Nieuwe boeken (Ophef 2017/4)

Gerard Dekker, Verlicht geloof. Geloven in de geest van Dietrich Bonhoeffer, Utrecht: Kok 2017, 96 pag., € 13,50. ISBN 978 90 435 2838 2.

Deze eerste boekbespreking is helaas tegelijk een klein in memoriam. Op maandag 27 november overleed Prof. dr. Gerard Dekker op 86-jarige leeftijd. Gerard Dekker was een van de bekendste godsdienstsociologen van ons land. Van 1970 tot zijn emeritaat in 1996 was hij als hoogleraar godsdienstsociologie verbonden aan de Vrije Universiteit. Van huis uit gereformeerd volgde hij de veranderingen van zijn kerk op de voet en was die meestal een aantal stappen vooruit. Hij zag die kerk geleidelijk aan zijn dogmatische veren verliezen. Hij noemde dat met de titel van een van zijn bekendste boeken een “stille revolutie”. In de PKN zag hij weinig en zegde zelfs zijn lidmaatschap op, want hij voorspelde, dat het een kleurloze ‘middenkerk’ zou worden, die met pappen en nathouden zou proberen het instituut in stand te houden. Ik durf niet te beweren dat hij daarin ongelijk had. Maar zijn heftige reactie liet ook zien, dat hij in veel opzichten ‘gereformeerd’ was gebleven en dus principieel. Als je het ergens niet mee eens bent, dan stap je op en laat ook publiekelijk weten, waarom je opstapt. Na zijn emeritaat is hij zich intensief met theologie bezig gaan houden en in het bijzonder met de theologie van Bonhoeffer. Hij werd lid van het Bonhoeffer-werkgezelschap en schreef vier boekjes over Bonhoeffer, waarvan het hierboven genoemde de laatste was (eerdere publicaties: Het zout der aarde. Bonhoeffers visie op de kerk, 2002, De kerk lost niets op. Bonhoeffer over de relatie tussen kerk en wereld, 2006 en Leren geloven met Bonhoeffer. Teksten en commentaar, 2010). Daarnaast stelde hij nog een dagboek samen (in 2011) met voor elke dag een tekst van Bonhoeffer en bij elke maand een tekst van Gerard Dekker, waarin hij het thema van die maand toelicht (Dietrich Bonhoeffer, een thematisch dagboek, 2011). Hoewel hij binnen het werkgezelschap ook het gesprek met evangelicale en reformatorische Bonhoeffer-aanhangers graag en met enthousiasme aanging, was hij volstrekt overtuigd van zijn eigen Bonhoeffer-interpretatie, die hij tegen mij uitdrukte met de, binnen het werkgezelschap wat provocerende, stelling: “Bonhoeffer was toch gewoon vrijzinnig”. Over die stelling valt heel wat te zeggen en ook wel iets tegenin te brengen, maar ik begreep hem (en steunde Gerard daarin) als een verzet tegen de manier, waarop (vooral Amerikaanse) evangelicalen Bonhoeffer plegen te annexeren en neer te zetten als vrome geloofsheld.

Vrijdag 24 november, drie dagen voor zijn dood, werd in Leusden de door Gerard Dekker en Gerard den Hertog in het Nederlands vertaalde Bonhoeffer-biografie van Ferdinand Schlingensiepen gepresenteerd. Gerard kon daar niet meer bij zijn, geveld door een zeer ernstige virale longontsteking werd hij toen al in een kunstmatig coma gehouden. Hij vond de vertaling van die biografie zo belangrijk, juist om tegenwicht te bieden aan bijvoorbeeld de biografie van Eric Metaxas, de meest uitgesproken vertegenwoordiger van de genoemde evangelicale Bonhoeffer-uitleggers. Omdat ik jullie niet wil overvoeren met besprekingen van Bonhoeffer-boeken – waartoe ik toch al behoorlijk de neiging heb – zal ik dat boek niet bespreken in deze rubriek, maar wil hem hier wel noemen: Ferdinand Schlingensiepen, Dietrich Bonhoeffer 1906-1945. Een biografie, Utrecht: Kok 2017).

Het laatste boekje over Bonhoeffer heeft Gerard Dekker gelukkig nog zelf kunnen introduceren op de najaarsvergadering van ons werkgezelschap. Hij zei daar al met grote zekerheid (hij was toen nog helemaal niet ziek) dat dit zijn laatste boekje zou zijn. Het heeft iets van een testament. “Er staat niets nieuws in”, schreef de Trouw-recensent in zijn onwetendheid. Nee, natuurlijk niet, het was ook niet de bedoeling om iets nieuws over Bonhoeffer te schrijven, maar om nog een keer de kern samen te vatten van wat hij van Bonhoeffer geleerd had en zou willen dat we allemaal van Bonhoeffer zouden leren. Veelbetekenend zijn de twee citaten van Bonhoeffer die hij liet afdrukken op de omslagflappen van het boek. “Christen-zijn betekent niet op een bepaalde manier religieus zijn, op grond van een of andere methodiek iets van zichzelf maken (een zondaar, een boeteling of een heilige), maar het betekent mens-zijn” en “Als u het onvergankelijke wilt, houdt u dan aan het vergankelijke; als u het eeuwige wilt, houdt u dan aan het tijdelijke; als u God wilt, houdt u dan aan de wereld.”. Zo geloven in de geest van Bonhoeffer noemt Dekker “verlicht geloven”. Aan het eind van zijn boekje noemt hij wat volgens hem de voornaamste kenmerken zijn van een verlicht geloof. Ik laat de toelichting weg, maar noem die kenmerken: 1) Geloven is niet het aanhangen van een godsdienstig systeem; geloven is leven. 2) In het geloof gaat het niet om ons persoonlijk heil; 3) Het geloof is gericht op dit leven en op deze werkelijkheid; 4) In het geloof zullen mensen leven alsof er geen God bestaat; 5) Geloven is het doen van Gods wil; 6) In meditatie, gebed en bijbellezen kan ons duidelijk worden wat God nu van ons wil; 7) Geloven is leven in vrijheid en verantwoordelijkheid; 8) Geloven is leven voor de ander; 9) Geloven is op de toekomst gericht; 10) Geloven is positief in het leven staan. Ik kan daar alleen maar amen op zeggen, als stel ik vast: de kerk komt in deze tien kenmerken niet voor. Dat klopt, want de kerk lost niets op, zou Gerard waarschijnlijk zeggen. Ik heb de strijd nog niet opgegeven, behalve een verlicht geloof gaat het mij ook om een verlichte kerk, kortom om het “project Bonhoeffer”. In mijn bezigzijn daarmee is Gerard Dekker altijd een trouwe bondgenoot geweest. Zijn gedachtenis zij ons tot zegen.

 

Coen Constandse, Denken vanuit de ommekeer. Friedrich-Wilhelm Marquardt, theoloog in de twintigste eeuw, Gorinchem: Narratio 2017, 93 pag., € 9,00, ISBN 978 90 5263 230 8.

In 2009 promoveerde Coen Constandse op Het gebod van de hoop over eschatologie en ethiek bij F.-W. Marquardt. Op grond daarvan was hij de aangewezen om in de theologenreeks van de VTM een klein boekje over Marquardt te schrijven. Het moest natuurlijk wel een stuk eenvoudiger en dat is goed gelukt. De auteur kiest voor een strikt chronologische opzet, waarbij de onderwerpen steeds worden gekoppeld aan de in die bepaalde periode verschenen studies. Vooraf aan alles gaat Marquardts ontdekking van het Jodendom tijdens een reis met studenten naar Israël in 1959. Deze ontdekking, die tegelijk een ontmoeting met het levende Jodendom van zijn dagen is, is beslissend voor zijn verdere theologie. “Dass unser Herr Jesus Christ ein geborene Jude war”, wist Luther ook al (al verhinderde dat hem niet in zijn latere dagen al zijn gal over de Joden uit te spuwen), maar Marquardt gaat vele stappen verder en stelt vast, dat deze God (die van het christendom) de God van de Joden is, al voordat hij de god van andere mensen is en dat blijft hij ook, ook na Christus. Dat wordt dan ook Marquardts dissertatie, Die Entdeckung des Judentums für die christliche Theologie. Het is zijn ontdekking, maar als hij met die nieuwe bril op Barth leest, vindt hij ook Israël in het denken van Karl Barth (de ondertitel van het boek). Karl Barth zou met de hem zo eigen humor over deze studie zeggen, dat hij zijn hoed diep zou afnemen voor de Barth, die in dat boek ter sprake wordt gebracht. Daarna gaat het over het socialisme (Theologie und Sozialismus. Das Beispiel Karl Barths), wat hij m.i. veel meer terecht koppelt aan het denken van Karl Barth. De uitspraak ‘Karl Barth was socialist’ betekent natuurlijk, wanneer die niet polemisch bedoeld is, ook: ik ben socialist! En dat werd hem in de jaren van de koude oorlog en de RAF-terreur in Duitsland niet in dank afgenomen. Vervolgens (maar daar ga ik nu niet uitvoerig op in) worden in de volgende hoofdstukken de verschillende delen van Marquardts (7-delige) dogmatiek aan de orde gesteld. Verhelderend voor een ieder die begrijpelijkerwijs moeite heeft met de zeer uitvoerige en ‘Deutsch-gründliche’ teksten van dat werk. Als mede-redacteur van de serie ben ik apetrots op dit twaalfde (sic) deeltje in deze reeks.

Dick Boer, Theopolitische Existenz – von gestern, für heute, Berlin: Argument-Verlag 2017, 384 pag., € 27,00, ISBN 978 3 86754 108 4.

 

Een verzamelbundel met teksten van Dick Boer! De boeken van Dick (Een fantastisch verhaal, 1988, Protest tegen een verkeerde wereld 1991, Een heel andere God, 2002 en Erlösung aus der Sklaverei, 2008) zijn niet opgenomen, maar heel veel van de andere teksten wel. Vele daarvan kende ik al (omdat ze in Opstand/Ophef werden gepubliceerd of in andere bladen die ik lees, of doordat Dick ze mij mailde) maar er zitten toch ook voor mij nieuwe teksten bij. Dat geldt voor een aantal voordrachten over DDR-literatuur uit het laatste deel van het boek en voor een aantal vroege teksten uit een tijd, dat we nog niet zo bevriend waren, dat ik al zijn teksten onder ogen kreeg. Daarnaast is er het liefdevolle  “Wort zum Geleit”, dat door Rinse Reeling Brouwer werd geschreven. Maar wat dit boek in zijn soort uniek maakt, is dat Dick bij een groot aantal van zijn artikelen en voordrachten een actueel commentaar heeft geschreven, waarin hij terugblikt op de tijd waarin het geschreven is. En Dick kijkt kritisch terug, noemt bepaalde opmerkingen van toen soms ‘bedenkelijk’ en heel vaak verbaast hij zich over wat hij vroeger allemaal durfde te zeggen, te schrijven en te preken. Soms ook heeft hij – eveneens tot zijn verbazing – vast kunnen stellen ergens nog helemaal achter te staan. Toch zijn deze commentaren nergens zelfrechtvaardiging, hoewel er soms begrip wordt gevraagd voor de andere situatie waarin een tekst geschreven is. De samensteller, Thomas Klein, heeft enige tijd bij Dick gelogeerd en er uitvoerig  met hem over gesproken. Dat hij besloten heeft niet zelf commentaren bij de teksten te schrijven, maar dat aan Dick over te laten is een ongebruikelijke maar gouden greep. Al zal Dick het zelf nooit zo zeggen (daarom doe ik het), deze bundel is een (veel te late) erkenning van de grote betekenis die Dick heeft gehad voor de theologie van de moderne tijd als een christen voor en een christen in het socialisme, die altijd bereid was rekenschap te geven van de posities die hij innam. Helaas is de tijd dat dit soort boeken in Nederlandse boekhandels kwam te liggen al lang voorbij, maar ik heb het nagekeken: Je kunt het inmiddels bij bol.com bestellen, dat bespaart je de verzendkosten.

 

Karel Eykman & Margreet de Heer, Zodat het je goed gaat. Tien geboden voor nu, Utrecht: Meinema 2017, 112 pag., € 14,99. ISBN 978 90 211 70398

Het is meer dan veertig jaar geleden, dat Woord voor Woord verscheen, waarvan inmiddels vele drukken uit zijn gekomen en waarmee Karel Eykman zich een grote naam verwierf als schrijver van kinderboeken. Hij maakte deel uit van het roemruchte schrijverscollectief met o.a. Aart Staartjes en Willem Wilmink, dat de teksten schreef voor televisieproducties als de Stratemaker-op-zee-show, en heeft sindsdien een groot aantal verhalenboeken en dichtbundels voor kinderen geschreven. Vaak gebruikt hij daarbij op een geheel eigen wijze bijbelverhalen (zo herdichtte hij alle Psalmen en werd een prachtige berijming van 1 Korinthiërs 13,”Zonder liefde ben je nergens” opgenomen in het nieuwe liedboek). Eerder besprak ik in deze rubriek Jaarringen, waarin hij ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag voor elk levensjaar een gedicht had geschreven. Dit jaar verscheen deze bundel met verhalen van Karel Eykman en strips van Margreet de Heer over de Tien Woorden. Bij de presentatie in de Thomaskerk in Amsterdam was een groot deel van de theaterzaal gevuld met de hoogsteklassers van de naar hem genoemde Karel Eykmanschool uit Amstelveen. Voor hen is het boek bedoeld, voor 12 jarigen (iets ouder of iets jonger mag ook) en misschien ook voor leerkrachten en kindernevendienstbegeleiders die aan kinderen iets uit willen leggen over de bijbel. Bij elk van de tien woorden een verhaal en een strip en aan het eind nog een hele korte samenvatting van elk van de geboden in een heerlijk onvrome taal en met een feilloos gevoel voor de goede exegese. Zo begint zijn korte uitleg van het vijfde woord met: “In vroeger tijd, toen de tien geboden ontstonden, was het van levensbelang dat kinderen hun ouders in ere hielden. Waren je ouders zo oud geworden dat ze hun eigen brood  niet meer konden verdienen, dan hoorde je als kinderen voor hen te zorgen.” Dan is gelijk de juiste toon gezet, en ieder moralisme, dat jullie, kindertjes, vooral gehoorzaam moeten zijn en goed moeten luisteren naar de grote mensen, is dan op voorhand uitgesloten. Ons leerhuis in Amsterdam (Leerhuis Amsterdam Tenach en Evangelie) had de grote eer gekregen, dat Karel zijn verhalen al voor publicatie bij ons voor wilde dragen. Het boek is mooi, maar als Karel het voorleest is het nog overtuigender.

 

Walter Brueggemann, Uitverkoren volk? Bijbellezen met het oog op het Israëlisch-Palestijnse conflict, Zoetermeer: Boekencentrum 2017, 79 pag., € 9,99. ISBN 978 90 239 5177 3.

In het laatste nummer van In de Waagschaal heeft hoofdredacteur Wessel ten Boom (ooit ook hoofdredacteur van Ophef en nog steeds een zeer gewaardeerd auteur in dit blad) al min of meer de vloer aangeveegd met dit boek en zich afgevraagd of dit geen ‘Palestijnse propaganda’ is. Dat zal ik niet doen, hoewel ik begrip heb voor de meeste van Wessels argumenten. Ook als een boek vertaald wordt, blijft het een boek dat voor een ander, in dit geval Amerikaans, publiek geschreven is en binnen die context begrepen moet worden. Dat Sabeel dit boek heeft laten vertalen en uitgegeven heeft, betekent nog niet dat het daarmee is toegespitst op het Nederlandse publiek. In navolging van Mark Braverman heeft nu ook Brueggeman zich uitgesproken tegen wat wel het ‘christen-zionisme’ wordt genoemd. Dat is – dat geef ik toe – in Nederland niet revolutionair, hier is juist de kritiek op de staat Israël vrijwel gemeengoed geworden en worden groeperingen als ‘Christenen voor Israël’ als een soort ‘rechts-radicalen’ beschouwd. Maar in Amerika zijn christenen met deze opvattingen ruim vertegenwoordigd en hebben bijvoorbeeld een forse bijdrage geleverd aan de verkiezingsoverwinning van Donald Trump. Het laatste nieuws, dat Trump overweegt om de Amerikaanse ambassade te verplaatsen van Tel Aviv naar Jeruzalem en daarmee de aanspraken van de Palestijnen op (in ieder geval) Oost-Jeruzalem te bagatelliseren, maakt duidelijk hoe bedreigend deze beweging is voor de Palestijnen. Dat wij in het gemeen (Janneke Stegeman, ook Sabeel, deed dat ook al in haar proefschrift) vinden, dat je de Bijbel niet kunt gebruiken om aanspraken op land te rechtvaardigen, is waar en is naar mijn idee ook terecht. Maar ik heb de stellige indruk dat dit in Amerika wel relevant is. Dat dit ook anders zou kunnen, dat je misschien beter uit moet leggen wat ‘uitverkoren’ betekent (ik leerde dat al in het begin van mijn studie van Aschkenazy, die, toen nog verwoed roker, ons vroeg, hoe we het zouden vinden om ‘uitgekozen’ te worden om in de stromende regen een pakje sigaretten voor hem te halen) in plaats van dat begrip af te schaffen of niet op Israël toe te willen passen, daarin heeft Wessel ongetwijfeld gelijk. Maar tegelijk stel ik vast, dat het gesprek over het Israëlisch-Palestijns conflict bijna overal verstomd is. Waarschijnlijk omdat men denkt, dat het toch alleen maar op ruzie en onenigheid uitdraait. Ik weet heel goed, hoe moeilijk het was om dit gesprek te organiseren, al hadden we met wijlen Johan Snoek daarover een aantal indrukwekkende bijeenkomsten. Je hoeft alle uitganspunten van dit boekje niet te delen, om een serie gesprekken daarover aan de hand van dit boekje te organiseren. De voorgestelde gespreksvragen en ook de ‘richtlijnen voor een gesprek met wederzijds respect’ (zij het wat oubollig geformuleerd) aan het eind van dit boekje kunnen daarbij zeker van dienst zijn.

Dit bericht is geplaatst in Boekbesprekingen. Bookmark de permalink.