Preek in De Nieuwe Stad 22/9/2019

Preek in de oecumenische dienst in De Nieuwe Stad (Amsterdam Z.O.) op zondag 22 september 2019 (vredeszondag). Gelezen werd Amos 8, 4-7 en Lucas 16, 1-17.

Gemeente van Christus,

Toen het Interkerkelijk Vredesberaad in 1966 werd opgericht zat ik op de Middelbare School in Zwolle en was nog wel erg jong, maar twee jaar later, toen in Dronten in de polder eveneens vanuit de kerken de actie X min Y werd gestart was ik er als actief en politiek bewust scholiertje bij. Vrede en sociale rechtvaardigheid hoorden bij elkaar, dat wisten we toen heel zeker. Als student en als beginnend predikant in Amsterdam heb ik alle grote vredesacties meegemaakt. Tegen de Neutronenbom in 1981, een demonstratie die ik nooit zal vergeten, omdat mijn vader (die een paar jaar daarna overleed) voor het eerst en helaas voor het laatst in zijn leven meedeed aan een demonstratie. En de nog grotere demonstratie tegen de plaatsing van kruisraketten in Den Haag in 1985. Bij de Amstelkerk, waar ik toen predikant was, kwam een bus voorrijden, die vervolgens met het grootste deel van de gemeente aan boord naar Den Haag vertrok. Pieter Glaser, die toen gemeentelid was in de Amstelkerk kan het zich wellicht nog herinneren, al weet ik werkelijk niet meer of hij er toen bij was.

Die tijden zijn voorbij. Protesten tegen  de latere oorlogen in Joego-Slavië en in Irak, trokken maar weinig deelnemers en tegen de oorlog in Syrië en Jemen wordt al helemaal niet meer geprotesteerd. Oecumenische vredesdiensten in die eerste jaren van IKV en Pax Christi vormden hoogtepunten in het kerkelijk jaar, bijna zo groot als Kerst of Pasen. Daarom was ik zo blij dat mij gevraagd werd juist deze dienst te leiden. Want er is nog steeds alle reden om in beweging te komen tegen oorlog en geweld. De moord op een Surinaamse voetballer hier in Zuid-Oost en op een advocaat in Buitenveldert (al hadden ze niets met elkaar te maken, ze gebeurden wel op dezelfde dag, afgelopen woensdag) maken duidelijk dat Amsterdam niet de stad van de vrede is. En wat we toen in die beginjaren van de vredesbeweging al wisten, dat vrede en sociale gerechtigheid alles met elkaar te maken hebben, dat geldt nog steeds. Zolang de grote verschillen tussen rijk en arm (die zo vaak samenvallen met de verschillen tussen autochtoon en allochtoon), de tegenstelling tussen de eerste en de tweederde wereld niet worden overwonnen, kan er niet werkelijk vrede zijn. Gerechtigheid is voorwaarde voor vrede. Maar hoe kunnen we daaraan werken. In de jaren zeventig wisten we het wel. We, of in ieder geval toch velen van ons, waren links en we meenden dat we met elkaar een verandering van onze samenleving, nationaal en internationaal, tot stand konden brengen.

De tijden zijn veranderd, de muur is gelukkig gevallen, de opdeling van de wereld in twee grote machtsblokken, met alle gevaren van dien, zelfs voor een atoomoorlog, is ook voorbij, maar dat er daardoor meer gerechtigheid in de wereld is gerealiseerd…. we weten wel beter. De kloof is alleen maar groter geworden en in de dertig jaar sinds de val van de muur is er geen jaar geweest, dat er niet ergens in onze wereld een gewapend conflict woedde. Er is geen partij meer te vinden, die gelooft in de mogelijkheid van een grote politieke omwenteling en als zo’n partij er zou zijn, zou die zeker nauwelijks aanhang verwerven. We leven, zo lijkt het wel, in een wereld waarin de wetten van de economie, die ons steeds aan willen zetten tot groei en vergroting van de winsten en ons dus steeds opnieuw naar een nieuwe crisis zullen voeren (ook al willen we dat het liefst zo snel mogelijk vergeten als de crisis voorbij is en het ons weer beter gaat).. het lijkt alsof die wetten allesbepalend zijn. Om het in Bijbelse termen te zeggen: we leven in een wereld waarin Mammon, de god van het geld,  regeert. En de grote vraag op deze vredeszondag is dus niet, hoe we die Mammon kunnen overwinnen, want dat kunnen we op dit moment niet, maar hoe we in die wereld van de Mammon zo kunnen leven en handelen, dat er nog zoveel mogelijk gerechtigheid, zoveel mogelijk vrede gerealiseerd wordt. Daarover gaat de gelijkenis die Pater Arul vanmorgen heeft voorgelezen.

In de bijbel van het NBG stonden vroeger boven de verschillende verhalen uit de evangeliën opschriften. Opschriften die niet in de Griekse grondtekst stonden, maar die de makers van die bijbels er bij hadden bedacht. Zoals ook de koppen uit uw krant niet van de verslaggevers komen, maar van een eigen dienst die voor pakkende koppen zorgt. Boven dit verhaal stond: De gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester. De nieuwe Bijbelvertaling, waarvan ik niet altijd een groot fan ben, heeft dat anders en volgens mij veel beter gedaan, door de beide gelijkenissen uit het zestiende hoofdstuk van Lucas, die van de onrechtvaardige rentmeester en die van de rijke man en de arme Lazarus samen te nemen en er als opschrift boven te zetten: rijkdom en gerechtigheid. Dat is veel meer to the point, want daarover gaat het: hoe je rechtvaardig om kunt gaan met rijkdom. Het zal duidelijk zijn, zoals de rijke man uit het andere verhaal het deed, de rijke man, die de arme Lazarus liet verhongeren op zijn stoep, zo moet het niet. Maar hoe dan wel?

Ook onze gelijkenis gaat over een rijke man. Een rijke man die een rentmeester, een beheerder had. Het grappige is dat de Griekse grondtekst hier voor rentmeester het woord ‘oikonomos’ had, waarin we ons woord ‘econoom’ kunnen horen. Omgaan met geld, dat is wat de econoom doet en het uitgangspunt is daarbij, dat hij dat zo goed moet doen, dat het vermogen niet vermindert maar juist vermeerdert. Welnu dat had de rentmeester niet gedaan, althans er werd klachten tegen hem ingediend. Er werd gezegd dat hij het geld van zijn heer verkwistte. Ook dat is wat ingewikkeld met de vertaling, omdat, het woord dat hier met verkwisten wordt vertaald letterlijk ‘rondstrooien’ betekent. Nu kunt u met recht zeggen, dat dat niet zoveel uitmaakt, want of je het nu rondstrooien of verkwisten noemt in beide gevallen verdwijnt het bezit van zijn heer. Maar de associatie is wel heel verschillend. Als je zegt dat hij het geld verkwist dan is hij een opmaker, een bonvivant en als je zegt dat hij ermee rondstrooit dan is hij Sinterklaas. Hoe dan ook, het is niet onopgemerkt gebleven en nu zal hij rekenschap af moeten leggen. En onze econoom kent de wetten van de economie maar al te goed, wat hij ook voor goede argumenten aan zal voeren voor zijn gedrag, het zal er mee eindigen dat hij zijn baan verliest en op straat komt te staan zonder inkomen. Wat doe je in zo’n geval? En dat in een land dat geen bijstandsuitkeringen kent! Graven, het land bewerken, dat kan hij niet, daar is hij als iemand die nooit heeft geleerd met zijn handen te werken, niet op gebouwd. En bedelen acht hij beneden zijn stand, daar zou hij zich voor schamen. Maar hij bedenkt een list. Hij laat de schuldenaars van zijn heer één voor één bij zich komen en scheldt hen allemaal een deel van hun schuld kwijt. Hij gaat dus in nog ruimere mate door, met wat hij al deed, het rondstrooien van de bezittingen van zijn heer. Hij denkt: bij zo iemand, bij wie ik in een goed blaadje sta, kan ik misschien nog eens aankloppen als ik helemaal omhoog zit. En dan volgt de grootste verrassing van de hele gelijkenis. Wij zouden verwachten dat zijn heer nu pas echt woedend zal zijn, maar het tegendeel is het geval: de heer prees de onrechtvaardige rentmeester! Maar ook dat kan ook anders gelezen worden: je kunt ook vertalen: de heer prees de rentmeester van de onrechtvaardigheid. Want de onrechtvaardigheid, die zit niet in de rentmeester, maar in het geld en het geldsysteem, waarmee hij als rentmeester, als econoom om moet gaan. Hij heeft verstandig gehandeld, vindt zijn heer, want, zo zegt hij, de kinderen van deze wereld handelen vaak verstandiger dan de kinderen van het licht.

Om te begrijpen waarom de heer, de rijke man, de eigenaar van al deze bezittingen, zijn rentmeester prijst en hem verstandig noemt, zullen we eerst – maar volgens mij had u dat al lang bedacht – ervan uit moeten gaan, dat deze rijke man, die steeds de heer wordt genoemd, ook werkelijk de Heer, de Here God is in dit verhaal. En deze God redeneert niet volgens de wetten van de Mammon en van de economie, maar volgens de wetten, zoals die in de boeken van Mozes zijn opgeschreven. In die boeken is sprake van een sabbatsjaar en een jubeljaar, waarin alle bezittingen worden herverdeeld, zodat iedereen weer even veel heeft en er eerlijke verhoudingen zijn hersteld. Als je daarvan uitgaat, dan heeft de rentmeester inderdaad niet alleen slim maar ook verstandig en wijs en in overeenstemming met de wetten van Mozes gehandeld.

Jezus leefde in de tijd van het Romeinse Rijk, in dat Rijk was bezit heilig. Een slaaf was het bezit van zijn heer en als die slaaf niet deed wat de heer van hem vroeg dan had die heer volgens het Romeinse recht het volste recht om die slaaf te doden. In de wereld waar zo over recht en bezit wordt gedacht, daar kan geen sabbatsjaar of jubeljaar meer gevierd worden. De rentmeester kan dus niet tegen de schuldenaars zeggen: het is jubeljaar, we schelden jullie alle schulden kwijt, maar hij kan wel sjoemelen en zo een klein stukje gerechtigheid in die harde Romeinse wereld realiseren. Hij is niet ondergeschikt geworden aan het systeem van de Mammon, maar hij heeft er op een slimme manier gebruik van gemaakt. Dat is, lieve mensen, ook wat ons te doen staat in deze wereld. We zijn op dit moment niet in staat om dat systeem van de Mammon af te schaffen, maar we kunnen de grenzen van die wet wel zo ver mogelijk opschuiven. We kunnen ook ons eigen geld gebruiken om de wereld een klein beetje beter te maken. Nu het geld op de bank niets meer opbrengt, zou het devies kunnen luiden: liever doneren dan beleggen. Je kunt niet God dienen en de Mammon. Je moet de Mammon gebruiken om God te dienen, de wetten van de Mammon, dat geloven wij, zullen ooit ophouden te bestaan, maar van de wet van Mozes, van de tora als onderwijzing ten leven, daarvan zal geen tittel of jota verloren gaan. Ooit zal er vrede zijn, een rechtvaardige vrede, waarin mensen met elkaar delen en samen genieten van al het goede dat onze aarde nog steeds voortbrengt. Dat is wat de bijbel “de eeuwige tenten” noemt. Daarin opgenomen worden, is het mooiste wat ons kan overkomen. Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.