Preek in het Gast-huis op 1/10/2017

Leerdienst van het Leerhuis Amsterdam Tenach en Evangelie in het Gast-huis op zondag 1 oktober 2017 (Israëlzondag en Iom Kippoer). Gelezen werd: Leviticus 16, Jesaja 57, 15-21 en Hebreeën 4, 14-16

Lieve vrienden,

Jullie kennen intussen de gewoonte om op onze leerdiensten dat gedeelte van de Tora (die sidra) te lezen, die op de voorafgaande sabbat in de synagoge aan de orde is, wanneer zij zich houden aan de éénjarige cyclus. Vandaag wijken we daar in zekere zin van af, maar anderzijds ook weer niet. Want gisteren was het in de synagoges Iom Kippoer, grote verzoendag. Eens in de zeven jaar valt grote verzoendag op een sabbat (dat is dan nog meer dan een sabbat sabbatoon, een supersabbat, die de grote verzoendag toch al is) en dan wordt niet de sidra van de sabbat gelezen, maar de teksten, zoals die ook de andere jaren – wanneer Iom Kippoer niet op een sabbat valt – op die dag worden gelezen. Ieder jaar hoort de synagoge dus twee keer Leviticus 16, op de sabbat, dat de sidra Achare Mot aan de orde is (ergens in het voorjaar) en op Grote verzoendag. Achare Mot…. na de dood, betekent dat en het slaat op de dood van de zonen van Aäron, die zijn omgebracht omdat ze vals vuur op het altaar hebben gebracht. Dat verhaal gaat overigens niet direct aan dit gedeelte vooraf, maar wordt al veel eerder, in het tiende hoofdstuk verteld. In het negende hoofdstuk stond ook al een verhaal dat erg leek op het verhaal over de grote verzoendag. Ook daar moesten een var en een geitenbok als zondoffer en opgangsoffer geslacht worden en moest er bloed aan de horens van het altaar worden gestreken. En toen dat allemaal gebeurd was, liet de Eeuwige vuur neerdalen van uit zijn aanschijn, zodat het brandoffer verteerd werd. Dat kunnen wij ook, dachten Nadab en Abihu, de zonen van Aäron en stookten hun eigen vuurtje op het altaar van de Eeuwige. Toen ging er opnieuw een vuur uit van het aanschijn van de eeuwige en verteerde Nadab en Abihu. Kun je offeren zonder vuur? Was het zo erg wat de zonen van Aäron deden, wie van jullie weet het verschil tussen goed vuur en vals vuur? Daar gaat het niet om. De rituelen worden uitgevoerd zoals door God aan Mozes opgedragen en door Mozes doorgegeven aan Aäron en zijn zonen. Het is geen hobby, goh laten we het vandaag eens anders doen, het is een heilig spel, dat volgens de regels gespeeld moet worden. Wie zich daar niet aan houdt, speelt met vuur. Maar kennelijk is het verzoeningsritueel uit het negende hoofdstuk gecompromitteerd, ontheiligd door het optreden van Nadab en Abihu. Het moet over, en voor het opnieuw wordt ingesteld moet daarom herinnerd worden aan de dood van de zonen van Aäron. Aäron mag niet als zijn zonen doen zoals het hem uitkomt, hij mag het grote verzoeningsritueel, waarbij hij nadert tot voor de ark en voor het aangezicht van de Eeuwige, niet naar believen uitvoeren, niet te allen tijde. Nee, alleen op die ene dag, de Grote verzoendag, misschien wel, meer nog dan Pesach of Soekkot, de belangrijkste dag in het Joodse geloofsleven tot op de dag van vandaag. Op Rosj Hasjana (dit jaar op donderdag 23 september) begint het nieuwe joodse jaar en op de tiende dag van dat nieuwe jaar is het Iom Kippoer. De tien dagen van Rosj Hasjana tot Grote verzoendag heten: de tien dagen van tesjoeva, van ommekeer, van boetedoening. In de eerste tien dagen van het nieuwe jaar bedenken we wat er allemaal mis is gegaan, en wat wij hebben mis gedaan in het afgelopen jaar en wat in het komend jaar anders en beter moet. Als je anderen in het afgelopen jaar tekort hebt gedaan zijn dit de dagen om het recht te zetten en om vergiffenis te vragen. En na die dagen van inkeer is het grote verzoendag en bidden we tot de eeuwige om verzoening voor alles wat wij misdeden. In het hoofdstuk dat wij met elkaar hebben gelezen, wordt precies beschreven hoe dat ritueel van de verzoening in zijn werk dient te gaan. Om te beginnen vraagt Aäron om verzoening voor hemzelf en voor zijn huis. De priester is niet sacrosanct, wordt niet geheiligd door zijn taak, maar moet zich heiligen voor zijn taak, hij offert in de eerste plaats voor zichzelf en voor zijn huis. Hij brengt daarvoor een eigen offer mee. Daarna vraagt hij om verzoening voor de tent van samenkomst, het heiligdom en het altaar. Ook daarvan geldt, dat ze niet zo maar heilig zijn, ook zij moeten geheiligd, gereinigd worden, doordat ze symbolisch worden bedekt met het bloed van het offerdier, want kippoer, verzoening, betekent letterlijk: bedekking. Wie een beetje Hebreeuws heeft leren lezen weet, dat de drie letters van het woord Kippoer, de kaf, de pé en de resj alle drie dicht zijn van boven, en dus bedekken.

Daarna vraagt Aäron om verzoening voor de zonden van de kinderen Israëls. Hij doet dat door het ritueel van de zondebok. Eerder al heeft hij het lot geworpen over de twee bokken die het volk bij hem heeft gebracht als offer voor hun zonden. De ene bok is voor JHWH en zal geslacht worden als ontzondigingsoffer, de andere bok is voor Azazeel, dat is letterlijk voor de kracht die verdwijnt. Nadat hij de bok voor de Eeuwige heeft geslacht, legt hij zijn handen op de kop van de andere bok en legt alle zonden van de kinderen van Israël op de bok, die daarna de woestijn is wordt geleid. De zonde wordt weggedragen, de gemeente mag een nieuw begin maken. Nu kan het nieuwe jaar pas echt beginnen, met een schone lei.

Ik vind het een wonderschoon ritueel, maar al vanaf de allereerste eeuwen van het christendom is vastgesteld, dat wij het Paasfeest en het Pinksterfeest (Pesach en Soekkot), zij het met een veranderde betekenis, graag overnamen van het Joodse volk, maar van de Grote Verzoendag wilden we niets weten. Natuurlijk, dat hele gedoe met het offeren van dieren, dat deden we sowieso al niet, maar vergeet niet, vanaf het jaar 70, de verwoesting van de tempel, wordt ook in het jodendom niet meer geofferd. Grote verzoendag is een liturgisch feest. Het ritueel van de grote verzoendag zoals beschreven staat in dit zestiende hoofdstuk van Leviticus, wordt niet meer uitgevoerd, maar in plaats daarvan wordt het verhaal over dat ritueel voorgelezen en wordt met het voorlezen en de daarbij behorende gebeden verzoening gevraagd voor de zonden van het volk. Daar zouden wij ook een liturgische vorm voor kunnen zoeken. Al heel veel jaren geleden heb ik gesuggereerd, dat we misschien Israëlzondag, waarmee heel veel kerken geen raad weten – vanmorgen hoorde ik er niets over. Ikheb zelfs wel gehoord dat je geen recht zou doen aan het leed van het Palestijnse volk, wanneer je Israëlzondag viert – die Israëlzondag zouden we kunnen invullen met een eigen christelijke grote verzoendagsviering. En – toeval bestaat niet – vandaag is het Israëlzondag en in onze leerdienst lezen we wat er gisteren op het rooster stond van de synagoge en lezen dus het verhaal over de Grote Verzoendag. Waarom we daar als kerken niet aan willen? Ik denk dat het iets te maken heeft met de manier, waarop in de dogmatiek van onze kerken over verzoening wordt gesproken. Als je het over verzoening hebt in de dogmatiek dan heb je het over het verzoenend lijden en sterven van Jezus Christus. Dat is het volmaakte offer en daarom past het niet daarnaast nog een ander verzoeningsritueel te hebben. Dirk Monshouwer, de veel te vroeg gestorven predikant aan wie wij een groot aantal studies te danken hebben over het joodse liturgisch jaar en hoe we daarmee in de christelijke gemeente om zouden kunnen gaan, wijst erop, dat de voorstelling van Jezus als het offer in het verzoeningsritueel, niet de enige manier is waarop in de apostolische geschriften over verzoening wordt gesproken. Hij wijst vooral op het boek Hebreeën, waarin Jezus wordt voorgesteld als de grote hogepriester, die voor ons om verzoening vraagt. Dat is ook een ingang. Dat Jezus voor onze zonden gestorven is, kan en hoeft niet herhaald te worden. Niemand, mens noch dier hoeft geofferd of geslachtofferd te worden. Maar dat betekent allerminst, dat wij geen zonde meer doen. En gek genoeg hadden de kerken daar wel altijd volop weet van, maar in de regel werd er over de zonde in algemene zin gesproken en niet over concrete fouten en misstanden. De dominee had het altijd over zonde, maar specificeerde dat in de regel niet. En omdat de zonde abstract was, bleef ook de verzoening abstract. Ooit schreef ik een boek over de manier waarop Nederlanders en Duitsers na de Tweede Wereldoorlog weer met elkaar in gesprek kwamen en zich uiteindelijk, na een jarenlang en moeizaam proces, weer met elkaar verzoenden. Ik noemde dat boek provocerend: verzoening in de praktijk. Verzoening moet concreet zijn, het berouw moet oprecht zijn, er moet over gepraat en over nagedacht worden en dan komt mogelijk het moment, dat we werkelijk met een schone lei kunnen beginnen. Maar als het nog niet zo ver is, leggen we het – in een daarvoor geschikt ritueel – voor aan de Eeuwige en zeggen als het ware:  wij willen alles doen om toe te dekken, om goed te maken wat er verkeerd is gegaan, maar we bidden u, schenk ons de genade, uw verzoenend aanbod, zodat we verder kunnen met ons leven, zelfs als niet alles goed is gekomen. Dat zou een bevrijdend ritueel kunnen zijn. Maar omdat we het – behalve dan in de eerder genoemde rituele zin – niet echt over verzoening willen hebben, hebben we het ook niet over zonde. Opbiechten wat je fout deed, dat is toch verschrikkelijk katholiek, dat is toch nergens voor nodig? Dietrich Bonhoeffer stelde voor dat in het seminarie van de Bekennende Kirche  waaraan hij leiding gaf, ieder een biechtvader zou kiezen. En zelf deed hij mee en koos de wat jongere student Eberhard Bethge als zijn biechtvader. Hij zou hem tot zijn dood toe in gesprekken en eindeloos veel brieven vanuit de gevangenis alles vertellen, wat hij op zijn hart had. Want, zo meende Bonhoeffer, de fout van de biecht zit niet in het biechten, maar in de hiërarchische verhouding tussen biechtvader en biechteling, wees daarom elkaars biechtvader. Ik denk dat de kerk er beter van zou worden, wanneer ze op een andere manier met begrippen als zonde en verzoening om zou gaan en dat mogelijk doet door een soort ritueel voor de grote verzoendag. Gelovige mensen zouden daardoor meer kunnen beleven, dat het echt ergens over gaat, ze zouden ook zelf iets kunnen voelen van de bevrijding, waarover het zowel in het eerste als in het tweede testament gaat. En misschien zouden ze ook het verzoenend lijden en sterven van Christus op een andere, minder abstracte manier gaan begrijpen en kunnen beleven.

Tenslotte nog dit – ik heb het opnieuw geleerd van Het hart van de Tora, het mooie boek dat Dirk Monshouwer schreef over Leviticus – als Leviticus 16 wordt geschreven – vermoedelijk tijdens de ballingschap – is er al lang geen tent van samenkomst meer en is er ook geen tempel in Jeruzalem waar ze dit ritueel kunnen vieren. Als het opgeschreven wordt, is het al herinnering en het is het verhaal wat het ritueel tot leven brengt, zoals op de Sederavond de uittocht wordt herbeleefd. Verzoening, werkelijke, concrete verzoening in de praktijk, zodat je met elkaar weer verder kunt, is misschien wel de mooiste gedachte en de meest bevrijdende mogelijkheid, die we van Israël kunnen leren. Israëlzondag is een goed moment om dat te bedenken en na te denken, wat we daarmee zouden kunnen in de praktijk van onze kerken. Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.