Meditatie Alledagkerk op 26/3/2014

 Middagpauzedienst van de Alledagkerk op woensdag 26 maart 2014

 Meditatie thema ‘de overwinning van het licht’ n.a.v. Efeziërs 5, 8-14

 Efeziërs 5, 8-14

 Want ooit waren jullie duisternis,                                                                                        (8)

maar nu zijn jullie licht in de Heer;

wandelt dan als kinderen van het licht –

want de vrucht van het licht bestaat in alle goedheid en gerechtigheid en waarheid –      (9)

wikkend en wegend wat welgevallig is voor de Heer;                                                        (10)

en hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken van de duisternis,                       (11)

maar stelt ze veeleer aan de kaak,

want wat in het geborgene door hen geschiedt                                                                   (12)

is te schandelijk om te zeggen,

maar al wat door het licht aan de kaak wordt gesteld,                                                        (13)

wordt openbaar,

want alles wat openbaar gemaakt wordt is licht.                                                                 (14)

Daarom wordt er gezegd:

Ontwaakt, gij die slaapt

en sta op uit de doden

en Christus zal over u lichten.

 

Gemeente van Christus,

We leven midden in de lijdenstijd, ja precies in het midden op de woensdag tussen de derde en de vierde lijdenszondag, maar dat wil niet zeggen, dat we ons nu op het diepteput bevinden, want – zo heeft men al in de oudheid bedacht – in het midden van de vasten, van de lijdenstijd gaan we als het ware op een heuveltje staan en kijken vooruit naar wat ons te wachten staat. “Weest blijde nu in ’t midden van het lijden”, dichtte Willem Barnard. Kijk vooruit, verheug je, want het licht komt, we zien het al in de verte. In de paasnacht zullen we het uitroepen als de nieuwe paaskaars wordt binnengedragen in onze kerken: Licht van Christus! Licht van Christus! Het licht van Christus, daarover heeft Paulus het in zijn brief aan de Efeziërs. We moeten daarbij bedenken, dat Paulus deze brief waarschijnlijk in gevangenschap geschreven heeft. Zelf zit hij in het donker, maar hij schrijft over het licht. Vanwege Christus is het donker hem als licht. Zolang er zoiets als religie is in de wereld – en vanaf de alleroudste berichten die ons uit de vroegste tijden zijn overgeleverd is – er altijd zoiets geweest, heeft de tegenstelling van licht en donker in de religie een rol gespeeld. In heel veel godsdiensten gaat het om de eeuwige strijd tussen licht en donker, maar in Israël ligt dat anders. Israël leeft bij het geloof van de God, die heeft gesproken: “Er zij licht en er was licht”. De duisternis is voor hen van meet af aan een overwonnen zaak. O ja, er is nog duister in de wereld, sterker nog: afgezien van het wondere licht van de tora die als een lamp voor onze voeten is, is alles duisternis. Daaraan herinnert Paulus als hij schrijft: ooit waren jullie duisternis. Let wel, hij zegt niet, ooit waren jullie in de duisternis, maar ooit waren jullie duisternis. Er was een tijd, dat wij die uit de volkeren zijn, nog niet wisten van het licht van de wereld, daardoor waren we niet alleen in de duisternis, maar waren we ook duisternis, maakten deel uit van de duisternis, waarin ieder deed wat hem of haar goeddunkte. Maar nu, nu jullie via Christus weet hebben gekregen van deze gans andere God die licht is, nu zijn jullie licht. Nu maak je deel uit van het licht. Het schijnt op je af, ja sterker nog: in de navolging van Hem verspreiden jullie zelf licht. Je bent licht in de Heer, dat wil zeggen: je bent licht zolang je in verbinding staat met die Heer, die het licht van de wereld is. Daarom moet je je gedragen naar wat je bent: als kinderen van het licht. Wat is dat, wandelen als kinderen van het licht? Zoals het evangelie zegt, wordt de boom herkend aan zijn vruchten en de vruchten van het licht zijn goedheid, gerechtigheid en waarheid. Christus is niet gekomen om de wet te ontbinden, maar om die te vervullen, dat is haar te doen en daardoor te bevestigen. Het zijn de eeuwenoude woorden uit Tenach, uit de boeken van Mozes en de profeten en bovenal uit de Psalmen: goedheid, gerechtigheid en waarheid, het zijn de eigenschappen van God, maar het zijn – zoals vroeger in onze kerken met een moeilijke term werd gezegd – de mededeelzame eigenschappen van God, dat wil zeggen: eigenschappen waar ook mensen deel aan kunnen hebben. Dat doe je door je bij alles wat je doet af te vragen – te wikken en te wegen – wat God welgevallig is. Je neemt geen deel aan duistere praktijken, maar stelt die juist aan de kaak. Het klinkt natuurlijk allemaal verschrikkelijk moralistisch, het riekt naar de kerk van onze ouders of onze vroegste jeugd, zo zeggen we dat tegenwoordig niet meer. Nee, dat klopt, we leven in een tijd, waarin de scheiding tussen kerk en staat wordt uitgelegd als: geloof is voor achter de voordeur, geloof is voor de zondag. Voor het dagelijkse leven, voor ons doen en laten gelden andere regels. En daarmee is het geloof feitelijk ‘kaltgestellt’, want wat niet meeweegt bij ons dagelijkse doen en laten, wat dus alleen nog een zaak van de binnenkamer is, dat is een te verwaarlozen zaak. Ik denk dat het de hoogste tijd is om duidelijk te maken dat de tora en dus ook het evangelie een lamp voor onze voeten wil zijn, een licht op ons pad. Maar dan moeten we dat licht ook laten schijnen, dan moet het niet onder de korenmaat of achter de voordeur gesteld worden. Dat betekent niet, dat we nu allemaal de straat op moeten om op alle hoeken getuigenis af te leggen van ons geloof in Jezus Christus, maar dat betekent, dat we bij wat we doen nadenken of het er mag zijn in het licht van Christus, of het werkelijk vruchten zijn van goedheid, gerechtigheid en waarheid, of dat het toch het resultaat is van eindeloos geschipper, waarbij tenslotte altijd de waarden van de mammon, dat heet tegenwoordig: het economisch belang, de doorslag geven. Geen dubbele agenda’s, maar open kaart spelen. Wat aan het licht komt is openbaar en wat openbaar is, is licht, zegt Paulus. Sta voor je zaak, zet je licht op de kandelaar. Daarom wordt er gezegd (en in de vertaling volgde ik de tekst van het beroemde kerklied): Ontwaakt, gij die slaapt / en sta op uit de dood / en Christus zal over u lichten. Het is kennelijk al een liedtekst of een vast gezegde in de tijd van Paulus, of hij citeert misschien zichzelf uit een andere brief of herinnert aan teksten uit Jesaja. Wie slaapt moet wakker worden en opstaan uit de dood. De vergelijking van slapen en dood komen we vaker tegen (denk aan het dochtertje van Jaïrus of aan de opwekking van Lazarus), de dood is als een slaap, maar hier wordt het omgekeerd gebruikt: slapen is als de dood. Wie niets doet, wie alles maar over zich heen laat komen, die is als dood. Ik herinnerde me dat de studentenvakbond in Groningen vroeger de prachtige naam ‘Nait soezen’ droeg. Daar gaat het om: Nait soezen, niet slapen, opstaan, in beweging komen. Het gaat naar Pasen toe. Wandel in het licht van Pasen. De morgen breekt aan, het licht van Christus, de nieuwe dag,  staat op aanbreken. Laten we die dag niet verslapen, er is een wereld te winnen, een wereld van goedheid en gerechtigheid en waarheid.

Amen.

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.