Preek Gast-huis (Amsterdam-West) 02/09/2012

Lezing uit de sidra  Ki teetsee (Deut. 21,10 – 25:19): Deut. 21, 10 – 23

Uit de Haftara-lezing (Jesaja 54,1 – 55,5): Jesaja 54, 1 – 8

Lezing uit de Apostelgeschriften: Openbaring 19, 6 – 10

(Alle lezingen uit de Naardense Bijbel)

Beste mensen,

U weet waarschijnlijk, dat de Thora door de rabbijnen wordt onderverdeeld in halacha en haggada. De halacha, afgeleid van het woord halach, gaan of wandelen, bevat geboden en beveelt een bepaalde levenswandel aan. De haggada is afgeleid van het werkwoord nagad, dat melden, vertellen betekent en omvat de vertellende gedeeltes van de Thora. De sidra van vanmorgen is één en al halacha, sterker nog: van de 613 mitswot, die in de tora voorkomen, vindt u er maar liefst 78, bijna een zevende van het totaal in onze sidra. Een grote hoeveelheid voorschriften voor allemaal verschillende situaties, waarvan we in eerste instantie moeilijk een samenhang kunnen ontdekken. Rav Heinemann stelde in de vorige eeuw, dat die erin zou liggen, dat het allemaal gaat over de mens in zijn huiselijke situatie. Maar daarbinnen wordt wel heel erg van de hak op de tak gesprongen. Dat zou volgens dezelfde Josef Heinemann begrepen moeten worden als een associatieve methode. Het ene woord lokt het andere uit, de ene mitswe een nieuwe en zo ontstaat er een keten van mitswes over verschillende onderwerpen. Het gaat over oorlogsrecht, over opvoeding en vooral heel veel over huwelijkswetgeving.
Nu is er in onze taal – als ik het goed heb begrepen, hebben we het overgenomen uit het Engels – een spreekwoord, dat zegt: “in liefde en oorlog is alles geoorloofd.” Als er iets duidelijk wordt uit onze sidra, dan is het wel dat dit een weinig bijbels gezegde is. Het in onze tijd buitengewone populaire: “op je gevoel afgaan” of “doen wat je hart je ingeeft” zonder daarbij na te denken wat dit voor anderen tot gevolg kan hebben, is al evenmin uitgangspunt van de tora. Wil dat dan zeggen, dat de bijbel één grote opsomming van wetten en artikeltjes is, waar je je aan hebt te houden, zodat we niets meer kunnen doen zonder daarvoor eerst een uitvoerige studie te doen. Dat niet, maar wat het volgens mij vooral wil zeggen is: het doet er toe, wat je wel of niet doet! Leef bewust, denk na bij wat je doet. Of om de beroemde uitspraak te herhalen van Labi uit het verhaal van Abel Hertzberg, die in het concentratiekamp de soep weigerde, omdat er een draadje paardenvlees in zat, want zei hij: “Sommige dingen zijn wel en andere niet toegestaan”. En u kent van mij wellicht één van mijn meest geliefde citaten, dat van de Nobelprijswinnaar William Golding in zijn roman Lord of the Flies: What do you want, have rules and obey or live like animals? Daar gaat het om, ook in tijden van liefde en oorlog. Ik zei al: achtenzeventig voorschriften in onze sidra, die kunnen we onmogelijk allemaal bespreken. Voor de lezing hebben we er vier uitgekozen, die relatief uitvoerig worden toegelicht. En natuurlijk moeten we voordat we die nader bezien nog een opmerking vooraf maken. Alle teksten uit de Schrift, dus ook die gedeeltes die een mitswe, een min of meer expliciet geformuleerd voorschrift bevat, dragen de sporen van de tijd, waarin ze geschreven zijn. Wanneer we die lezen in een totaal andere tijd en context, dan waarin ze geschreven zijn, dan moeten we ons de hermeneutische vraag stellen: wat zou dat nu, in onze omstandigheden voor ons betekenen.
Wanneer je ten oorlog uittrekt…  Met precies dezelfde woorden begon ook het vorige hoofdstuk van het boek Deuteronomium en daarna volgde een heel hoofdstuk met voorschriften voor de oorlog. Je zou denken, dat dit eerste gedeelte – de tekst die door Adriaan werd voorgelezen – eigenlijk in dat twintigste hoofdstuk had thuisgehoord, maar omdat het niet daar staat, maar in deze sidra, waarin het vooral om huiselijke aangelegenheden gaat, is de spits van dit gedeelte een andere: het gaat hier niet om de vraag, wat er al dan niet is toegestaan in een oorlogssituatie (en inderdaad ook daar is niet alles toegestaan), maar over de vraag, hoe je daarmee omgaat, wanneer je weer thuis bent gekomen. Dat vrouwen, die je aantreft in de overwonnen stad bij de oorlogsbuit behoren, dat was al vastgesteld in het vorige hoofdstuk. Dat is inderdaad niet van deze tijd, maar was in die tijd algemeen gebruik. Maar als je dan thuis komt en je hebt een vrouw bij je, waar je verliefd op bent geworden, maar die deel uitmaakt van die oorlogsbuit, hoe ga je daar dan mee om. Is zij een slaafje, dat haar identiteit heeft verloren en waarmee je kunt doen naar het je goeddunkt. Nee, zegt de Thora, als je haar als vrouw in je huis brengt, dan toon je haar respect. Je geeft haar de gelegenheid om te rouwen over haar verloren familie. Je geeft haar een hele maand en pas daarna zal ze jou tot vrouw zijn. En daarmee heeft ze ook rechten. Als je zat van haar bent, dan kun je haar niet, alsof ze jouw bezit zou zijn, als slavin verkopen, maar laat je haar gaan, waarheen ze wil. Natuurlijk, dit strookt niet met de rechten van de mens, maar het is een poging om ook in deze situatie, waarin oorlog en slavernij als vanzelfsprekende gegevens golden, iets van gerechtigheid overeind te houden. Verhalen over het lot van vrouwen in de laatste oorlog op de Balkan maken duidelijk, hoe weinig de situatie in ruim tweeduizend jaar veranderd is. “Dat gebeurt nu eenmaal in een oorlog”, kan echt niet. Niet als het over Serviërs in Bosnië gaat, niet als het over Nederlanders in Indonesië gaat en ook niet als het over Russen in Duitsland gaat. Een misdrijf is een misdrijf, ook in oorlogstijd!
Ik zei al, we springen in dit gedeelte associërend van het ene voorschrift naar het andere. De gedachte aan de twee vrouwen in huis (destijds niet ongebruikelijk) roept de gedachte op aan het erfrecht. Hoe zit dat met de rechten van de kinderen van de ene en de andere vrouw? Als de eerstgeborene de favoriete zoon van de favoriete vrouw is, no problem. Maar als het anders ligt? Juist dan moeten de rechten van de eerstgeborene worden verdedigd. Het heeft natuurlijk iets bijna komisch? Want wordt ons niet in het boek Genesis steeds opnieuw verteld, dat het in de praktijk andersom kan gaan, dat de oudste de jongste zal dienen? Jazeker, dat zou kunnen, maar natuurlijk niet als excuus om de eerstgeborene van de niet geliefde vrouw buitenspel te zetten. Het volgende item is zo mogelijk nog meer omstreden. Het gaat over opvoeding en concreet over een zoon die niet wil deugen. Ook dit fragment moet gelezen worden tegen de achtergrond van de tijd waarin het is geschreven. In de hele oudheid is de absolute macht van een vader over zijn kind onomstreden. Het Romeinse recht (dat is zelfs nog wat later als de totstandkoming van de Thora) zegt: als een vader zijn zoon iets opdraagt en hij weigert dat te doen, mag hij hem ter plekke doodslaan. In de directe omgeving van Israël offerden ouders kinderen om de goden gunstig te stemmen. De Thora breekt niet met het absolute gezag van de vader, zoals het bijvoorbeeld ook het instituut van de slavernij niet afschaft (dat te verwachten is volstrekt anachronistisch)maar stelt er grenzen aan. De vader krijgt niet zelf – zoals bij Grieken en Romeinen – het recht om zijn opstandige zoon te doden, maar moet het voorleggen aan de oudsten, aan het rechterlijk gezag. En – en dat is opmerkelijk in dit patriarchale geheel – dit kan alleen waar vader en moeder het eens zijn over de noodzaak van deze extreme maatregel. Alle rabbijnen gruwen van de gedachte dat ouders hun eigen kind ter dood zouden laten brengen en benadrukken daarom dat er aan zoveel voorwaarden voldaan moet worden, dat zij veronderstellen, dat een dergelijke situatie zich nooit heeft voorgedaan. Er is nog iets – let wel wij hoeven het gelijk van de Thora niet te bewijzen en niemand verbied ons te zeggen dat we elke vorm van doodstraf veroordelen – de woorden die gebruikt worden in de combinatie van lastig en weerspannig, zijn overal elders de termen die gebruikt worden voor het volk dat niet wil horen naar de woorden van God. Het is dus ook een waarschuwing tegen een lastig en weerspannig volk. En in dezelfde associatieve keten hebben we het beeld van de ter dood veroordeelde voor ogen en daarop wordt nu ingegaan. De doodstraf, de publieke doodstraf, zoals die tot in de 20e eeuw, in bijna alle landen ter wereld werd gepraktiseerd, had altijd een belangrijke pedagogische component. Het lichaam van de gehangene hing er ter afschrikking van anderen. Zo had heel lang ook Amsterdam zijn galgenveld net aan de overkant van het IJ waar de veroordeelden bleven hangen ter waarschuwing van de bevolking, want er waren honderden – soms relatief kleine vergrijpen, waarvoor je de doodstraf kon krijgen. Daarom zegt de tora dat een gehangene nog dezelfde dag begraven moet worden. De gehangene is door God vervloekt. Dat is niet een extra-veroordeling in de zin van: door mensen ter dood gebracht en door God ook vervloekt. Ik begrijp dat zo: God vind het verschrikkelijk als er iemand ter dood gebracht wordt, het is een nederlaag voor de samenleving en ook – als het aansluit op het voorafgaande gedeelte – een nederlaag voor de ouders en dat hoef je hen niet extra in te wrijven. Het land, dat de Here onze God ons gegeven heeft, deze aarde die ons als mensen in handen is gegeven, die aarde is bedoeld om daarop in vrede met elkaar te leven. Daar horen geen mensen ter dood gebracht te worden. Tegelijk, tot aan de laatste helft van de twintigste eeuw kon niemand zich een samenleving voorstellen die de doodstraf niet kende. En nog steeds zijn er meer landen waar deze wel als waar deze niet wordt toegepast. Het is altijd een wanhoopsbeslissing, ik denk aan Neurenberg, hoe zou je een andere straf uit kunnen spreken over mensen, die verantwoordelijk zijn voor miljoenen doden. Maar je moet er geen show van maken. En dan volgen er nog meer dan zeventig andere grote en kleine voorschriften in onze sidra, om het dan af te sluiten met het extra gelezen gedeelte over Amalek.  Waarom moeten de Amalekieten uitgeroeid worden. En opnieuw of dat ooit gepraktiseerd is, ik geloof er zelf niets van, het gaat om de gedachte erachter: Amalek, dat zijn de ploerten, de schoften, de terroristen, die niet tegen je ten oorlog trekken, maar die proberen de staart van de karavaan, waar de langzaamsten, de vrouwen met kinderen en de ouden van dagen lopen, aan te vallen. Wil een land leefbaar zijn, dan moet je geen ruimte laten voor dit soort schoftenstreken, daar moet je paal en perk aan stellen. Het is de absolute antithese met wat de Thora voor ogen staat. De Thora is er juist om de zwakste te beschermen, om de geweldenaars in toom te houden, leef je niet uit op een gevangen genomen vrouw, geef niet af op dat gozertje dat toch al door iedereen gepest wordt, sta niet toe dat iemand – al is het je eigen kind – zich als een schoft gedraagt en de kleinsten schoffeert. Voer een eerlijke huishouding, waarin de rechten van allen gegarandeerd wordt. Daar hoort ook het huwelijksrecht bij. Monogamie is geen bijbels gegeven, maar het recht van de vrouw (of de vrouwen) wel. Het huwelijk is beeld van de liefde van God en zijn volk. Jesaja weet het, de onvruchtbare, de in het nauw gebrachte, de klein gemaakte vrouw, de weduwe, dat is de oogappel van onze God. Het huishouden is de kleinste economische eenheid, als daar onrecht heerst, kan het ook met de grote, met de staatshuishouding niet in orde zijn. Wij zien smachtend uit naar de bruiloft van het lam, dat is het koningschap van onze God, waarin het verdrukte mensenkind in het midden mag staan, waar al die wetten, die helaas nu nog zo bitter noodzakelijke noodverbanden, overbodig zijn geworden, omdat Hij alles is in allen en zijn liefde de maatstaf wordt van het maatschappelijke leven. Als er iets is, wat mij mateloos irriteert in de huidige verkiezingscampagne is het wel dit: dat het visioen ontbreekt, dat allen – en ik bedoel ook werkelijk allen – meezingen in het koor van “onze economie” die zijn wetten stelt, waaraan we wel moeten gehoorzamen. Ook de partijen die nadrukkelijk het geloof in hun uitgangspunten hebben staan, leggen met hun programma getuigenis af van hun ongeloof, dat is hun geloof in de Mammon. Niet alles kan, niemand kan verder springen dan zijn eigen polsstok lang is, maar zeg dan waar je in gelooft en kies van daaruit voor wat je nu maximaal kunt realiseren, maar zeg het, breng het echte geloof (dat is hoop op dit gans andere koningschap) terug in de politiek. Kies voor het kleine, kies partij voor de zwakste, voor het lam. En zalig zijn zij die geroepen zijn tot de bruiloftsmaaltijd van het lam. Amen.

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.