Preek in de Nieuwendammerkerk 13/11/2016

Preek in de Nieuwendammerkerk op zondag 13 november 2016. Gelezen werd: Exodus 3, 1-15 en Lucas 20, 27-38.

Lieve gemeente,

Geeft aan de keizer wat des keizers is en aan God wat van God is. Dat waren de laatste woorden van Jezus in het voorafgaande gedeelte van het Lukas-evan­gelie. Maar wat is van de keizer en wat is van God?  Is deze wereld de wereld van de keizer en moeten we dus zijn wetten laten gelden in heel ons dagelijks leven. Maar als dat zo is, wat is er dan nog “van God” in deze we­reld. Waar ligt dan het terrein waarop we God meer gehoorzaam moeten zijn dan de mensen. Of hoort God alleen bij de andere wereld van zondag­morgen, bij de liturgie, bij de toekomende eeuw, bij het leven na de dood? Zijn er ei­genlijk, twee werelden, twee rijken, of hebben we alleen deze ene wereld, waarin we de keizer moe­ten geven wat des keizers is en God wat Gods is?

Er is een groep in het evangelie van Lucas, die daar een uitgesproken mening over heeft. En dat zijn de Sadduceeën. Zij geloven niet in de opstanding. Deze wereld is hun wereld en daarin moeten alle beslissingen vallen. Laten we voor­al niet al te snel een oordeel vellen over deze partij. Zij hebben de uitspraak van Jezus over God en de keizer kennelijk anders begrepen en zij tekenen met recht protest aan tegen een veronderstelde tweerijkenleer. Er is maar één we­reld, de wereld die God heeft geschapen en waar de mensen zo goed en zo kwaad als dat gaat moeten leven naar de regels die God hen heeft gegeven. Zij proberen – zo goed als we dat allemaal van dag tot dag proberen – God en de keizer zo goed mogelijk met elkaar te verzoenen. Op die manier willen ze – ondanks de romeinse bezetting – voor zover mogelijk het joodse leven in stand houden. Het zijn geen zeloten, geen radicalen. Geen mensen die zeggen: wat hebben wij met die keizer van doen, wij moeten le­ven naar Gods voorschriften en bereid zijn daarvoor alles, ja zelfs ons eigen leven op te offeren. De Sadduceeën weten heel goed: als je niet gelooft in de opstanding dan is deze alles-of-niets-houding volstrekt absurd. En dan komen ze met het verhaal over de zeven broers. Zoals zij het vertellen is het natuurlijk een absurd verhaal, maar er klinkt een ander verhaal doorheen. Een apocrief verhaal uit het boek over de Makkabeese opstanden, dat mogelijkerwijs ook Jezus en de aanwezigen hebben gekend. Een verhaal over zeven broers, die door de Hellenisten worden gedwongen om ofwel varkens­vlees te eten ofwel geofferd te worden. Een voor een weigeren ze en een voor een worden ze vermoord. Hoe wetsge­trouw ze ook zijn, voor de Sadduceeën is dat waanzin. En om dat te onderstrepen vertellen ze een nog veel waanzinniger verhaal waarin ze deze overlevering verbinden met het voorschrift van het zwagerhu­welijk uit de boeken van Mozes. Is immers het zwagerhuwelijk niet juist inge­steld vanwege de veronderstel­ling dat er geen opstanding is, dat het erom gaat dat wij ons leven na onze dood voort laten gaan in onze kinderen? Moest daarom niet de broer van een overledene met diens weduwe trouwen om zijn naam in stand te houden? Hoe absurd hun vraag ook is, Jezus gaat er toch op in. Want hij hoort in hun vraag een andere vraag. Het gaat natuurlijk niet om een antwoord op de vraag, van wie deze vrouw de vrouw zal zijn in de op­standing, maar het is een vraag naar de op­standing. Een opstanding waarin ze niet geloven, maar die zij zich voorstellen als een voortzetting van het be­staande leven in de opstanding, in een leven na de dood. Ze zijn realist als wij: als de doden weer tevoor­schijn komen uit hun graven, dan loopt toch alles in het honderd. Onze hele wetgeving, zowel de seculiere als de Mozaïsche is er toch op geba­seerd dat dit niet gebeurt. Op die vraag gaat Jezus in. Wie spreekt over opstanding, heeft het niet over voortle­ven na de dood, maar heeft het over een kwalitatief ander soort leven. Het gaat niet over leven voor en na de dood, alsof dit een zelfde soort leven zou zijn, maar het gaat over de kinderen van deze eeuw en over de kinderen van de komende eeuw, de kinderen van de opstan­ding. De kinderen van deze eeuw, dat zijn degenen die leven in deze wereld en naar de wetgeving van deze wereld. Zij leven in de gebrokenheid van God en de keizer. Zij moeten doorlopend com­promissen sluiten. Ze huwen en worden gehuwd. Het is in het hoofd van de Saducceeën niet opgekomen, dat aan de vrouw gevraagd zou kunnen worden, wiens vrouw zij zou willen zijn. Het gaat hun ook niet om de vraag naar het welzijn van de vrouw of van de zeven broers, maar het gaat hen om de regels. Wiens bezit is zij? Wie heeft zeggen­schap over haar? Diezelfde kinderen van deze eeuw, die ten huwelijk geven en ten huwelijk nemen, zijn ook degenen die moeten beslissen of zij al dan niet belasting zullen betalen aan de keizer. Je­zus’ antwoord: Geef de keizer wat des keizers is en God wat God is, moet dan ook gehoord worden als begrip voor het feit, dat wij mensen nu eenmaal in deze gebrokenheid leven.

Maar de kinderen van de eeuw die komt, degenen die opstaan uit de dood, die de dubbelzinnigheid en gebrokenheid van het leven in twee werelden achter zich laten. Die huwen niet en worden niet gehuwd en ze sterven niet meer, maar leven als engelen. Zij zullen op aarde leven zo­als de engelen in de hemel leven. Dat wil zeggen: ze dienen God, ze doen zijn wil en waar die wil – de wil van God die een werkelijk menselijk leven in vrede en vreugde wil – gedaan wordt, daar is het niet meer van belang wie met wie getrouwd is en valt ook de vraag naar het belasting betalen weg. Wie deel heeft aan dat leven, wie waard wordt geacht deel te nemen aan het leven van die eeuw, is een kind van God, omdat hij of zij een kind van de opstanding is. Kinderen Gods en ook “kind van de opstanding”, want dat blijkt hetzelfde te zijn, wordt je niet eerst na je dood, daartoe ben je vanaf de grondlegging van de wereld geroepen. God schiep de mens naar zijn beeld en in zijn gelijke­nis. Hij schiep ons als zijn kinderen, zo zijn we vanaf den beginne bedoeld. Wie zijn leven wil behouden, desnoods over de dood heen, die zal het verliezen en wie zijn leven zal willen verliezen, die zal het behouden. Survival, overleven, is misschien wel het woord van deze tijd. Maar de wens om hoe dan ook te overleven, kan de kwaliteit van het leven geweldig aantasten. We zijn chanteerbaar geworden voor alle mach­ten, die ons direct of indirect met de dood bedreigen. We moeten wel toege­ven aan de machthebbers, we moeten wel zwichten voor bedreigingen. Zo hebben zij uiteindelijk het laatste woord en be­tekent de begrijpelijke wens om god en de keizer met elkaar te verzoe­nen ten­slotte altijd: buigen voor de keizer. Wie niet gelooft in opstandingsleven, wie niet gelooft in de mogelijkheid van het nieuwe leven, dat in Jezus Messias nabij, onder handbereik, is gekomen, moet wel Sadducees worden, moet – al is het ongetwijfeld met de beste bedoelingen – als het erop aankomt voor de macht kiezen. Wie over die muur springt, wie uiteindelijk in navolging van Je­zus Messias de weg in durft te slaan, waar niet meer het eigen voortbe­staan de laatste en hoogste waarheid is, die staat op, die wordt een kind van God. Die is opgestaan tot een nieuw leven. Als Abraham, die op­stond om te gaan, naar een land dat hij niet gezien had. Als Mozes, die op­stond om aan Farao de boodschap van de Eeuwige te brengen met gevaar voor eigen leven. Dat is opstanding, dat is nieuw leven, dat is een kwalitatief ander leven.

Ja, zult u zeggen, dat is allemaal heel mooi en aardig. Zo doen die moder­ne dominees dat, ze vertellen een mooi verhaal, over politiek, over wat we wel en niet moeten doen, je zou het bijna geloven, maar het gaat toch in die tekst wel degelijk om opstanding uit de dood! En dat is toch juist datgene wat niet alleen de Sadduceeën, maar ook wij zo verschrikkelijk moeilijk te begrijpen vinden! Ja, inderdaad, dat andere moet ook gezegd worden, want opstanding gaat over meer dan over wat er na onze dood gebeurt, maar het gaat ook over opstanding uit de dood. Over opstanding uit de dood, niet over een hierna­maals als voortzetting op een andere manier van het bestaande leven, maar over de eeuw die komt, de eeuw die in Jezus Messias nabij is gekomen. Het zou voor u en voor mij onver­draagbaar en wreed zijn als we zouden zeggen, dat diegenen die helaas te vroeg zijn overleden om dat te beleven, of diegenen die geboren zijn in omstandigheden, waarin zelfs het denken hierover al on­voorstelbaar zou zijn, als die aan dat leven van de komende eeuw geen deel zouden hebben. Zij hebben daar deel aan, zij horen erbij, zij leven allen voor God. En dat is, zo wordt ons door Jezus gezegd, niet in strijd met de tora, zoals de Sadduceeën beweren. Ook Mozes heeft het over de God van Abra­ham, de God van Isaäk en de God van Jakob. Ook als Abraham en Isaäk en Jakob gestorven zijn, blijft hij de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob. Hij is een God van levenden en niet een God van doden, maar voor hem leven zij allen, de levenden en de gestorvenen. In hem leven zij. Bij God leven zij. Hoe dat precies zit, dat we­ten wij niet en dat moeten we zelfs niet willen weten. Totaliter aliter, dat is: helemaal anders. Een wereld waarin het niet gaat om overle­ven, om eten en drinken en huwen en belasting betalen, maar waarin zij leven als de engelen. We kunnen ons daar geen voorstelling van maken en wij hoeven ons daar geen voorstelling van te maken, omdat ons daarvan door heel het evangelie een groot voorbeeld wordt gegeven in het leven van Jezus Messias zelf. Zo leven, zonde en angst en dood voorbij, zo volledig opgaan in liefde voor de mensen, dat is eeuwigheidsleven. Een ander teken wordt ons niet geschon­ken, dan deze mens om mee te leven. Ziende op hem, moeten we het wel volhouden: wij geloven in de opstan­ding. Wij geloven in de mogelijkheid dat dingen werkelijk anders zullen worden. Wij geloven zelfs dat deze wereld van ons, deze harde en wrede oorlog vol onrecht en oorlog en geweld, dat dit de wereld is waarmee God zich verzoend heeft, dat dit de wereld is, waarin het koninkrijk van God, het rijk van vrede en recht voor allen zich baan zal breken. Wij geloven in de opstanding. Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.