Preek in de Inham (Amersfoort-Hoogland) 12/12/2010

Preek in de Inham (Amersfoort-Hoogland) op 12 december 2010

 

Aan de orde is vandaag de derde moeder van Israël, die genoemd wordt in het geslachtsregister van Jezus: Ruth de Moabitische. Dat hele verhaal is te lang om voor te lezen. Dus ik vertel u kort het voorafgaande, lees van met u het derde hoofdstuk en vertel vervolgens hoe het afloopt.

Door een hongersnood gedwongen trekt Elimelech met zijn vrouw Naomi en zijn beide zonen Machlon en Chiljon van Israël naar Moab en vestigt zich daar. De beide zonen trouwen met Moabitische vrouwen, Orpa en Ruth. Maar Elimelech sterft in Moab en ook zijn beide zonen sterven kinderloos. Als Naomi hoort dat er weer brood is in Israël gaat ze terug en haar schoondochters gaan mee. Orpa neemt uiteindelijk afscheid, maar Ruth staat erop bij haar te blijven (uw volk is mijn volk, uw God is mijn God). Ze vestigen zich in Bethlehem en als het tijd van oogst is, trekt Ruth erop uit om aren te lezen op het veld van Boaz. Deze Boaz is verre familie en zou mogelijk een losser zijn. Dan bedenkt Naomi het volgende

Ik lees Ruth 3,

Uiteindelijk ziet de andere losser af van zijn verplichting, want hij wil het land van Elimelech wel kopen, maar niet Ruth als vrouw nemen. Daarop wordt de afspraak bezegeld. Boaz lost het veld van Elimelech en trouwt Ruth. Dan wordt Obed geboren, volgens de buurvrouwen een zoon voor Naomi. Hij zal de grootvader zijn van koning David.

 

Mattheus 1 : 1 – 6 (NBG)

 

 

Preek over Ruth (gelezen Ruth 3 en Mattheus 1, 1-6)

 

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Als ze in Hattemerbroek, het dorp op de Veluwe waar ik een groot deel van mijn jeugd heb gewoond, wilden weten wie je was, vroegen ze in de regel niet naar je achternaam, maar vroegen: “Van wie bin ie d’r iene”, van wie ben je d’r een. Ik zal dat niet licht vergeten, omdat het nu net die ene vraag was, waar ik geen antwoord op kon geven. Ik was er namelijk één uit een schippersgezin, dat in Hattemerbroek in een pleeggezin woonde om naar school te kunnen gaan. Een Eritrese vriend van ons vertelde eens, dat ieder kind in Eritrea moeiteloos de
namen kan opnoemen van zes van zijn voorouders. Ik ben Ghermai, de zoon van Tseggai, de zoon van Solomon enz. U herinnert zich willicht nog de beroemde scene met Ayaan Hirsi Ali in de Tweede Kamer, ik ben Ayaan, de dochter van Hirsi enz.  Zo’n lijst is niet hetzelfde als een achternaam in de tijd dat er nog geen achternamen waren. Zo’n lijst vertelt niet alleen hoe je heet, maar ook een beetje wie je bent, uit wat voor nest je komt.

Als iemand aan Jezus gevraagd zou hebben, van wie ben je d’r één, zou hij ook in de problemen zijn gekomen. Het simpele antwoord  “van Jozef” zou niet hebben volstaan. Uiteindelijk zal Mattheus schrijven: van Jozef, de man van Maria, uit wie Jezus geboren is, maar daaraan vooraf laat hij een volledig geslachtsregister gaan vanaf Abraham. Jezus is een kind van Abraham, een kind van de vader aller gelovigen, die opstond om te gaan naar een land dat hij nog nooit gezien had, omdat hij een stem had gehoord in het verre Ur der Chaldeeën, en hij is ook een zoon van David, die in Israël een koning was naar Gods hart, een koning die psalmen schreef en zong en met zijn muziek het hart van zijn rivaal rustig maakte, Dat zegt iets over Jezus! Maar, en dat is voor de patriarchale tijd waarin deze boeken geschreven zijn heel uniek, daar laat Mattheus het niet bij, hij somt niet alleen alle voorvaderen van Jezus op, maar ook een aantal van zijn voormoeders, want deze lijst zal immers niet bij Jozef, maar bij Maria uitkomen. Zoals wie Jezus is, mede bepaald wordt door Abraham en David, zo heeft wie Jezus is ook te maken met Tamar, Rachab, Ruth en Bathseba, die de vrouw van Uria wordt genoemd. Door de namen van deze vier vrouwen te noemen (en natuurlijk ook van al die mannen) roept Mattheus verhalen in herinnering. Wie is Jezus, uit wat voor nest komt hij? Hij komt uit het Oude Testament, hij komt uit de verhalen van Mozes en de profeten, zegt Mattheus. Als je een beetje wilt begrijpen wie hij is, en waarom hij doet wat hij doet, dan moet je die verhalen lezen. Het verhaal over Jezus is een verhaal dat begrepen wil worden en alleen begrepen kan worden tegen de achtergrond van deze verhalen van Israël.

Zo is vandaag het verhaal van Ruth aan de orde. Ruth, de Moabitische! Ruth is, net als Rachab, een vrouw uit de volkeren, ze is bij Israël ingelijfd, geen Israëlische van geboorte. Vanuit Moab is ze na de dood van haar eerste echtgenoot meegekomen met haar schoonmoeder Naomi. Ze verklaart zich onvoorwaardelijk solidair met Naomi: Uw volk is mijn volk, uw God is mijn God”. Alles wat zij in dit verhaal doet, doet zij voor Naomi. Tot aan het eind van het verhaal als de buurvrouwen zeggen: aan Naomi is een zoon geboren! Niet alleen Ruth, maar ook Naomi is immers na de dood van haar man en haar beide zonen, alleen en kinderloos teruggekeerd uit Moab. Haar solidariteit met Naomi, is wat herkend wordt door de buurvrouwen en door Boaz. Het is deze solidariteit waardoor zij een moeder in Israël wordt, de overgrootmoeder van koning David en verre voormoeder van Jezus. In het verhaal speelt een joodse gewoonte, een voorschrift uit de Tora een belangrijke rol. Het gaat daar om een combinatie van losserschap en zwagerhuwelijk. Ik zal het aan u proberen uit te leggen. De tora, de wet van Mozes, is niet alleen een verzameling van godsdienstige voorschriften, maar bevat ook de sociale wetten, waaraan het volk zich te houden heeft. Eén van de uitgangspunten daarbij is dat het grondbezit en de eigendom niet absoluut is. De aarde is des Heren. Van God is de grond en al het goeds dat daaruit voortkomt en de mensen krijgen dat als het ware in bruikleen. Ze mogen leven van de opbrengst, ze mogen het ook doorgeven aan hun kinderen, maar het staat hen niet vrij het te kopen en te verkopen, met als het bekende gevolg, dat er op een gegeven moment een paar grootgrondbezitters zijn die alles hebben en daarnaast een proletariaat dat niets heeft. De grond is verdeeld over de stammen en de families en zo moet dat blijven. Als iemand al verarmt en zijn grond moet, bijvoorbeeld omdat hij kinderloos is, verkocht worden, dan is het de taak van een familielid om deze grond terug te kopen, zodat het in de familie blijft. Dat heet losserschap. Daarnaast is er het voorschrift van het zwagerhuwelijk. Als iemand sterft zonder kinderen na te laten, dan is het de plicht van de broer van de overledene om nageslacht te verwekken bij de weduwe, zodat niet alleen zij verzorgd is, maar ook de naam van de overledene in stand blijft. In het verhaal van Ruth spelen deze beide zaken door elkaar. Boaz is een naaste verwant, al blijkt er nog één die nauwer verwant is, maar die ziet af van zijn taak, en als zodanig is hij de losser. Maar hij neemt ook de verplichting van het zwagerhuwelijk op zich, al is hij niet de directe broer van de overleden man van Ruth en zorgt ervoor dat het geslacht van Elimelech, de overleden man van Naomi en van Chiljon, zijn zoon, de overleden man van Ruth, wordt voortgezet. Deze voorschriften van losserschap en zwagerhuwelijk zijn van belang, maar worden alleen verwerkelijkt door de onderlinge solidariteit van Naomi en Ruth. Door haar trouw aan Naomi, verwerft Ruth nageslacht voor Naomi. De buurvrouwen snappen dat, als ze zeggen: aan Naomi is een zoon geboren.

Hoe Naomi en Ruth dit samen voor elkaar krijgen, dat wordt ons verteld in het derde hoofdstuk van het boek Ruth, dat we hebben gelezen. Door feministische theologes is deze geschiedenis wel eens aangeduid als het verhaal van twee vrouwen in een mannenwereld. De wetten en de voorschriften, die een sociaal bestaan moeten garanderen, die zijn er wel, maar er moet wel een beroep op worden gedaan. Het recht, ook dat van de weduwe en de vreemdeling, moet heel vaak afgedwongen worden en het mag ook afgedwongen worden. Het plan dat Naomi daarvoor bedenkt is wat je noemt gewaagd, te meer omdat ze daarbij onvoorwaardelijk gokt op de moed van haar schoondochter Ruth. Het plan om midden in de nacht aan het voeteneind te gaan liggen bij een man, waarvan het hart vrolijk is geworden door de wijn bij het oogstfeest, is een uiterst vermetel en riskant plan. Het zou immers zomaar verkeerd uitgelegd kunnen worden. Er wordt dus niet alleen op de moed en de deugdelijkheid van Ruth gegokt, maar ook op de goede inborst van Boaz. Uitvoerig heeft Naomi Ruth uitgevraagd: toen je daar bij hem op het land werkte, hoe gedroeg hij zich toen tegen je en heeft hij nog wat tegen je gezegd en wat dan? Pas als ze op grond hiervan een goede indruk heeft gekregen van Boaz, van wie ze immers al wist dat hij familie is, waagt ze het erop en legt ze haar plan aan Ruth voor. Zij maakt geen enkel voorbehoud: Alles wat u zegt, zal ik doen. Ik denk niet dat dit als blinde gehoorzaamheid begrepen moet worden, maar eerder als: ik stem volledig in met uw plan. Ruth gaat ervoor en stort zich in een hachelijk avontuur in de nacht. En dan op het moment supreme, als ze midden in de nacht ontdekt wordt door de wakker geschrokken man, zegt ze tegen hem: ik ben Ruth uw dienares, strek uw vleugels over uw dienares uit, want u bent de losser. Opnieuw lijkt het op een volkomen onderwerping, alsof ze zou zeggen: doe maar met mij wat u goeddunkt. Maar dat is niet zo. Ruth heeft goed geluisterd. Toen ze zich voor het eerst op het veld van Boaz begaf, om daar aren te plukken, had Boaz haar uitvoerig geprezen vanwege haar solidariteit met Naomi en gezegd: Moge de Heer uw daad vergelden en moge uw loon volkomen zijn van de Heer, de God van Israël onder wiens vleugels u gekomen bent om toevlucht te nemen. Dat geeft ze hem nu terug: strek uw vleugels uit over uw dienares! Want alleen zo kan God zijn vleugels over haar uitstrekken als er een mens is, die begrijpt, dat dat zijn wil is, dat deze Ruth, die alles achter heeft gelaten om met haar berooide schoonmoeder Naomi mee te komen naar een onbekend land, niet de dupe wordt, maar dat ze beloond wordt voor haar solidariteit. Je ziet het vaak onder rouwadvertenties: Moge de Heer zijn vrouw en kinderen troosten! Het is ongetwijfeld goed bedoeld, maar als ik het lees, denk ik altijd, zou degene die deze advertentie geplaatst heeft wel begrepen hebben, dat zo’n bede een verplichting met zich meebrengt, namelijk om zelf die vrouw en kinderen te troosten met hun verlies. God heeft geen andere armen, God heeft geen andere vleugels dan de handen van zijn mensen. God is de bovenmenselijke personificatie van het menselijke verlangen naar een wereld, waarin vrede en gerechtigheid heerst, maar God grijpt niet in. Hij is niet de grote tovenaar in den hoge, die als in een sprookje alle mensen vrede brengt. Nee, hij stuurt mensen, hij roept mensen om dat te doen. Het ligt op de weg van Boaz om aan Naomi en Ruth duidelijk te maken, dat er een God is die het goede beloont. Zo heeft hij de mens Jezus geroepen en gestuurd, een mens die dit verlangen, dit goddelijke welbehagen zo volledig heeft begrepen en uitgedragen, dat we hem met recht, zoals de Romeinse soldaat bij het kruis, een zoon van God mogen noemen. Daarnaar zien we uit met advent en we lezen de verhalen, die duidelijk maken, waar deze Jezus vandaan komt. Ergens in zijn voorgeschiedenis was er die Moabitische vrouw, Ruth was haar naam, die als buitenlandse aan Israël heeft geleerd wat solidariteit is. Jezus, de mens voor anderen, noemde Dietrich Bonhoeffer hem. Dat heeft hij meegekregen van zijn verre voormoeder Ruth. We mogen haar naast Tamar en Rachab als een engeltje in onze kerstboom zetten. En als we haar daar zien, dan bedenken we deze verrassende dubbelheid: aan haar, de Moabitische, de buitenlandse, moest recht gedaan worden, daarvoor is ze gegaan, heeft ze zichzelf volledig ingezet. Maar door dat te doen zorgde zij dat ook aan de Israëlitische Naomi recht werd gedaan. Wij weten niet waar onze engelen zitten, of waar onze lossers zitten, laten we dus vooral niet te snel oordelen. Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.