegaan in de kerken van de reformatie, dat ze zo bang waren voor de katholieke leer van de goede werken, dat ze nog liever zeiden, dat het er helemaal niet toe deed wat je wel of niet deed, maar alleen maar over wat je geloofde. Deze opvatting, schreef Bonhoeffer ooit, heeft meer schade aangebracht dan welke leer van de goede werken ook. Want als het er niet toe doet, wat we wel of niet doen, zullen we ook eerder onze ogen sluiten voor wat er in de wereld gebeurt. We kunnen er immers toch maar weinig aan doen en daar gaat het ook niet om.

In de jaren dertig, toen de wereld er nog dreigender uitzag dan nu, schreef Alfred Döblin in zijn beroemde boek Berlin Alexanderplatz: “Als het oorlog is, en ze roepen me op, en ik weet niet waarom, en de oorlog is er ook zonder mij, dan ben ik schuldig en mij wordt recht gedaan. Waakzaam zijn, waakzaam zijn, je bent niet alleen op de wereld. Het kan hagelen en regenen, daartegen kun je niets doen, maar tegen heel veel andere dingen, kun je wel iets doen. Dan zal ik niet meer als vroeger roepen: het noodlot, het noodlot.”

“Als ik het zwaard op een land afstuur”, zegt Ezechiël, “en het volk dat daar woont heeft iemand als wachter aangesteld en die wachter ziet het zwaard op het land afkomen en blaast op de ramshoorn, om het volk te waarschuwen. En als dan iemand het geluid van de ramshoorn hoort maar er zich niets van aantrekt en het zwaard komt en doodt hem, dan heeft hij zijn dood aan zichzelf te wijten”.

“Wach sein, wach sein, du bist nicht allein”! Wat betekent het om waakzaam te zijn in onze tijd? Het kan immers zomaar mislopen. Het was in de zomer van 1914 dat een doorgedraaide anarchist in Serajewo een kroonprins doodschoot. Iedere actie, riep vanaf dat moment een reactie uit en binnen de kortste keren was er nergens meer een verstandig mens te vinden, die bedacht dat het echt alleen maar een doorgedraaide anarchist was, en binnen een paar maanden stond de hele wereld in brand en was een oorlog begonnen die miljoenen slachtoffers zou eisen. We zijn precies honderd jaar verder, een dronken separatist – dat zou immers zomaar gebeurd kunnen zijn – op het afweergeschut schiet het verkeerde vliegtuig neer. Het is verschrikkelijk, het is misdadig, en de schuldige – als ie gevonden kan worden – moet zeker gestraft worden, maar waarom is er niemand, die in alle eerlijkheid zegt, dat dit door niemand ooit gewild is, door de separatisten niet, door de Oekraïners niet, door Rusland niet en zelfs door Poetin niet, wat voor een boef het ook is. We zagen apathisch toe, hoe de zaak van dag tot dag verder escaleerde. Alsof oorlog een spel is, een risico dat je wel kunt nemen. Waarom zwijgen onze kerken!

Vele honderdduizenden Marokkaanse en Turkse moslims wonen in ons land. Ze zijn ooit uitgenodigd, bewust hier naartoe gehaald om werk te doen, waarvoor in ons land geen mensen meer werden gevonden. Het overgrote deel van hen heeft sinds jaar en dag hard gewerkt voor een schamel loon en niemand enig leed berokkend. En als er dan duizenden kilometers hier vandaan een aantal fanatici het kalifaat uitroepen en aan het moorden slaan, worden deze onschuldige mensen ter verantwoording geroepen en moeten ze zich distantiëren van mensen en opvattingen met wie ze nooit iets van doen hebben gehad. Zou het niet onze opdracht zijn in plaats daarvan onze solidariteit met hen te betuigen en te begrijpen hoe het hen nog meer dan ons moet raken, wanneer deze misdaden begaan worden door mensen die zeggen in dezelfde God te geloven. Zou het niet ook mede onze houding tegen moslims kunnen zijn, die tot radicalisering onder de jongeren leidt? Waarom zwijgen onze kerken, waarom verwaarlozen wij ons wachtersambt? Ik ben bang, dat onze kerkleiding denkt dat dit helemaal haar taak niet is, dat zij zich alleen maar bezig hoeft te houden met het geloof en de spiritualiteit van haar leden.

Als Mattheus het heeft over zonde, waar we elkaar binnen de gemeente over aan moeten spreken, dan gaat het niet over wat we wel of niet geloven, maar dan gaat het over wat er gedaan wordt. Wat we doen, doet er toe! Laten we het er daarom met elkaar over hebben, wat we doen, of vaker nog, wat we zouden moeten doen, maar wat we nalaten. Niet om opnieuw de moralist uit te hangen en elkaar dwars te zitten over futiliteiten, maar omdat we met elkaar beseffen, dat we als kerk, als gemeente, een taak, een verantwoordelijkheid hebben in de wereld en dat het wel degelijk iets uitmaakt of wie die taak proberen uit te voeren of het erbij laten zitten.

Maar dan de laatste vraag: haalt het wat uit? Zijn  we inmiddels niet veel te klein geworden? Ik heb ooit gezegd – en ik sta daar nog steeds achter – dat als de kerken in Duitsland in ’33 zich eensgezind tegen Hitler hadden gekeerd, hij niet aan de macht zou zijn gekomen. Maar de invloed van kerken was toen nog veel groter dan nu. Mattheus heeft het over twee mensen die eensgezind ergens om bidden en over twee of drie mensen die samen zijn in de naam van God. Natuurlijk wordt daar niet gezegd dat het ook prima is als de gemeente uit twee of drie mensen bestaat, maar er wordt gezegd, dat het iets uithaalt als je – zelfs met twee of drie – het waagt om iets te doen, om iets in beweging te zetten. Daar is God zelf aanwezig. Het is natuurlijk volstrekt anachronistisch om te zeggen, dat Mattheus vrijzinnig was, maar ik denk wel dat we Mattheus anno nu serieus nemen, als we dat zo begrijpen, dat dit de manier is waarop God in de wereld aanwezig is, in de goede initiatieven, die mensen nemen, de juiste woorden en het trefzekere handelen. God werkt in en door mensen. Of misschien moeten we zelfs zeggen: dat is wat wij God noemen, de bezieling die mensen ertoe brengt om ook in benarde situaties te durven zeggen waar het op staat en er zo aan bij te dragen, dat de vrede en de liefde in de wereld bewaard blijven. Ik denk dat we het daarmee maar moeten wagen! Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.