Lezing over Zwingli in Castricum 12/11/2017

Huldrych Zwingli, de derde hervormer

Lezing voor het leerhuis in Castricum op zondag 12 november 2017

  1. Ter inleiding

Deze aanduiding, derde reformator, slaat op het feit, dat Zwingli als reformator altijd in de schaduw heeft gestaan van Luther en Calvijn. Het slaat niet op de volgorde, want Zwingli wordt geboren op 1 januari 1484 slechts enkele weken na Maarten Luther en sneuvelt op 11 oktober 1531 nog ruim voor Calvijns aankomst in Genève. Hoewel de hervorming van Zwitserland met hem begonnen is (Zürich ging als eerste Zwitserse stad al in 1523 over tot de reformatie) wordt hij later overvleugeld door Johannes Calvijn en staat de aanduiding Zwinglianisme, voor een vrijere, meer humanistische opvatting van de reformatie, waarin drie uitgangspunten centraal staan:

  1. De bijbel is een verzameling menselijke geschriften. (wat overigens niets afdeed aan Zwingli’s grote eerbied voor de Bijbel, die voor hem de enige bron van prediking was)
  2. Dat Jezus geen goddelijke status heeft (wat niet wegneemt, dat voor Zwingli het verlossend werk van Jezus Christus centraal stond in zijn theologie)
  3. Dat de avondmaalswoorden “dit is mijn bloed” begrepen moet worden als “dit betekent: mijn bloed” en dat het avondmaal dus niet een herhaling van het offer van Christus is, maar een herdenken daarvan, waarbij Christus zelf slechts symbolisch aanwezig is.

Kortom, wat later als Zwinglianisme te boek is komen te staan is in de regel aanmerkelijk vrijzinniger dan Zwingli zelf ooit geweest is, wat te maken zal hebben met het feit, dat Zwingli van alle hervormers het dichtst bij het humanisme stond – hoewel hij daar in de jaren twintig afstand van nam – en de meeste humanisten uiteindelijk niet over gingen naar de reformatie.

  1. Het Roomse Zwitserland van Zwingli’s jeugd.

Als Zwingli geboren wordt is Sixtus IV paus. Sixtus is een echte Renaissance-paus. Een begaafd schrijver en redenaar, die een groot stimulator van de renaissance-kunst is. Hij heeft één groot probleem: geldgebrek. Geld dat hij onder andere gebruikt heeft voor het verwezenlijken van misschien wel het mooiste religieuze kunstwerk aller tijden: de naar hem genoemde Sixtijnse kapel. Om dat op te lossen worden door heel het roomse rijk ambten verkocht (simonie) en worden steeds nieuwe aflaten verkocht. Na Sixtus gaat het alleen maar bergafwaarts: Innocentius VIII (1484-1492) benoemt één van zijn vele zonen tot kardinaal als deze nog maar veertien jaar oud is. De volgende paus is het absolute dieptepunt: de beruchte paus Alexander VI uit het geslacht Borgia. Tijdens zijn pausschap wordt in het Vaticaan de dienst uitgemaakt door zijn beruchte kinderen Cesar en Lucrezia Borgia. Waar dit beleid gevoerd wordt in Rome, kan nauwelijks verwacht worden dat het in de buitengewesten veel anders toegaat. De grootste geleerde van zijn tijd was Desiderius Erasmus van Rotterdam (overigens niet in Rotterdam maar in Oudewater geboren), de zoon van een priester en ook in Zwitserland is het concubinaat van priesters meer regel dan uitzondering. Nu is op zich een andere levensstijl als de celibataire nog geen reden om aan te nemen dat het slecht gaat met de kerk, maar in deze tijd geldt het trouwen of samenwonen van priesters vooral als uitdrukking van het feit, dat men zich sowieso niet veel gelegen laat liggen aan kerkelijke regelgeving. Daarbij moet bedacht worden, dat zolang belemmeringen als het celibaat niet gelden, de kerk grote maatschappelijke invloed heeft en alle bewoners in het grote Roomse Rijk verplicht hun tienden (jawel 10%) afdragen, een kerkelijke functie afgezien van welke roeping dan ook een aantrekkelijk beroep. Een beroep waarvoor geld geboden en betaald wordt om het te verwerven.

Hoe is de situatie in Zwitserland? De bewoners van het Eedgenootschap (Zwitserland bestond strikt genomen niet, er was een verband tussen onafhankelijke steden en landelijke gebieden, de z.g. kantons) staan onder toezicht van vijf bisschoppen, die van Basel, Lausanne, Sitten, Chur (waaronder Wildhaus, de geboorteplaats van Zwingli valt) en Konstanz (waar Zürich de grootste stad is). In Konstanz is vanaf 1496 de uit Zürich afkomstige Hugo van Hohenlandenberg bisschop. Het is een vredelievend en humanistisch georiënteerd man, die hoopt op een “reformatio”, een wedergeboorte van kerk en christendom (maar die, net als Erasmus, nooit heeft gezien als een reformatie in de zin van een afsplitsing van de kerk van Rome). Hij is niet de enige die hoopt op hervorming, maar die hoop wordt steeds vaker in rook gesmoord. Juist in Konstanz is het, dat Johannes Hus op de brandstapel wordt omgebracht (1415) en in 1498 wordt Girolamo Savanorolo, een Dominicaner monnik en boeteprediker in Florence gewurgd en verbrand. De inquisitie heeft definitief zijn intrede gedaan in de kerk (al liet ze in de regel nog de doodvonnissen door de overheid uitvoeren). Het is niet ongevaarlijk (en dat is een understatement) om kritiek te hebben op de paus of op de kerk van Rome.

  1. Zwingli en het humanisme

Zwingli wordt al vroeg gevormd door het humanisme van zijn tijd. Als student wordt hij in Wenen en Basel onderwezen door humanisten en zijn ontmoeting met Erasmus in 1515 heeft grote indruk op hem gemaakt. Het humanisme zou beschouwd kunnen worden als een overgang van de middeleeuwen, waarin vooral collectief werd gedacht en de kerkelijke invloed allesoverheersend was in het maatschappelijke leven, naar een meer op het individu gerichte samenleving, dat zich sterker richt op aardse zaken. Hun leus luidt: terug naar de bronnen. En die bronnen zijn de klassieke oudheid, maar ook de grondtekst van de bijbel, die –  zeker nadat Erasmus een Griekse versie van het Nieuwe Testament opnieuw heeft uitgegeven – als nieuw wordt bestudeerd in een tijd, dat eigenlijk alleen nog de Vulgaat, de Latijnse vertaling van de Bijbel werd gelezen. De uitvinding van de boekdrukkunst, die vooral in Basel, de stad waar Erasmus van 1521 tot 1528 woonde en de meeste van zijn geschriften zijn gedrukt, druk wordt beoefend, speelt hierin een grote rol. En juist daar, in Basel, rondt Zwingli zijn studie af bij de beroemde theoloog Thomas Wyttenbach, die zeer kritisch staat ten opzichte van aflaat en pauselijke macht en zijn studenten voorhoudt, dat ze vooral zelf de bijbel moeten lezen, bij voorkeur in de grondtalen. In de loop van de jaren twintig neemt Zwingli – o.a. onder invloed van Luther – afstand van het humanisme, maar hij raakt er nooit helemaal los van en zijn belangrijkste strijdpunt door de jaren heen, het gevecht voor het zuivere evangelie heeft hij waarschijnlijk in Basel opgedaan.

  1. Zwingli als priester en aalmoezenier in Glarus (1506-1516)

In 1506 stopt Zwingli vrij abrupt met zijn studie omdat in de zomer in Glarus de priester is overleden en de pastoor van Weesen (toevallig Zwingli’s oom) verantwoordelijk is voor zijn opvolging. Hij tipt zijn neef en in 1506 wordt de 22-jarige Zwingli door de bisschop van Konstanz tot priester gewijd en begint zijn werk als pastoor van Glarus. In deze tijd is Zwingli nog een trouw dienaar van de kerk, die wel hoopt op hervorming, maar gehoorzaam zijn missen leest. Veel Zwitsers verdienden hun geld als soldaat voor buitenlandse machten (het z.g. Reislaufen) en daartegen maakte Zwingli ernstig bezwaar. De enige aan wie een gelovig katholiek zich verantwoord kon verhuren was het leger van de paus (die zoals bekend tot op de dag van vandaag zijn Zwitserse Garde heeft). Mede daarom traden de inwoners van Glarus bij voorkeur in dienst van paus Julius II, die op dat moment een ernstig conflict heeft met Frankrijk over het bezit van het noorden van Italië. Tot twee keer toe, weet het pauselijke leger de slag te winnen (in 1512 bij Pavia en in 1513 bij Novara) en beide keren is Zwingli met zijn ingehuurde stadgenoten meegetrokken als veldprediker. Maar de derde en grootste slag (in 1516 bij Marignano) wordt verloren. Er komen achtduizend Zwitsers om onder wie vele parochianen van Zwingli. Nu slaat in Zwitserland de stemming om en wordt men bondgenoot van Frankrijk. Wat in de praktijk betekent, dat de Zwitsers zich dan vooral aan koning Frans I verhuren. Zwingli die nog kort voor de slag gepleit heeft voor eenheid en pausgezindheid onder de Zwitserse troepen komt in een moeilijk parket en moet omzien naar ander werk.

 5.6 Zwingli in Einsiedeln (1516-1518)

Eind 1516 neemt Zwingli zijn intrek in het klooster van Einsiedeln om van daaruit de parochie te leiden. Einsiedeln is in Zwitserland het bedevaartsoord bij uitstek, omdat zich daar in het klooster waar Zwingli woont het beeld van een zwarte madonna staat, waarvan verondersteld wordt dat het wonderen kan bewerkstelligen. Deze Mariaverering trekt vrouwen uit de hele wereld naar Einsiedeln, die hopen dat hun gebeden daar helpen bij het ter wereld brengen van een zoon. De pastoor van Einsiedeln – Zwingli dus – is zelf merkwaardig genoeg tegenstander van deze verering en benadrukt in zijn preken vooral dat Jezus de enige middelaar tussen God en mensen is en niet Maria. En als in 1518 een zekere Franciscaner monnik probeert aflaten te verhandelen voor de bouw van de Sint Pieter, maakt Zwingli ook daartegen ernstig bezwaar en preekt daar zo succesvol tegen, dat er geen cent verdiend wordt voor Rome. In zijn tijd in Einsiedeln heeft Zwingli hard gestudeerd, vooral op de teksten van Augustinus en de Griekse tekst van het nieuwe Testament. Daarnaast voert hij een uitvoerige correspondentie met Erasmus, waarin vooral het vraagstuk van oorlog en vrede centraal staat. Erasmus schrijft in de jaren 1515-1517 een aantal boeken over de oorlog, waaronder een handboek voor de christelijke soldaat, over de opvoeding van de christelijke vorst en het beroemde adagium: Dulce bellum inexpertis (zoet lijkt de oorlog voor de onervarenen). De in 1517 daarop verschenen uitvoerige toelichting, wordt wel beschouwd als het eerste pacifistische geschrift uit de Europese geschiedenis. Kort daarna verschijnt Querela Pacis (weeklacht over de vrede). Waar Zwingli in Glarus nog enthousiast deelnam aan het krijgsbedrijf, zal hij er later in Zürich op aandringen dat dit zich verhuren als soldaat (de Zwitsers noemen het ‘Reislaufen’) verboden wordt. Hoewel Zwingli nooit alle oorlog heeft afgezworen (hij zal sneuvelen in de strijd om de reformatie tussen de gereformeerde en de katholiek gebleven kantons),  is hij hierin een volgeling van Erasmus gebleven, ook toen hij om andere redenen afstand van hem nam.

6. Het begin van de reformatie in Zürich

Op 1 januari 1519 doet Zwingli intrede in de Großmünster, de belangrijkste kerk van Zürich. Dan nog met een hartelijke instemming van de katholieke autoriteiten, die hem dankbaar zijn voor zijn steun aan de pauselijke oorlogen en hem sindsdien ook een speciaal traktement hebben verleend. Zürich is één van de grootste steden van Zwitserland en wordt geregeerd door de eigen burgers, een grote raad met 212 afgevaardigden en een “kleine” raad van vijftig. Een van hun vorige burgemeesters hebben zij in 1489 zelfs op het schavot gebracht. Als hoogste geestelijke in Zürich moet Zwingli gekozen worden door burgemeester, raad (50) en burgers (212) en het is zaak om de meerderheid daarvan achter zich te houden. Het eerste voornemen van Zwingli is om aan zijn nieuwe Züricher parochianen het evangelie en niets dan het evangelie te brengen. Daarom stopt hij met het gebruik om de door de kerk vastgestelde perikopen te lezen en begint op 2 januari 1519 met de lezing van het evangelie van Mattheus met de aankondiging, dat hij dat boek in lectio continua (voortgaande lezing) in zijn geheel zal behandelen. Na Mattheus volgt het boek Handelingen, dan volgt Timotheus, Galaten, de tweede brief aan Timotheus, de beide brieven van Petrus, Hebreeën, Lucas-evangelie, totdat hij in 1525 het hele Nieuwe Testament heeft doorgepreekt en bij Genesis begint. Helaas preekte Zwingli uit het hoofd en is er ook niet – zoals bij de preken van Calvijn – door toehoorders meegeschreven, zodat de inhoud van deze preken verloren is gegaan. Naar gezegd werd, zou Zwingli zijn teksten niet zelden gebruiken om actuele misstanden aan de kaak te stellen. Zelf zou hij hierover gezegd hebben: “Als een profeet in de gemeente de waarheid niet mag zeggen, dan kan men beter op zijn plaats een speelman neerzetten die op fluit of luit speelt, want dat hoort iedereen graag en dan wordt er niemand boos”. Ergens in deze tijd (men vermoedt vanaf 1518) zou Zwingli ook voor het eerst kennis hebben gekregen van de opvattingen van Maarten Luther, wat hem in ieder geval gestijfd heeft in zijn strijd tegen de aflaathandel, want Bernhardin Samson, de Franciscaner aflaathandelaar, die hij in Einsiedeln het leven zuur had gemaakt, wordt op aandringen van Zwingli in Zürich niet eens toegelaten in de stad. De Baselse boekdrukker Johann Froben, die ook werk van Erasmus had gedrukt, beschikt al in 1518 via een uitgever in Leipzig over de tekst van Luthers vijfennegentig stellingen tegen de aflaat en begint die in steeds grotere oplages te drukken en af te zetten. In december 1518 valt de naam Luther voor het eerst in Zwingli’s brieven en sindsdien leest hij alles wat van Luther gedrukt wordt. De Erasmiaanse humanist Zwingli wordt meer en meer een leerling van Erasmus en Luther. In een latere fase distantieert hij zich van beide en in zijn brieven benadrukt hij veelal dat hij zijn gedachten rechtstreeks van God en uit de bijbel heeft gekregen, maar dat moeten we waarschijnlijk niet al te letterlijk nemen.

In de jaren 1517 tot 1520 waart de pest rond in Zwitserland. Op 10 augustus 1519 worden de eerste besmettingen in Zürich vastgesteld. Zwingli die op dat moment buiten de stad is, keert onmiddellijk terug om zijn parochianen bij te staan, maar dat duurt slechts enkele weken, dan wordt hij zelf ziek. Zo ernstig, dat het gerucht gaat, dat hij gestorven is. Anderen beschouwen dit als een straf van God voor de nieuwigheden die Zwingli in had gevoerd. Uiteindelijk zullen ruim tweeduizend mensen (een derde van de Züricher bevolking) bezwijken aan de pest en het zal tot december duren voordat Zwingli tenslotte herstelt. Omdat hij zijn herstel ziet als een goddelijke bevestiging, preekt en spreekt hij nog vrijmoediger. Niet alleen inzake het evangelie dat hij brengt, maar ook in zijn politieke spreken. Een groot succes boekt hij als de raad in 1522 besluit het ‘Reislaufen’ te verbieden. Geleidelijk aan gaat hij over tot een eenvoudiger liturgie. In de vastentijd van 1522 ontstaat er een openlijk conflict, wanneer Zwingli aanwezig is in het huis van de drukker Froschauer, waar in de veertigdagentijd vlees wordt gegeten. Zwingli neemt daar zelf niet aan deel, maar verbiedt het ook niet. Kort daarna verschijnt zijn eerste als reformatorisch te beschouwen geschrift Von erkiesen und fryheit der spysen (over het kiezen en de vrijheid der spijzen), duidelijk geïnspireerd door Luthers geschrift over vrijheid van een christenmens. Inmiddels wordt er van verschillende kanten aangedrongen op ingrijpen tegen Zwingli, maar deze heeft de meerderheid van de raad achter zich. Op 10 oktober zet Zwingli zijn eerste grote stap op weg naar de reformatie: in een kanselafkondiging laat hij weten dat hij zijn ambt als priester neerlegt. Onmiddellijk daarop – het zal afgesproken werk zijn geweest – besluit de raad tot het instellen van een eigen evangelisch predikambt. Zo is Zwingli de eerste geestelijke die niet in dienst van de kerk, maar van de overheid staat. In de dagen daarna doet Zwingli met zijn medestanders een officieel – maar natuurlijk nooit ingewilligd – verzoek aan de bisschop van Konstanz om vrij te worden gesteld van het celibaat. In het bisdom Konstanz worden per jaar 1500 priesterkinderen geboren. Zelf is Zwingli dan al in het geheim getrouwd met Anna Reinhart, met wie hij in 1524 officieel in het huwelijk zal treden. De raad voorziet niet zonder reden grote problemen vanwege de voor- en tegenstanders van Zwingli binnen de kerk en vraagt daarom de bisschop een synode bijeen te roepen om uitspraken te doen. De bisschop verzet zich daartegen en daarom roept de raad op tot het houden van een disputatio, een godsdienstgesprek tussen Zwingli en de zijnen enerzijds en zij  tegenstanders anderzijds. Op grond van het verloop van dit dispuut zal de raad dan een besluit nemen en daarmee (informeel) beslissen of ze al dan niet overgaat tot de reformatie.

  1. De 67 stellingen (Schlußreden) van Zwingli.

Het eerste dispuut, waartoe de raad op 3 januari 1523 heeft besloten, zal worden gehouden op 29 januari 1523. De bisschop zelf zal daar niet verschijnen. We kennen de eigenlijke oorzaak, de bisschop is een overtuigd humanist, maar heeft als Erasmus besloten hoe dan ook trouw te blijven aan de katholieke kerk. Hij kan zijn (ten dele) medestanders niet afvallen door zich tegen hen uit te spreken, maar hij kan hen ook niet openlijk bijvallen en bisschop blijven. Daarom stuurt hij zijn vicaris dr. Johannes Faber. Inzet van het dispuut zijn 67 stellingen, die door Zwingli zijn opgesteld. Hoewel de 95 stellingen van Luther in de geschiedenisboekjes veel bekender zijn geworden, komt mij voor, dat die van Zwingli vele malen interessanter zijn. Luthers stellingen zijn (uitsluitend) een strijdschrift tegen de aflaathandel, daarover gaan alle 95 stellingen. Zwingli’s stellingen daarentegen beogen een nieuw christelijk leven te funderen op een reformatorische grondslag. De toelichtingen op de stellingen (die maar liefst een kwart van Zwinglis complete oeuvre beslaan) vormen met elkaar een eerste reformatorische dogmatiek. We citeren een aantal van de belangrijkste stellingen:

  1. Allen, die zeggen, dat het evangelie niets is zonder de goedkeuring van de kerk, die dwalen en belasteren God.
  2. De samenvatting van het evangelie is dat onze Here Jezus Christus, de ware Zoon van God, ons de wil van zijn hemelse Vader heeft geopenbaard en ons met zijn onschuld van de dood verlost en met God verzoend heeft.
  3. Daarom is Christus de enige weg naar redding voor allen die er waren, zijn en zullen zijn.
  4. (over de paus) Dat Christus een enige eeuwige hogepriester is, waaruit volgt, dat ieder die zich voor hogepriester heeft uitgegeven, de eer en de macht van Christus tegenstaan, ja verwerpen.
  5. (over de mis) Dat Christus zichzelf eenmaal geofferd heeft en in eeuwigheid een blijvend en betalend offer is voor de zonden van de gelovigen; waaruit volgt dat de mis niet een offer, maar van het offer een herinnering en een verzekering van de verlossing is, die Christus tot stand heeft gebracht.
  6. (over de goede werken) Dat Christus onze gerechtigheid is; waaruit volgt dat onze werken in zoverre goed zijn als ze van Christus zijn; voor zover echter van ons, zijn ze niet goed.
  7. (over het huwelijk van de geestelijken) Dat alles wat God toegestaan of niet verboden heeft, recht is; waaruit wij leren dat het huwelijk alle mensen betaamt.
  8. Groter ergernis ken ik niet, dan dat men de priesters niet toestaat vrouwen te hebben, maar hen wel vergunt hoeren te hebben om geld.
  9. (over de vergeving der zonde) God alleen vergeeft de zonde door Christus Jezus, zijn Zoon, onze enige Heer.
  10. Wie zulks aan een schepsel toekent, berooft God van zijn eer en geeft die aan hem die niet goed is. Dat is ware afgoderij.
  11. (over het vagevuur). De ware, de heilige Schrift weet van geen vagevuur na dit leven.
  12. Het oordeel over de gestorvenen is alleen God bekend.
  13. Wanneer iemand begeert met mij te redetwisten over belastingen, tienden, over ongedoopte kindertjes, over de confirmatie, dan verklaar ik mij bereid te antwoorden.

In aanwezigheid van ongeveer 600 deelnemers wordt het dispuut in de raadszaal begonnen. Dr. Faber verklaart – zoals te verwachten was – dat de vergadering niet competent is en men zich had moeten wenden tot het besloten concilie van Neurenberg. Wie zijn daar rechter, vraagt Zwingli. Zowel geestelijken als leken, luidt het antwoord. Die zijn hier ook aanwezig stelt Zwingli en dus is dit een christelijke vergadering. In de ochtendzitting wordt door niemand principiële fouten aangewezen in de stellingen van Zwingli en dus verklaart de burgemeester in de middagzitting, dat Zwingli wordt opgeroepen voort te gaan met zijn evangelische verkondiging en dat hij ook van de andere priesters vraagt op deze wijze verder te werken en elkaar niet langer te verketteren. Zürich heeft gekozen voor de reformatie.

Na een tweede dispuut op 26 oktober 1523 besluit de raad kruisen, altaren, beelden en orgels te verwijderen. De kerken van Zürich krijgen een sobere liturgie, waarin de prediking centraal staat, zoals die kenmerkend zal worden voor het gereformeerd protestantisme. In deze zin is Zwingli meer gereformeerd dan Luthers en omdat – zoals vaak vergeten – hij deze vormen kiest ver voordat Calvijn op het toneel verschijnt, kan men zich afvragen of de sobere vorm van godsdienstoefening, zoals die in de regel aan Calvijn wordt toegeschreven, niet eerder Zwingliaans genoemd had moeten worden. Zwingli is tegen Beeldenstorm omdat hij tegen wanorde en volkswil is, maar hij is ervoor dat de roomse vormen door de overheid worden afgeschaft. Het gaat hem niet – als bij Luther – alleen om de innerlijke vrijwording van de oude vormen, maar ook om de praktische. Vorm en inhoud horen bij elkaar. De raad kiest op voordracht van Zwingli voor het pure evangelie en daarbij horen ook pure, eenvoudige vormen.

  1. De avondmaalsstrijd als kenmerkend voor Zwingli en het geschil met Luther.

Na Zürich gaat het hard in Zwitserland, ook Bern, Basel, Sankt Gallen en meerdere kantons gaan over tot de reformatie en een oorlog dreigt met de kantons die rooms blijven (o.a. Luzern, Freibourg en Unterwalden). De situatie dreigt in het hele Duitse keizerrijk (waar formeel de Zwitserse stadstaten dan nog deel van uitmaken) kritiek te worden. Nadat Karel V in de oorlogen tegen Frankrijk en in Italië succesvol was geweest, vat de roomse meerderheid in het rijk nieuwe moed en besluit de in de voorafgaande jaren gedoogde ontwikkeling in reformatorische gebieden als Saksen, de Palts en Nassau terug te draaien op de rijksdag te Spier (1528). De lutherse vorsten dienen daartegen een ‘protestatio’ in. Dat is dus  “een plechtige verklaring” en ook wel degelijk een ‘protest’. Sindsdien spreekt men van protestanten. En ieder die – zoals bij de stichting van onze protestantse kerk volop gebeurd is – beweert (omdat dat hem of haar nu beter past), dat het woord protestants niets met protest te maken heeft, is kerkhistorisch slecht onderlegd (maar dit terzijde).

Uiteindelijk zal de tegenstelling in Zwitserland leiden tot een veldslag in 1531, waarbij Zwingli om het leven komt, maar het feit alleen al dat toen al de reformatorische kantons zo sterk stonden dat ze het op durfden te nemen tegen de vertegenwoordigers van de “oude” godsdienst, maakt duidelijk hoe groot de invloed van Zwingli is geweest. Misschien was de strijd zelfs te winnen geweest, maar dan had – wat Zwingli politiek ook nastreefde – er een verbond gesloten moeten worden tussen de Zuidduitse gebieden, die over waren gegaan naar de (lutherse) reformatie en de reformatorische kantons in Zwitserland.

Dat dit niet gebeurde had te maken met de groeiende tegenstelling tussen Zwingli en Luther. Als Erasmus in 1524 zijn verhandeling over de vrije wil schrijft en Luther daarop reageert met zijn geschrift over de slaafse wil, kiest Zwingli de kant van Luther, maar over een andere zaak kunnen ze het niet eens worden en dat betreft de opvatting van het avondmaal.

Zwingli had al vroeg kennis genomen van een vertoog van de Nederlandse humanist Cornelis Hoen, die ervan overtuigd was dat het avondmaal zinnebeeldig moest worden verstaan. Hij stemt daarmee in en probeert het bijbels-exegetisch (het pure evangelie!) te onderbouwen. Hij stelt vast, als Jezus zegt “dit is mijn lichaam” dan moet hij wel bedoelen: “dit betekent mijn lichaam”, want wat hij in zijn hand houdt is immers een stuk brood (matse) en niet zijn lichaam. Daarom wordt bij het avondmaal niet het lichaam van Christus uitgedeeld of zijn bloed gedronken, maar in een viering van brood en wijn (let wel in de vroege lutherse traditie werd de wijn nog steeds alleen door de geestelijkheid gedronken, alleen radicale volgers van Luther als Karlstadt bedienden het avondmaal in beide gestaltes), waarin herinnerd wordt aan de laatste maaltijd van Christus en waarin de gelovigen het voorbeeld van Christus voor ogen wordt gehouden. Luther houdt vast aan de letterlijke aanwezigheid van lichaam en bloed. Alle pogingen om het hierover eens te worden, mislukken. Zelfs een godsdienstgesprek tussen Luther en Zwingli (Marburg 1529) mag niet baten. Luther is bereid ruimte te bieden als Zwingli maar wil besluiten tot een vorm van aanwezigheid van Christus in de elementen van het avondmaal, maar Zwingli geeft niet toe. Dat blijft voor hem rooms. Wel neemt hij afscheid van doperse radicalen, die de kinderdoop afwijzen op vergelijkbare gronden als Zwingli de mis, maar dat had vooral politieke redenen. Het ging hem niet zo zeer om het geschil over de doop (daar viel over te praten) maar over het feit dat de doperse radicalen meenden hier op aarde het Godsrijk van de ware gelovigen te kunnen en te moeten stichten. Uiteindelijk zal Zwingli net als Luther en Calvijn de overheid steunen in een strenge vervolging van de dopersen.

 

 

Dit bericht is geplaatst in Lezingen. Bookmark de permalink.