Preek in de Opgang op zondag 9/6/2019 (Pinksteren)

Preek in de Opgang (Amsterdam-Osdorp) op zondag 9 juni 2019 (Pinksteren)

Gelezen werd: Joël 3, Handelingen 2,1-11 en Johannes 20, 19-23

Gemeente van Christus,

Pinksterfeest, feest van de Heilige Geest, geboortefeest van de kerk. Hoeveel mooie woorden we er ook voor vinden, het blijft een moeilijk feest. Moeilijk omdat je het niet zichtbaar kunt maken, omdat je het niet tastbaar kunt maken. We grijpen naar symbolen: de duif, het vuur, de geestdrift, maar we krijgen het niet echt in onze greep. Een kindje in de kribbe, een open graf, ik zal niet zeggen dat dat gesneden koek is, maar je kunt je er een voorstelling van maken, je kunt het afbeelden, het is een verhaal. Ja maar… over Pinksteren is er toch ook een verhaal, we hebben het toch net voorgelezen, het verhaal over de uitstorting van de Heilige Geest. Dat is zo, het is een verhaal en het is het verhaal over de uitstor­ting van de Heilige Geest, maar ook degenen die het van dichtbij hebben meegemaakt, weten eigenlijk niet precies wat ze hebben meegemaakt. Het was ook geen alledaags gebeuren, het was zelfs, zegt Lucas, de schrijver van het boek Handelingen, geen aards gebeuren. Het geschiedde plotseling vanuit de hemel. Er gebeurde iets, dat is zonneklaar, maar als ze moeten beschrijven, wat er gebeurde, dan zeggen ze twee keer “als”. Er werd iets gehoord en er werd iets gezien. Er werd een geluid gehoord “als” een krachtig voortgebrachte adem en er werden tongen gezien “als” van vuur. Wat er gehoord en wat er gezien wordt dat valt niet te beschrij­ven, dat was vanuit de hemel en dat was zo anders dan alles wat wij hier op aarde kennen, dat we alleen maar kunnen zeggen, waarop het lijkt: het lijkt alsof Gods adem voelbaar is op de aarde.. en al weten ze niet hoe dat is, het is hoorbaar en zichtbaar en voelbaar. Tongen als van vuur. Tongen, dat slaat op taal, dat zou je eigenlijk moeten horen in plaats van zien. Maar als horen en zien hun vergaat, horen ze een adem en zien ze tongen. Gods adem, Gods inspiratie, Gods scheppend Woord is hoor­baar en zichtbaar aanwezig. En het verdeelt zich en zet zich op ieder van hen. Ze worden vervuld van de heilige Geest en ze worden aangeraakt door het Woord van God. De wereld is gewonnen door Woord en Geest, die twee zijn onlosmakelijk. Of er sprake is van Heilige Geest, dat zal moeten blijken uit wat we te horen krijgen. Want als ze in andere tongen beginnen te spreken, zoals de Geest ze dat geeft uit te roepen, dan moeten dat wel woorden als van God zijn. Maar wat zeggen ze dan? Wat voor taal is dat? Tongentaal, zeggen we, en in het Nederlands kunnen we dat nog wel zeggen, maar in de taal van de bijbel is dat een onmogelijke term, want het woord tong betekent ook taal. Net als in het Frans, waar ‘langue’ ook tong en taal betekent. Dat horen we als straks al die aanwezi­ge joden daar, zeggen dat ze hen horen spreken in “onze tongen” over de grote daden Gods. Ze spreken de taal van de Geest, ze spreken de taal van de Geest van God, die door de evangelist Johannes wordt aangeduid als “de geest van liefde en waarheid”. Ze spreken de taal van liefde en waarheid.

Een vriend van me schreef een hele tijd geleden een artikel over het pinksterverhaal waarin hij zei, dat die taal van de Geest, alleen maar Hebreeuws geweest kan zijn, de taal van de Schrift, de taal, waarin de Thora is gegeven. Kijk maar, zegt hij, al die joden, of ze nu in Palestina woonden en Aramees spraken of in Egypte en Klein-Azie waar de voertaal Grieks is, of in Mesopotamië, waar weer een andere taal wordt gespro­ken, ze horen ze allemaal in de taal, waarin ze geboren zijn, waar ze van huis uit in thuis zijn en omdat het vrome joodse mannen zijn uit alle volken onder de hemel is de taal waarin ze geboren zijn, die van de Heilige Schrift. Ik vind het een mooie theorie en misschien is het wel waar, maar niemand heeft er met een opname-apparaat bijgestaan, dus ik houd me liever bij wat er in het verhaal gezegd wordt: ze spreken in tongen, zoals de Geest het ze gaf uit te roepen. Het is de taal van de Geest, de taal van liefde en waarheid, de taal die herinnert aan de woor­den van Jezus, de taal die herinnert aan de Thora, aan de onderwijzing ten leven van God zelf. Het is taal die ieder verstaat en toch is het tegelijk voor de beleving van al die mensen een geweldig groot wonder, dat iedereen het verstaat. Een goed woord spreekt voor zichzelf, een woord van liefde en waarheid in welke taal ook gesproken, is een woord dat gehoord en begrepen wordt, maar tegelijk is het een groot wonder als zulke woorden gesproken worden en als zulke woorden verstaan worden, want de taal van liefde en waarheid, dat is niet de taal, waarin wij mensen in de regel met elkaar communiceren. Wij spreken heel andere talen, de taal van het eigen gelijk, de taal van de markt, de taal van de machtheb­bers. En die taal is zo als vanzelf van tweede taal tot eerste taal gewor­den, dat we bijna vergeten zijn, waarom ons de taal is geschonken: om elkaar bij te kunnen staan, om elkaar te begrijpen, om elkaar lief te hebben, om die dingen te zeggen, die een ander er bovenop helpt in plaats van hem dieper in de put te drukken.

Ooit, alweer een hele tijd geleden, heb ik zelf een dergelijke ervaring meegemaakt: aan het eind van mijn  studie, toen ik mezelf eigenlijk nog wat te jong vond om gelijk predikant te worden, kreeg ik van een fonds van de Wereldraad van Kerken ruim twee jaar een toelage om internationaal werk te doen. Frontier International heette dat programma en het uitgangspunt was, dat jonge mensen buiten hun eigen landsgrenzen zouden werken aan projecten en zo internationale ervaring op zouden doen. Eén keer in die twee jaar werden alle zo werkzame frontiers, zoals we genoemd werden uitgenodigd om naar Bossey bij Genève te komen en onderling ervaringen uit te wisselen. We waren er eigenlijk allemaal op tegen, want we vonden allemaal dat het geld beter besteed had kunnen worden aan onze projec­ten, maar onze tickets werden betaald en we kwamen: een Amerikaanse die feministische theologie gaf in Argentinië, een Ierse, die werkte met Aboriginals in Australië, iemand uit de Filippijnen, die in Nederland de vredesbeweging bestudeerde, een kleine twintig in totaal uit twintig verschillende landen. In één weekend werden we een hechte gemeen­schap, we verstonden elkaar vaak beter dan we mensen uit onze eigen kring verstonden. En dan mag u zeggen, dat het kwam omdat we allemaal wel een mondje Engels spraken en dat was ook zo. Maar de herkenning had met iets anders te maken: het gezamenlijk besef, dat we in feite allemaal, waar we ook vandaan kwamen aan dezelfde zaak van vrede en bevrijding, van de opheffing van alle tegenstellingen tussen klasse, ras of sekse, aan de zaak van Christus werkten, dat maakte, dat we elkaar verstonden. Pinksteren is het wonder van de Geest, Pinksteren is een wonder in taal. En dat grote wonder, dat mensen, waar ze ook vandaan komen elkaar werkelijk verstaan, dat is tegelijk het meest vanzelfspreken­de dat er is. Zo zijn we bedoeld van Godswege, zo zijn we geschapen, dat maakt ons tot mens, dat we met elkaar kunnen communiceren, met woorden of met kreten, als het moet met handen en voeten. Dat we uitdrukking geven aan het feit, dat we als mensen voor elkaar geboren zijn, dat een mens niet zonder medemensen kan, dat is wat de Heilige Geest in ons midden opnieuw duidelijk maakt. Het nieuwe begin van de Geest is ook de Geest van het begin, de Geest Gods, die al voor de schepping boven de wateren zweef­de. De dingen komen op hun plek terecht, we begrijpen weer, hoe ze bedoeld zijn, simpel als één plus één, maar tegelijk een onvoorstelbaar wonder als het gebeurt: als mensen zich verzoenen, als de oorlog wordt afgezworen, als de haat verdwijnt. Dat proces, waarin alle dingen worden zoals ze vanaf het begin bedoeld zijn, heet in de bijbel vervulling! De vijftigste dag wordt geheel vervuld: zeven maal zeven dagen lang hebben we elkaar vergeven en op de vijftigste dag zal het vrede zijn, het huis is geheel vervuld door die krachtige scheppen­de adem van God. Opeens weten ze waarom ze daar bij elkaar in huis zitten en dan gaan de deuren open en gaan ze naar buiten om te spreken over de liefde die in hen is. Ze worden zegt de evangelist Johannes, eropuit gestuurd. Ja, die mensen zelf worden geheel vervuld. Iemand waagt nog de schampere opmerking, dat ze misschien wel van iets heel anders vervuld zijn, dat ze vol zijn van zoete wijn, maar dat is spot. Als ze al gedronken hebben dan is dat de wijn van het koninkrijk geweest. Ze zijn vol van de heilige Geest, ze spreken geen abracadabra, maar ze spreken het Woord van God, het woord van liefde, vrede en recht, dat werkelijk letterlijk in hun eigen mond is gelegd. Beproeft de Geesten, of ze van God zijn, kijk naar de vruchten, de goede vruchten die groeien aan de Geest. Laat de Geest waaien. Kom schepper Geest daal tot ons neer. De gezindheid van Christus, de liefde voor de medemens en de wil om deze wereld te helpen worden zoals die door God bedoeld is, dat is de Heilige Geest. Tenminste, daar moet het in ieder geval op lijken. Want het blijft een wonder, een geschenk uit de hemel. Amen.

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.