Nieuwe boeken (2012/2)

 

Hans Groenewegen, Met schrijven zin verzamelen. Over poëzie in de Lage Landen, Wereldbibliotheek, Amsterdam 2012. 400 pag. € 29,95. ISBN 9789028424579.

Tien jaar geleden vermeldde ik in deze rubriek het verschijnen van Schuimen langs de vloedlijn, Hans Groenewegens eerste grote bundel met poëziekritieken. Ik schreef toen, dat Hans verhalen schrijft die bij hem bovenkomen naar aanleiding van de poëzie die hij leest of gelezen heeft. Ik zou kunnen schrijven, dat dit nu nog veel sterker het geval is dan in de bundel van tien jaar terug. En toch moet ik die opmerking ook ten dele terugnemen, omdat het de indruk kan wekken, dat het Hans niet zou gaan om de dichtbundels die hij bespreekt, maar vooral om zijn eigen verhaal. Dat is niet het geval. U moet die uitspraak letterlijk nemen, Hans schrijft de verhalen die bovenkomen naar aanleiding van de poëzie die hij leest. Dat is natuurlijk (ook) zijn verhaal, maar het is vooral het verhaal dat de vrucht is van een buitengewoon nauwkeurige close-reading van de dichtbundels die hij onder handen neemt. Hij leest en herleest ze, hij leert – zo schrijft hij en vertelde dat ook bij de presentatie van de bundel – ze regelmatig uit het hoofd en leest ze hardop voor, reciteert ze, zodat het gedicht meer wordt dan de geschreven tekst, dat je ook die nuances gaat horen, die je alleen hoort als je ze goed voorleest, en Hans leert ons ze goed te lezen. Het is inmiddels meer dan vijfendertig jaar geleden dat Hans als piepjong studentje Nederlands lid werd van de redactie van Opstand. In 1977 verscheen zijn oproep om stukken in te sturen voor een rubriek “Opstand-literair” en sindsdien was hij – al dan niet als redacteur – een slordige dertig jaar de man die in Opstand, later Ophef over literatuur schreef, vooral over poëzie. Het was als een dorpsclub die een supertalent in zijn elftal heeft. Zo iemand kun je niet houden, die gaat naar grotere clubs en belangrijker bladen. En dit voorjaar werd Hans in De Groene de belangrijkste poëziecriticus van Nederland genoemd. En dat hoorde ik ook van de vele aanwezige dichters en dichteressen bij de presentatie van de bundel. Het is voor een dichter een eer om door Hans besproken te worden. En ik moet eerlijk zeggen, Hans schrijft mooie gedichten (de verschillende bundels werden in Ophef, laatstelijk nog door Wessel ten Boom, besproken), maar dit is zijn grootste kracht: in een gedicht kruipen, niet tevreden zijn met het citeren van een mooie regel, maar proberen te doorgronden, letter voor letter, wat de dichter(es) ons zeggen wil. Misschien is het chauvinisme, maar deze theoloog weet hier maar één term voor: Hans exegetiseert gedichten en als ik een dominee vond die de bijbeltekst zo zorgvuldig exegetiseert als Hans zijn gedichten, dan zat ik zondag aan zondag bij hem in de kerk.

In het eerste artikel van het boek wordt geen dichtbundel besproken, maar legt Hans aan de hand van een tweetal gedichten van Lucebert uit hoe hij te werk gaat, wanneer hij gedichten leest en ze bespreekt. Hij zegt het met behulp van het ‘proefondervindelijk gedicht’ van Lucebert:

 

de zoeker naar de aard van een gedicht en

van des gedichts dichter

hij zal doof zijn voor het ijlingse

loven en laken van modejager & modeverguizer

 

de dichter hij eet de tijd op

de beleefde tijd

de toekomende tijd

hij oordeelt niet maar deelt mede

van dat waarvan hij deelgenoot is

 

Hans doet inderdaad niet mee aan het loven en laken van modejager en modeverguizer. Zijn besprekingen lijken dan ook in niets op de poëziekritieken, die we bij tijd en wijlen in de kranten lezen. De vraag of iets goede of slechte poëzie is (in mijn vorige rubriek zei ik nog gekscherend, dat Hans Groenewegen dat maar uit moest maken) is totaal niet aan de orde. Ik veronderstel dat Hans domweg geen slechte bundels bespreekt, maar soms leest hij bundels, waarover hij bij eerste lezing niet enthousiast is, maar dan leest hij het nog eens en nog eens, tot hij begrepen heeft, waarom de dichter het juist zo heeft gezegd, als hij het gedaan heeft. Inderdaad hij oordeelt niet, hij deelt mede. Hij kijkt als het ware collegiaal naar de gedichten van collega’s, op zoek naar de aard van een gedicht en van des gedichts dichter. Gedichten lezen is (helaas) geen populaire bezigheid in Nederland en gedichten worden – dat is althans mijn indruk – ook slecht onder de aandacht gebracht. Een leuk klein boekwinkeltje, Schimmelpenninck aan de Weteringschans in Amsterdam (jawel, ik maak reclame voor een vroegere buurman) had een aparte en prominent geplaatste kast voor poëzie, maar in de regel hebben alle winkels een tafel met recente uitgaven vlak bij de ingang, vaak gerelateerd aan een top tien of top twintig, en daar ligt vrijwel nooit poëzie. Als ik me goed herinner heb ik daar in het afgelopen jaar alleen de verzamelbundel van Vasalis aangetroffen. Resultaat is, dat ik van meer dan de helft van de dichters die Hans Groenewegen bespreekt nog nooit iets had gelezen. En dat maakt het belang van Hans’ boek natuurlijk alleen maar groter: hij attendeert ons op nieuwe dichters en geeft ons een inkijk in hun werk, die ons brengt tot een weloverwogen beslissing om een bundel al dan niet aan te schaffen. Het is niet doenlijk om alle ruim dertig dichters die Hans bespreekt de revue te laten passeren.Van sommigen bespreekt hij een enkel gedicht, over anderen schrijft hij een compleet essay. De titel van de bundel “Met schrijven zin verzamelen” is ontleend aan een gedicht van Piet Gerbrandy:

Zoveel heb ik nodig dat ik leef.

Glimp van billen op arduinen trap,

wit goed in mand, half lege

mok op aanrecht, gerucht

van adem bij nacht. Ongeduldige stap

van bijna groot kind in de morgen,

pen die nog zin verzamelt.

Melk, kaas klevend aan mes,

vlam, rib van een lam, bovengistend

fluisterend bier. Leren jas

en herenfiets om te gaan.

Zin verzamelen (en Hans maakt duidelijk dat het zin in alle drie betekenissen: zin als ‘zinnen’, als ‘betekenis’ of als ‘goesting’) hoort bij de gewone dingen des levens. Je kunt niet zonder. Zin verzamelen doe je schrijvend (het voorrecht van de schrijver, de essayist, de dichter of de dominee) of je doet het lezend, horend, luisterend, overdenkend, reciterend, maar als je ermee stopt of (o God) er helemaal niet aan begint, dan wordt je leven een stuk armer. Hans heeft heel veel zin verzameld in deze forse bundel van vierhonderd pagina’s en hij heeft die zo herschikt, dat er zin aan toe is gevoegd. Ik heb al een tweede exemplaar aangeschaft om weg te geven en ik sluit niet uit dat er meer zullen volgen.

 

Rochus Zuurmond, In hemelsnaam. Over vertaling en betekenis van het Onze Vader, Skandalon, Vught 2012. 160 pag. € 16,50. ISBN 979 94 90708 40 5.

Na zijn twee jaar geleden verschenen boek over het Credo, nu dus een boek over het Onze Vader (de tien woorden in 2014?) en net als toen is het een bewerking van eerder verschenen stukjes uit In de waagschaal. Wat voor Hans Groenewegen geldt als het om poëzie gaat, geldt voor Rochus Zuurmond als het gaat om klassieke teksten. Zuurmond is een grootmeester en hij pakt zijn zaken grondig aan. Het boek biedt precies wat de ondertitel aangeeft: alles wat je altijd al wilde weten over de vertaling en de betekenis van het Onze Vader. Je kunt er eigenlijk maar op één punt een kritische vraag over stellen: ga je niet te ver in je streven naar volledigheid? Negenennegentig van de honderd lezers hebben nog nooit een koptische versie van het Onze Vader onder ogen gehad, maar Rochus Zuurmond biedt ons als bijlage een artikel van dr. A.A.S. ten Kate, waarin vier verschillende versies van het Onze Vader in het Koptisch worden besproken. Als ik me goed herinner was het Frans Breukelman, die regelmatig de uitspraak van Hieronymus aanhaalde, “dat we vertalen wat we begrepen hebben”. Met dat uitgangspunt in het achterhoofd kun je natuurlijk ook allerlei verschillende vertalingen bekijken en proberen daaruit af te leiden, hoe men de tekst heeft begrepen. Wie Rochus Zuurmond een beetje kent, zal het niet verbazen, dat hij van de meeste moderne vertalingen weinig of niets moet hebben. Zo schrijft hij over de NBV-vertaling van  ‘epiousion’, (het brood) dat we nodig hebben, wat natuurlijk geen vertaling is, maar een – ongetwijfeld verkeerde – interpretatie: “wat we nodig hebben, halen we bij de supermarkt”. De artikelen uit In de waagschaal, kort en krachtig, geestig en niet zonder het nodige venijn, beslaan honderd pagina’s. De overige zestig pagina’s worden gevuld met bijlagen, die duidelijk maken dat de vlot geschreven artikeltjes wel degelijk berusten op een uitgebreide en zorgvuldige bronnenstudie. Voor de niet-theologisch geschoolde lezer, die door Rochus uitstekend bediend wordt in het eerste gedeelte, waarin alle technische termen en niet-Nederlandse woorden worden uitgelegd of vertaald, voegen die zestig pagina’s weinig toe. Van sommige mensen wordt gezegd, dat ze ouder en milder zijn geworden, dat kun je van Rochus Zuurmond (in dit geval denk ik, gelukkig) niet zeggen. Hij is onverminderd strijdbaar (wie twijfelt, leze zijn website) en gelukkig ook onverminderd sterk en zorgvuldig in zijn theologische werk.

 

Frans Breukelman, Bijbelse Theologie III/3. De finale van het evangelie naar Matteüs, Kok, Kampen 2012. 128 pag. € 14,50. ISBN 978 90 435 1548 1.

Voor de fans van de theologie van Frans Breukelman was het natuurlijk een must, het tiende en laatste deel van de Bijbelse Theologie van Frans Breukelman. In 1980 verscheen het eerste deel, nog door Breukelman zelf uitgegeven. Toen had hij het over vijfentwintig à dertig cahiers en dat waren het er wellicht ook geworden als hij tijd van leven had gehad en alles had geschreven, wat hem voor ogen stond. Dit tiende deel bevat overigens voor diezelfde verstokte fans weinig nieuws, want het bevat geen enkele nieuwe tekst. Ook geen teksten, die eerder alleen nog maar in Frans Breukelmans legendarische stencils waren verschenen en dus dringend in boekvorm gepubliceerd moesten worden, maar uitsluitend teksten die al eerder in boek verschenen waren. Wat betreft het eerste en grootste deel van dit boek, de finale van het evangelie naar Matteüs (pag. 1-59), dat was eerder verschenen in Om het levende Woord 1/1, in 1966 uitgegeven in eigen beheer. Omdat het een wezenlijk onderdeel vormt van Breukelmans Bijbelse Theologie had het een zekere logica, dat het hier in dat kader opnieuw werd uitgegeven. Bovendien waren die oude deeltjes van Om het levende woord niet meer te krijgen. Voor de beide bijlages, die toch sterk de indruk maken toegevoegd te zijn, omdat je nu een keer geen boekje van zestig pagina’s uit kunt geven, is dat minder vanzelfsprekend. De eerste bijlage, over de moeder van de zonen van Zebedeüs, was nog in 2005 gepubliceerd in A. van Nieuwpoort e.a., De Beproeving en de tweede bijlage, “Jezus echter stond voor de stadhouder”, was zelfs eerder in de Bijbelse Theologie en wel in I/1 gepubliceerd. Het was misschien wat meer werk geweest, maar waren de liefhebbers van Breukelman niet meer gediend geweest met een register op bijbelplaatsen voor de hele Bijbelse Theologie, zodat gezochte passages sneller gevonden kunnen worden? Voor toekomstige generaties, die waarschijnlijk nog bij hoge uitzondering een boek ter hand zullen nemen, zou het toch goed zijn, dat het werk digitaal wordt ontsloten en ook eenvoudig ‘doorzoekbaar’ zijn. De oude knarren, die nog houden van de geur van een echt boek, mogen blij zijn met het werk dat de Breukelmanstichting heeft verzet, om alles wat ons aan theologie van Frans Breukelman gebleven is, in deze tien delen gepubliceerd te krijgen.

 

Rinse Reeling Brouwer, Wim Kloppenburg e.a. (red.) Bijbelse theologie in praktijk, Kok, Kampen 2012, 150 pag. € 15,50. ISBN 978 90 435 1593 1.

Voor wie de indruk heeft gekregen, dat ik toch wel erg teleurgesteld was over het hierboven besproken boek (wat maar ten dele het geval was), kan ik erbij vertellen, dat op dezelfde dag ook het laatste boek in de reeks Om het levende Woord verscheen. In 1966 en 1968 begonnen met twee cahiers in een nooit voltooide serie van drie, werd het in 1993 voortgezet met nummer 2 enzovoort (tot 10) en vanaf het elfde nummer werden het thematische boeken, waarin we nog binnenin konden lezen, dat het de delen 11 tot en met 20 van de reeks Om het levende Woord betrof. Ook in dit deel wordt begonnen met een heruitgave, namelijk van Frans Breukelmans “Omschrijving van het begrip Bijbelse theologie”, dat eerder in Bijbelse Theologie I/1 verscheen, maar dat is hier buitengewoon nuttig, omdat in de volgende bijdragen gewerkt wordt met het zo omschreven begrip Bijbelse Theologie. Let wel, het boek heet Bijbelse theologie in praktijk en niet: Bijbelse theologie in de praktijk. Dat laatste zou uitgaan van het bekende misverstand, dat theologie alleen maar theorie, waarvan ‘in de praktijk’ nog zal moeten blijken wat ze waard is. Ook als theologie gepraktiseerd wordt blijft het vooral theoretisch en verbaal gebruik. De vraag naar hoe Bijbelse theologie ‘in praktijk’ werkt, is de vraag, hoe het eruit ziet, wat er gebeurt, welke vragen worden opgeroepen, wanneer je met deze theologie aan de slag gaat. Na het openingsartikel van Breukelman, geeft Rinse Reeling Brouwer een overzicht van de tien verschenen delen. Daarna wordt er in duo’s gewerkt die de klassieke theologische disciplines liturgiek, diaconaat, pastoraat, apostolaat en homiletiek onder handen nemen. De duo’s die verhelderend op elkaar reageren, Chris Mataheru en Hanneke Meulink-Korf over pastoraat, Rinse Reeling Brouwer en Alex van
Ligten over homiletiek, vind ik het meest spannend. Wim Kloppenburg heeft het in het geheel niet over de Bijbelse Theologie van Breukelman, maar omdat hij een goed verhaal schrijft over de inspiratie van Willem Barnards omgaan met de Schrift, vergeven we hem dat graag. Kortom, een prima start voor een gesprek dat gevoerd moet blijven worden, maar…. De tien delen Bijbelse theologie van Breukelman zijn af, de twintig delen Om het levende Woord ook. De commissie is voorlopig in ruste. Natuurlijk kan ze weer gewekt worden, wanneer de noodzaak zich voordoet, maar dat dit ook gebeurt, daar ben ik niet zomaar zeker van. Gelukkig is er de leerstoel. Daaraan komt nu plotsklaps het hele gewicht te hangen. We wensen Rinse Reeling Brouwer, die op 5 oktober a.s. zijn inaugurele rede zal houden als bijzonder hoogleraar op de “Miskotte-Breukelmanleerstoel”, veel sterkte.

 

 

 

Dit bericht is geplaatst in Boekbesprekingen. Bookmark de permalink.