Preek in de Gereformeerde Kerk te Lunteren op 19/1/2014

Kerkdienst op zondag 19 januari 2014 (Kanazondag) in Lunteren. Gelezen werd Jesaja 62, 1-5 en Johannes 2, 1-11.

Gemeente van Christus,

 Elke jaar opnieuw is de tweede zondag na Epifanie Kana-zondag en wordt het verhaal over de bruiloft te Kana gelezen. De eerste zondag na epifanie heet “Doop des Heren”, maar dat verhaal wordt afwisselend uit de verschillende evangelies gelezen, terwijl we het verhaal over de bruiloft in Kana alleen bij Johannes vinden. Daardoor heeft dit verhaal een bijzondere positie, eigenlijk alleen maar te vergelijken met Lucas 2 in de kerstnacht en de proloog van het Johannes-evan­gelie op de kerstmorgen. Kana-zondag wordt een feestdag met een eigen verhaal. Maar wat vieren we precies? Een bruiloft, ja maar het is toch niet Jezus z’n bruiloft? We weten zelfs niet eens wie z’n bruiloft het is. Op de derde dag was er een bruiloft in het Galilese Kana. Een bruiloft, zo maar een bruiloft? Ja, zo maar een bruiloft en dat biedt Johannes de gelegenheid om een oud-testamentisch thema op te pakken, dat van de bruiloft tussen God en zijn volk, zoals we dat beschreven hoorden in de lezing van Jesaja en zoals dat het thema is van het Hooglied, het lied der liederen, dat als feestrol wordt gelezen op het grootste feest van de Joden: het pesach of paasfeest. Daarom heeft het verhaal over de bruiloft te Kana misschien wel zo’n prominente plaats gekregen op het leesrooster: omdat het een soort Hooglied van het Nieuwe Testament is. Maar we zitten, zult u misschien denken, toch nog maar aan het begin van het evangelie en we zijn toch nog lang niet aan het paasfeest toe? Bij Johannes gaat dat niet op: Het evangelie van Johannes is in rondes geschreven en elke ronde eindigt met een paasfeest. Let maar op: direct na ons tekstgedeelte, in Johannes 2:13 lezen we: Het Pascha van de Joden was nabij. Dat is als Jezus naar Jeruzalem gaat en daar de tempel reinigt, een verhaal dat de andere evangelisten vertellen na de intocht van Jezus in Jeruzalem in de laatste week. En er zijn meer verwijzingen: Op de derde dag was er een bruiloft in Kana. De derde dag, dat is de dag van het paasfeest, de dag van de opstanding. Nu gaat het gebeuren. Er is een bruiloft in het Galilese Kana, wie er trouwen doet hier niet ter zake, wel dat Jezus’ moeder er was en ook dat Jezus en zijn leerlingen onder de gasten waren. Maar het feest dreigt al te mislukken voordat het goed en wel op gang is gekomen: ze hebben geen wijn. Het is de moeder van Jezus, die het hem komt vertellen. En Jezus reageert voor ons gevoel heel bot: “wat is er tussen u en mij”, Dat roept de vraag op, waarom Jezus zo op zijn moeder reageert. Op de een of andere manier neemt Maria op deze bruiloft een centrale plaats in. Zij wordt ook als eerste genoemd: De moeder van Jezus was daar en dan pas daarna: ook Jezus en zijn leerlin­gen waren tot de bruiloft geroepen. Jezus is er, omdat zijn moeder er is en niet omgekeerd. Waarom moet dit harde woord van Jezus in dit verhaal gehoord worden, wat wil Johannes ermee zeggen. “Wat is er tussen u en mij?”, dat zinnetje komt vaker voor in de bijbel, bijvoorbeeld in het verhaal van Elia en de weduwe van Sarfat. Bij haar is eerst het meel op, maar dat probleem wordt door Elia opgelost, maar daarna sterft haar zoon. En in opperste wanhoop zegt ze dan tegen Elia: wat is er tussen u en mij, man Gods. Maar de zoon wordt tot leven gewekt. Daar hebben we alle elemen­ten van ons verhaal bij elkaar. Over een moeder en een zoon en die zoon sterft (weet u nog: het paasfeest van de Joden was nabij). Over een tekort dat omslaat in overvloed: het meel was op, maar de kruik raakte maar niet leeg. En Maria moet het gehoord en begrepen hebben, want in plaats dat ze zich beledigd afwendt van haar zoon, zegt ze tegen de dienaren: wat hij ook zegt, doet het! Zij weet, er gaat wat gebeuren, maar ze weet ook: hij doet het niet om haar ter wille te zijn. Het is geen familie-aangelegenheid, het is een zaak die de gemeen­te aangaat. En dat gaan we nu horen, want daar staan die vaten, neerge­zet vanwege het reinigingsge­bruik van de Judeeërs. We vieren bruiloft in het Galilese Kana en er staan watervaten, vanwege het reinigingsgebruik van de Judeeërs. Zou Maria daarom bij de bruiloft moeten zijn: een vrouw uit het geslacht van David, een Judese uit Bethlehem, die woont in het Galilese Nazareth. Zou het een multiculturele bruiloft zijn. Een Judese bruidegom met een Galilese bruid of omgekeerd. Ach laten we er maar over ophouden, we zullen niet weten wie er met elkaar trouwden, Johan­nes vertelt het met opzet niet. Ja sterker nog, misschien is die hele vraag naar wat er toen precies gebeurd is, wel de verkeerde vraag, wil Johannes ons die gegevens niet verstrekken, omdat het hem gaat om de symboli­sche betekenis van wat hier gebeurt. Of nog veel mooier, zoals Willem Barnard eens heeft ge­schreven: het gaat niet om de mededelingswaarde, maar om de zeggings­kracht. Niet wat ons wordt meegedeeld over een gebeurtenis, maar om wat ons met behulp van een verhaal gezegd wil worden. Er zijn Judeeërs en er zijn Galileeërs. En die twee kunnen, om het modern te zeggen, niet door één deur. De Judeeërs, in onze bijbelvertalingen worden ze meestal aangeduid als “de joden”, dat zijn de mensen die in het zuiden wonen, maar ook en vooral degenen die zich nauwkeurig houden aan de wetten van Mozes. Voor hen staan die watervaten daar, want ze weten dat het een mitswe, een gebod is, om eerst de handen en de voeten te wassen voordat ze aan de maaltijd beginnen. De Galileeërs, ze wonen wel in Palestina, maar ze houden zich niet zo precies aan de voorschriften. Het Galilea der heidenen zeggen ze in Judea. Daarmee moet je niets van doen hebben. En als je er al wezen moet, bijvoorbeeld voor een bruiloft, dan moet er voor gezorgd worden, dat je je kunt reinigen, dat je in ieder geval je eigen zuiverheid bewaart. Daarvoor is het water er, het is geen water om te drinken, het is water van de wet! In Galilea is de wijn op, maar het water voor de Judeeërs is er nog. Ik moest denken aan dat andere verhaal van Johannes, waar het gaat om de ontmoeting tussen Jezus, de joodse man en de Samaritaanse vrouw. Jezus vraagt haar om water. En dan zegt ze: hoe vraag jij, een joodse man, mij, een Samaritaan­se vrouw te drinken. En Jezus antwoordt dan: als je wist wie je het vroeg, zou je mij om water hebben gevraagd en ik zou je levend water te drinken hebben gegeven. Water van de wet, water van de onderwijzing ten leven. Het zou als levend water uitgeschonken moeten worden, niet alleen aan de joden, de Judeeërs, maar ook aan de Galileeërs en de Samaritanen, aan de Grieken en aan de Romeinen, ja aan allen die dorsten naar gerechtig­heid. En dat is dan ook wat er gebeurt: die vaten die daar staan voor de rituele reiniging van de Judeeërs moeten tot aan de rand gevuld worden en ze moet geschept en uitgeschonken worden. Dat is wat de dienaren, de diakenen doen, en zie het is wijn geworden. Ja niet zo maar wijn, de allerbeste wijn. Het levende water, het water van de wet, dat door Jezus weer tot stromen is gebracht, wordt uitgedeeld. Dat is bruiloft: Twee partijen, twee families, twee bevolkingsgroepen, die samenkomen en zich verbroederen, die samen feestvieren. “Hij huwt de mensen aan elkander” zullen we straks in ons slotlied zingen met de woorden van Huub Oosterhuis. Dat is de bruiloft waar het op aankomt. Dat tegenstellingen worden overwonnen, dat het levende water, de onderwijzing ten leven, niet als privilege wordt bewaard voor de eigen groep, maar met vreugde uitgedeeld aan allen, joden en heidenen. In Kana wordt een eerste teken gesteld, een teken onderweg naar Pasen, een teken van verzoening. Het gaat niet om het wonder. Het woord ‘wonder’ gebruikt Johannes juist helemaal niet, het gaat om een teken, een teken van vrede en verzoening, een teken dat verwijst naar het grote paasfeest als hij in zijn dood en opstanding de scheidsmuur zal wegbreken tussen hen die veraf en hen die dichtbij waren, tussen hen die er van oudsher bij hoorden en hen die er nieuw bij komen. Wij denken daarbij vanzelfsprekend in de eerste plaats aan de tegenstelling tussen Joden en Grieken, Joden en heidenen, waarbij we wel moeten bedenken, dat wij die Galileeërs, die heidenen zijn, die door Jezus worden uitgenodigd om mee te genieten van het water van de wet, want: het heil is uit de joden! Maar misschien moeten we ook denken aan degenen die na ons het verhaal van Mozes en Jezus hebben ontdekt, de volgelingen van Mohammed. Natuurlijk zij hangen een andere interpretatie aan, een interpretatie die ons soms vreemd mag voorkomen en waar we het misschien helemaal niet mee eens zijn zoals zij niet in kunnen stemmen met onze uitleg, maar het is wel een interpretatie van dezelfde tora. Christenen en moslims hebben beide uit dezelfde bron gedronken. Ik zal niet gelijk op een bruiloft aandringen, maar het zou onze samenleving ten goede komen, wanneer we probeerden elkaar wat beter te begrijpen. Nogmaals: het heil is uit de joden. Dietrich Bonhoeffer zei in de donkerste dagen van de vorige eeuw, dat als het jodendom werd uitgeroeid uit Europa, daarmee ook de God van Israël en het christendom uit Europa zou verdwijnen. Het is de Joodse Jezus, die het woord van de tora, het grote geheim van een leven in recht en vrede, ook aan ons heeft uitgeschonken. Het past ons niet dat grote goed op onze beurt voor onszelf te willen houden. Laten we in deze dagen van epifanie zijn verschijning vieren en proberen te leven in zijn geest. Amen.

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.