Preek in de Oranjekerk te Amsterdam op zondag 1 december 2024 (eerste advent). Gelezen werd: Zacharia 14, 4-9 en Lucas 21, 25-33.
Gemeente van Christus,
‘Zware stuf’ zou een goede vriend van me zeggen bij het lezen van de teksten voor vanmorgen. Wat daar allemaal staat te gebeuren! Vergeleken daarbij steken de klimatologische gevaren van vandaag nog schril af. Bergen die splijten en krachten van de hemel die heftig bewogen zullen worden en mensen die vluchten van noord naar zuid en van west naar oost en omgekeerd. Zeker direct daarna wordt er gesproken over de grote dag des Heren en de komst van het Koninkrijk en de Mensenzoon die komt op een wolk, maar wie zal dat nog meemaken en wie wil dat nog meemaken als ze eerst duizenden en miljoenen naast zich hebben zien omkomen. Op de laatste zondagen van het kerkelijk jaar en de eerste zondag van het nieuwe kerkelijk jaar worden er volgens de traditie eschatologische teksten gelezen. We staan stil bij het einde, ook ons eigen einde op de laatste zondag van het kerkelijk jaar en het nieuwe begin op de zondag erna. Eschatologie, wat is dat? Letterlijk vertaald is het de leer van de uiterste of de laatste dingen. En vaak wordt dat dan uitgelegd als de ondergang van de wereld en er worden allerlei deels bijbelse of geheel onbijbelse opvattingen mee verbonden. Dat God eerst een kleine groep van uitverkorenen, in sommige kringen wordt dan het getal van 144.000 genoemd, zal wegnemen van de aarde om heel de rest aan de totale verdoemenis over te geven. Er wordt gesproken over een Armageddon en een oorlog van allen tegen allen. En sinds op het eind van de Tweede Wereldoorlog de atoombom werd ontwikkeld, werd dat vertaald als Doomsday, de hele wereld die met één grote klap zal vergaan. Ik zal niet ontkennen, dat dit laatste nog steeds niet uitgesloten kan worden, al zullen we er alles aan moeten doen om dat te voorkomen, maar dat is volgens mij niet waar deze tekst uit Lucas over gaat. De eschatologische rede van Jezus begint een stuk eerder in dit 21ste hoofdstuk, waar Jezus ziende op de tempel zegt, dat er geen steen op de andere gelaten zal worden. Als Lucas dit schrijft leeft hij in de jaren zeventig of tachtig van de eerste eeuw en hij weet waar Jezus het over had, de ondergang van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel door de Romeinse troepen als vergelding voor een opstand van de zeloten in het jaar zeventig van onze jaartelling. Nu zult u misschien denken: maar dat was toch niet het einde? Nee, voor ons christenen niet, je zou misschien wel kunnen zeggen dat het juist het begin van het christendom was, want die ondergang van Jeruzalem heeft geleid tot het grote schisma tussen de volgelingen van Jezus, die toen nog als een richting binnen het Jodendom werd beschouwd en de overige Joden, want de volgelingen van Jezus hebben niet meegedaan met de verdediging van Jeruzalem, misschien wel omdat ze op grond van de woorden van Jezus, de ondergang daarvan als onvermijdelijk zagen. Na deze verwoesting die nog eens verhevigd werd na de opstand van Bar Kochba in het jaar 130, zijn de meeste inwoners van Palestina gevlucht: een grote diaspora, verstrooiing, maar niet een gezamenlijke diaspora van joden en christenen, maar een dubbele diaspora, die de definitieve scheiding tussen Joden en christenen betekende. Wie tot op de dag van vandaag nog spreekt over ‘onze joods-christelijke beschaving’ weet niet waar hij het over heeft, want die beschaving heeft al vanaf de oudheid niet meer bestaan. Door de eeuwen heen zijn de Joden regelmatig vervolgd en geweerd uit christelijke gebieden. Pas de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, waarbij meer dan driekwart van de Nederlandse (vooral Amsterdamse) Joden zijn omgebracht, heeft daar verandering in gebracht. Vanzelfsprekende uitdrukkingen als ‘Jodenstreken’ en ‘Jodenkoeken’ werden toen pas uit ons vocabulaire geschrapt. De algemeen aanvaarde theologische opvatting dat wij als christenen in plaats van de Joden het nieuwe volk van God waren geworden, de zogenaamde vervangingstheologie, werd toen pas – en niet eens overal – herzien. Het einde der tijden waarover Lucas schrijft is dus in de eerste plaats de ondergang van Jeruzalem, wat voor een gelovige Jood, en we moeten dat nooit vergeten: Jezus was geen christen, Jezus wàs een gelovige Jood, het christendom ontstaat pas later, het einde van alles betekende. Lucas leent zijn woorden uit het Oude Testament, onder andere bij profeten als Zacharia, die de Babylonische ballingschap als het einde heeft gezien en Daniël die dat zag in de overheersing door de Hellenistische koning, die de tempeldienst verbood en een groot beeld van de Griekse god Zeus in het heilige der Heilige liet plaatsen.
Als Johannes het in zijn boek Openbaring heeft over het einde denkt hij aan de Romeinse keizer Domitianus, een van de ergste vervolgers van christenen en joden. Zoals ik al zei in mijn inleiding is dat de reden dat ik twee verzen aan de lezing uit Lucas heb toegevoegd: Voorwaar, ik zeg u, dat dit geslacht zeker niet voorbij zal gaan, totdat alles geschied is. Lucas weet dat deze woorden nog tijdens zijn leven waar zijn geworden.
Waarom is het belangrijk om dit te weten. Om ons niet bang te laten maken door hedendaagse onheilsprofeten, die ons keer op keer het einde van de wereld te verkondigen. In de bijbel wordt gezegd, ‘van die dag weet niemand, ook de Zoon des Mensen niet dan God de Vader alleen’, daar moeten wij ons dan maar aan toevertrouwen en niet denken dat wij wel kunnen berekenen of voorspellen wanneer dat zal zijn. Het betekent ook niet, dat het einde niet of nooit zal komen, maar we kunnen dat niet weten. Er zullen tekenen zijn, misschien moeten we in hedendaags jargon zeggen, dat er analyses gemaakt kunnen worden. Zo mag er rustig op wetenschappelijke gronden gezegd worden dat als wij niet voorzichtiger omgaan met onze aarde en haar grondstoffen er grote problemen zullen ontstaan.
In de jaren zeventig, ik werkte toen drie jaar als studie-secretaris voor een internationaal project, dat gefinancierd werd door de Wereldraad van Kerken en de WSCF, de wereldfederatie van christelijke studentenbewegingen, werd in Genève het conciliair proces opgestart voor Vrede, gerechtigheid en behoud van de schepping. Het is na de val van de muur en de ondergang van de Sovjet-Unie in 1989 doodgebloed. Het gevaar werd kennelijk geweken geacht. Inmiddels zijn we weer bijna terug in de heetste dagen van de koude oorlog. De bewapening wordt opgeschaald, er wordt gesproken over het Russische gevaar alsof het nooit weg is geweest en ook onze generaals willen niet weten van onderhandelingen in OekraÏne, waar een oorlog woedt die Oekraïne niet mag verliezen, maar tegen een kernmacht als Rusland ook nooit kan winnen en dus onderhandelingen noodzakelijk zijn om te voorkomen dat nog veel meer mensen zinloos omkomen.
En toch, en toch…. Er wordt ook gezegd over al deze verschrikkingen, dat het niet het einde is. Heel mooi, heeft de profeet Zacharia het over een dag, die bij de Eeuwige bekend is. Wij weten het niet, maar Hij weet het en daar mogen we op vertrouwen. Er zal geen dag en geen nacht meer zijn, maar het zal er altijd licht zijn, Johannes zal in zijn Openbaring, die hij heeft geschreven als een soort uitleg van de profeten, schrijven dat God en het Lam er het licht zullen zijn. Er zal levend water stromen uit Jeruzalem en het zal stromen naar de zee in het oosten en de zee in het westen. Dat levende water, dat is de Tora, de bevrijdende wet des Heren, waarvoor de volkeren toe zullen stromen om gerechtigheid te leren. Stelt u zich voor, Jeruzalem, nu één van de grootste brandhaarden van de wereld, waar onrecht heerst en moordplannen worden gesmeed, daar zullen stromen van gerechtigheid van uitgaan. David Grossman, die naar aanleiding van de moordaanslagen van 7 oktober vorig jaar en de verschrikkelijke vergeldingsacties daarna een prachtig klein boekje schreef met de veelzeggende titel ‘de prijs die we betalen’, want hij wist heel goed, dat wat er nu gebeurde minstens mede het gevolg waren van de nederzettingspolitiek en de apartheidspolitiek ten opzichte van de Palestijnse bevolking van Israël, van de regering Netanjahu. Hij heeft het in zijn boekje over het andere Israël waarin hij gelooft, het Israël dat nog steeds in grote getale demonstreert in de straten van Tel Aviv, tegen deze regering. Hij gelooft in het Israël dat vrede wil en overeenkomsten wil sluiten met de Palestijnen. Ik weet dat de kans daarop voorlopig niet groot is, maar we hebben geen andere keus, misschien mogen we ook deze tegenbeweging, die god zij dank ook in ons land niet afwezig is, zien als een teken, als een vroege twijg in de winter, als een teken van advent, een teken dat hij komt, die een einde maakt aan de nacht. Hopen tegen beter weten in, maar is niet alle hoop dat, anders zou het weten en geen hopen zijn. Mijn leermeester Bert ter Schegget haalde regelmatig een uitspraak van de grote Joodse filosoof Walter Benjamin aan: omwille van de hopelozen is ons de hoop gegeven. Wij mogen denken dat we het nog wel redden in ons veilige landje achter de dijken, maar de miljoenen die op de vlucht zijn, die het water aan de lippen staat, die geen kant meer uit kunnen en ook in ons land met uitzetting worden bedreigd, omwille van hen mogen we de hoop niet opgeven. Ieder jaar opnieuw is het advent en lezen we over Hij, die komt op de wolken. Een twijfelend mens, en zijn we diep in ons hart niet allemaal twijfelaars of twijfelende gelovigen, zou denken: en nog steeds is er niets veranderd. Van het Jodendom hebben we niet alleen het geloof in de Messias geleerd, maar ook het geloof in de 70 rechtvaardigen, waardoor de wereld in stand blijft. We mogen ook de tekenen zien, de voorbeelden van al die vrouwen en mannen die tegen alles in stand hebben gehouden en houden. Etty Hillesum, Edith Stein, Dietrich Bonhoeffer, Martin Luther King, Abraham Jehosjua Heschel. Maar ook hele jonge schrijvers als Arnon Grunberg en Ramsey Nasr, die weigeren elkaar te verketteren en op zoek blijven naar wederzijds begrip. Dat mag ons op de been houden. We mogen in hun voetsporen treden in de vaste overtuiging, dat dit ook de weg van de Messias, de weg van de vrede is. Zo moge het zijn. Amen.