Toespraak bij de presentatie van “De zachtmoedige revolutie”

bij het aanbieden van zijn boek “De zachtmoedige revolutie in de theologie van G.H. ter Schegget”

(uitg. Narratio, Gorinchem)

11 mei 2007, Thomaskerk, Amsterdam.

 

Lieve mensen,

Ja, wat zeg je bij zo’n gelegenheid? Samenvatten wat er in mijn boekje staat, dat zal ik niet doen, dat kunt u zelf wel als u het gelezen heeft. Ik wilde vanmiddag een paar woorden zeggen over mijn relatie met Ter Schegget, over het begrip zachtmoedigheid en over het begrip revolutie.

Ik noem Bert ter Schegget altijd “mijn leermeester” en zal dat ook altijd blijven doen, maar strikt genomen is dat niet helemaal waar, want ik heb nooit bij Bert gestudeerd. In het jaar dat hij eindelijk hoogleraar werd, werd ik predikant in Amsterdam en ik kon naast mijn werk nog net een bijvak Ethiek lopen in Leiden. Wat heet een bijvak lopen? Ik ben een keer wezen praten in Leiden. Bert gaf me een paar boeken op van Brecht, Bloch en Miskotte en de volgende keer dat ik langskwam was het om tentamen te doen. We hebben genoeglijk een uurtje gepraat over vooral het vroege werk van Brecht en aan het eind daarvan zei Bert: “Dan moet ik je natuurlijk ook nog een cijfer geven. Ik zal er maar een acht van maken dan staat het een ‘cum laude’ niet in de weg!” En zo geschiedde. Nooit een college bij hem gelopen en toch ben ik een leerling van Bert.

Ik ging in 1971 theologie studeren in Utrecht. In datzelfde jaar kwam Partijgangers der armen uit en het jaar daarna Het Geheim van de mens. Beide boeken werden door ons bestudeerd op het dispuut Progredior en beide keren kwam Bert als inleider voor de laatste avond. Ook was hij regelmatig eindcriticus bij de zogenaamde preekvergaderingen. Vanaf die tijd heb ik al Berts boeken gelezen in de eerste maanden nadat ze verschenen. Alleen z’n dissertatie had ik niet gelijk. Die kreeg ik van een revolutionaire mede-student op mijn etage, die het had aangeschaft omdat het over de ethiek van de revolutie ging en er vervolgens achter kwam dat het toch vooral theologie, en nog behoorlijk ingewikkelde theologie was ook. In mijn studententijd werden Berts boeken besproken op het dispuut, in mijn predikantstijd besprak ik ze op cursus-avonden voor gemeenteleden. En ook dan kwam Bert meestal op de slotbijeenkomst. Een hart onder de riem, Berts laatste boek, stond op het programma van het ‘Oecumenisch Leerhuis’ in Amsterdam – Noord in het najaar van 2001. Die bijeenkomst kon helaas niet meer door Bert worden ingeleid, dat heb ik toen maar gedaan. Het jaar daarna heb ik dat boek nog eens besproken op een bijeenkomst van het ‘Centrum voor Leren en Vieren’ in de Waalse Kerk. Zo is mijn eigen theologische existentie vanaf 1971 mede getekend en gevormd door het werk van Ter Schegget.

Soms was ik dol-enthousiast, soms ook had ik mijn reserves. Vooral in de eerste jaren na Bert’s emeritaat als hoogleraar, toen er een periode was waarin er weinig nieuws van en over hem gehoord werd en hij zelf na een zeer deprimerende reis naar Nicaragua de zaak ook behoorlijk zwart inzag, was ik wel eens teleurgesteld, maar in de tweede helft van de jaren negentig kwam hij ijzersterk terug met nieuwe boeken en ook nieuwe thema’s en is hij ook nog twee keer als inleider bij me in Amsterdam – Noord geweest, waar ik vanaf 1997 predikant was.

Over die omgang met het werk van Ter Schegget, gerangschikt rond de drie g’s van ‘geweten’, ‘gebed’ en ‘gemeente’, gaat mijn boekje. Het is een poging om op noemer te brengen, wat aangeduid zou kunnen worden als “de theologie van Ter Schegget” en daarmee ook, wat ik door de jaren heen van hem geleerd heb. Ik heb het genoemd: “De zachtmoedige revolutie in de theologie van G.H. ter Schegget”. Die titel heb ik ontleend aan een opstel in het Geheim van de mens van 1972. “Zachtmoedigheid / Voorwaarde voor revolutie”. “Een werkelijke revolutie, die haar naam met ere draagt, is ten diepste alleen met
zachtmoedigheid gediend en waar zij geweld niet vermijden kan, omdat het uit noodweer geboden is, oefent zij het uit in het krachtveld van de zachtmoedigheid, anders zou de revolutie haar doel voorbijschieten…” Zo begint dat opstel. Maar de term zachtmoedigheid komt ook al voor in Partijgangers der Armen. In het hoofdstukje “Futurologie is in” citeert Bert het beroemde gesprek tussen grootvader Mordechai en kleinzoon Ernie uit Andre Schwarzbart’s De laatste der rechtvaardigen. De slotconclusie van dat gesprek is dat de rechtvaardige het lijden in de wereld, ook als hij het niet kan zien of horen of voelen, toch kan raden en het opnemen in zijn hart. En aansluitend daarop citeert Bert de bergrede: “Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen het aardrijk bezitten.” Daar komt de zachtmoedige revolutievandaan, de belofte van Godswege dat niet de machthebbers, maar de zachtmoedigen het aardrijk zullen bezitten. De ware revolutie is de revolutie die daarop uit is en die is alleen al daarom noodzakelijkerwijs zachtmoedig.

Was Bert zelf zachtmoedig? Ik durf er nauwelijks over spreken in aanwezigheid van Mies, Marja, Elfriede, Heiko en Jan en al die anderen die Bert zo veel beter hebben gekend dan ik. Laat ik het zo zeggen: hij was in ieder geval vele malen zachtmoediger dan ik. Over domheid (ik bedoel het soort domheid van degenen die wel beter zouden kunnen weten, maar niet beter wilden weten) kon Bert zich gigantisch opwinden. Over zijn tegenstanders was hij veel milder. Als wij Bert uitnodigden op ons dispuut, dan deden we dat natuurlijk ook omdat wij hoopten, dat hij onze politieke tegenstanders (door ons toen gemakshalve allemaal als burgerlijke theologen aangeduid) eens goed de waarheid zou zeggen. Dat deed hij naar mijn gevoel van destijds veel te weinig. Rieta, mijn vrouw, toen nog mijn vriendin, herinnert zich nog de keer dat ik na zo’n bijeenkomst ’s nachts opeens in mijn slaap rechtop in mijn bed zat en uitschreeuwde: “de zweep erover, Bert!” Hij deed het niet, toen niet en later niet.

De revolutie, vooral begrepen als de hoop voor de hopelozen en de inzet voor de overwinning van de zachte krachten is uit Bert’s theologie nooit verdwenen. Ook de zachtmoedigheid niet. Het is niet alleen een adjectief bij de revolutie, maar het is ook een manier van leven. Ja, misschien wel de enige manier van leven en overleven voor de gemeente: zachtmoedig leven. Het is de gezindheid zoals die was bij Messias Jezus. In zijn afscheidscollege noemt Bert dat “Liefde en gerechtigheid”. Zoekt eerst het koninkrijk, de stad van de toekomst, en zijn gerechtigheid. Christelijke ethiek is bedenken wat daarvan de consequenties zijn voor ons leven als gelovigen en vooral voor ons leven als gemeente. Dat was het grote thema van Bert’s theologie. En dat is vandaag even actueel als tien of veertig jaar geleden. Ons antwoord op die vraag, en ik bedoel dan niet het antwoord dat wij geven, maar het antwoord dat we menen te vernemen, zal steeds weer anders klinken. Maar het zal spreken van gerechtigheid en liefde en van de liefde het meest.

Er zijn een aantal mensen die het boekje al hebben gelezen en sommigen hebben er ook commentaar op gegeven en dat heb ik weer verwerkt. Dat waren behalve Gerrie Huiberts, die de eindredactie voerde, maar hier helaas vanmiddag niet aanwezig kon zijn, Elfriede en Mies ter Schegget. Maar ik moet hen iets verklappen. Ze hebben niet het hele manuscript gelezen. Ik heb in de versie die zij ter inzage hebben gekregen de vijfde pagina weggelaten en de slotzin van het voorwoord. Op die vijfde pagina staat: “voor Elfriede ter Schegget” en de laatste zin van het voorwoord luidt: “Het boek is opgedragen aan Elfriede ter Schegget. Zij is sinds de dood van haar vader actief op zoek naar ‘zijn theologie’. Als ik daar ook maar enige bijdrage aan heb kunnen leveren, heeft het schrijven van dit boekje zin gehad”.

Elfriede, het is mij een vreugde geweest om je te mogen helpen bij de zoektocht naar de theologie van je vader en jij hebt mij op jouw beurt geholpen bij mijn zoektocht zoals in dit boekje is vastgelegd. Daarom wil ik aan jou graag het eerste exemplaar uitreiken.

Dit bericht is geplaatst in Lezingen. Bookmark de permalink.