Preek in de leerdienst van LATE 23/10/2022

Preek in de leerdienst van LATE in de Willem de Zwijgerkerk op zondag 23 oktober 2022. Gelezen werd: Genesis 1,1 -2,3, Jesaja 42, 5-9 en Johannes 1, 1-5.

Lieve gemeente,

Vanaf maandagavond tot dinsdagavond (want het werd avond en het werd morgen, dat is volgens de bijbel een dag) werd door het jodendom over de hele wereld Simcha Thora gevierd. In het Nederlands in de regel vertaald met Vreugde der Wet. Rabbijn de Vries, de schrijver van het grote boek over de Joodse riten en symbolen schrijft terecht, dat deze vertaling op grond van de Septuaginta die thora met nomos (wet) vertaalde, eigenlijk fout is, want de Thora is geen wetboek al staan er ook wetten in. Het is het boek van de heilige leer, de onderwijzing door de Eeuwige volgens de traditie door hemzelf aan Mozes onderwezen. Het is net als Jom Kippoer (Grote Verzoendag) van twee weken daarvoor een Joods feest, dat wij niet vieren. Pasen en Pinksteren (in het jodendom Pesach en Wekenfeest) hebben we overgenomen al hebben we de inhoud veranderd en Kerstfeest valt ongeveer gelijk met Chanoeka. Iets van de Poerimtraditie valt misschien te vergelijke met carnaval, maar Jom Kippoer en Simcha Thora doen niet mee, omdat veel christenen menen dat Jezus de wet heeft vervuld en dat die daarmee zijn betekenis heeft verloren. Over die Wet hoef je je dus niet meer te verheugen. En omdat Jezus met zijn lijden en sterven al onze zonden heeft verzoend, hoeven we ook geen grote verzoendag meer te vieren, want we hebben geen verzoening meer nodig. Toen we begonnen met dit type diensten maakten we met een aantal mensen een boekje over het leesrooster van de Thora en dat noemden we Geen tittel of jota indachtig het evangeliewoord van Jezus dat van de wet geen tittel of jota verloren zal gaan, want hij is niet gekomen om de wet af te schaffen, maar om die te vervullen. En vervullen betekent dus niet afschaffen, maar helemaal doen. Ik zou zeggen, voor ons als christenen des te meer reden om ons te verheugen over die thora, omdat die door Jezus is vervuld en daarmee aan ons duidelijk is gemaakt dat die thora te doen is. Op het feest van simcha tora leest iemand de laatste verzen van de thora uit het slot van Deuteronomium en vervolgens een ander de eerste verzen van Genesis. De eerste lezer wordt de chatan thora, de bruidegom van de thora, genoemd en de tweede de chatan beresjiet, de bruidegom van het begin. Ons oudste lid, Jan Kok, mocht vanmorgen die eervolle taak vervullen. De sabbat na simcha thora, gisteren dus, heet sabbat beresjiet en zo mogen wij dus vandaag de zondag van het begin vieren en hebben een begin gemaakt met de lezing van de Schrift. Beresjiet: In het begin. Je mag ook vertalen: in een begin. In dat woord resjiet, begin, zit in het Hebreeuws de stam opgeborgen van het woord rosj dat ‘hoofd’ betekent. Willem Barnard noemde daarom zijn boekje over Genesis: Van hoofde aan. In den beginne, in beginsel, in principe (daar zit trouwens ook het latijnse woord caput, hoofd in verborgen), want Genesis 1 is niet een historisch verhaal over hoe het allemaal begonnen is, want laten we eerlijk zijn, dat weten we niet, daar is niemand bij geweest en als hedendaagse wetenschappers met een hubble-microscoop aan kunnen tonen dat dat 13,7 miljard jaar geleden was, dan zeggen we ‘so be it’. Dat doet niets af aan dit mooie lied over de schepping (want dat is het), dat ons iets leert over hoe die wereld van godswege bedoeld is en hoe wij daar als mensen met elkaar goed op zouden kunnen leven. Want, en daarmee komen we bij een heel groot hedendaags probleem, volgens de Schrift is deze wereld gemaakt voor ons als mensen. God zet in dit verhaal alle decorstukken en alle medespelers neer, waarmee wij te maken krijgen en waarmee wij het moeten maken. De mens als kroon van de schepping. Zoals gezegd, problematisch, want dat zou betekenen dat de mens mag heersen over die schepping en daarmee zou kunnen doen wat hem of haar goeddunkt. Veel ecologen vandaag verwijten dat aan de Schrift, terwijl ik ervan overtuigd ben dat ze dat moeten wijten aan slechte uitleggers van de Schrift. De aarde is aan de mensen toevertrouwd om daarover te regeren bij de gratie Gods, dat is dat we haar zo goed mogelijk moeten verzorgen en onderhouden en verdedigen tegen alles wat haar bedreigt. De huidige bedreiging  van de aarde en haar klimaat is minstens mede aan de mens te wijten en dat moet dus ook door mensen aangepakt worden, maar een verheerlijking van de natuur alsof daarin nooit iets mis zou gaan als de mens zich er niet mee zou bemoeien en dijken bouwen en irrigeren en wat er allemaal niet gedaan kan worden om het leven op aarde menselijker en beter te maken, daar word ik ook niet vrolijk van. We hebben een taak en die zullen we naar beste vermogen waar moeten maken. In principe, in beginsel is alles er wat nodig is. We beginnen met licht, want in het donker kunnen we niet leven. Dat licht zorgt ervoor dat er verschil is tussen dag en nacht, u begrijpt: levensnoodzakelijk. Dat is de eerste dag. In dat nieuwe licht wordt het toneel gebouwd: eerst de hemel. De hemel als een grote paraplu over de aarde om het te beschermen tegen het oergeweld. Zeg me niet, dat dit natuurkundig gezien niet klopt, want daar gaat het hier niet om. Hemel als plaats waar wij na ons leven naar toe gaan, komt hier niet ter sprake. Dat is dag twee!

En dan de aarde. De aarde maakt deel uit van twee tegenstellingen: hemel en aarde en aarde en zee. Als het droge tevoorschijn wordt geroepen, wordt het aarde genoemd, maar niet een aarde die tohu, wabohu, wirwar en wanorde is en waarop niet geleefd kan worden, maar een aarde die dan ook groen moet zijn en waarop vruchten groeien. Dat is dag drie.

Het eerste wat gemaakt werd, was het licht en dat was er om onderscheid te maken tussen dag en nacht, tussen licht en duisternis, maar nu, op de vierde dag, wordt dat gepreciseerd. Dat licht dat er van nature is, zon, maan en sterren, is er niet alleen om scheiding te maken tussen dag en nacht, maar ook om de tijd in te delen. Als dit lied geschreven wordt, heeft men al weet van een maanmaand en een zonnejaar. En waarom is dat zo belangrijk, waarom kunnen we niet gewoon van de ene dag in de andere leven? Omdat er gekwalificeerde tijd, geschiedenis, nodig is en niet iedere dag hetzelfde moet zijn. Het eerste wat genoemd wordt zijn dan ook de feesttijden. Er moet sabbat zijn, dat is het eerste wekelijks terugkerende feest en er is een kalender nodig zodat we weten wanneer de andere feesten worden gevierd. Hier valt trouwens ook voor het eerst de woorden heerschappij en heersen en het is hier ‘zonneklaar’ dat deze heerschappij dienstbaarheid betekent. De zon, de maan en de sterren, ze dienen ergens toe en moeten dus niet als goden gediend en aanbeden worden. Dat is dag vier.

Op de vijfde dag komen de vogels en de vissen erbij. Het zijn levende wezens, maar laten we heel voorzichtig zeggen, van de tweede categorie. Ze zijn nog geen wezens met wie de mens samenleeft. Hier, op de vijfde dag valt ook opnieuw de uitdrukking ‘naar hun aard’: bomen, planten, vissen, vogels, dieren ze hebben hun eigen aard en ze zingen zoals ze gebekt zijn, hun instinct bepaald hoe ze leven. Ze kunnen niet anders. Mijn indruk is dat deze aanduiding vooral gebruikt wordt om al deze schepselen te onderscheiden van de mens, die immers niet simpelweg doet wat in zijn aard ligt, maar nadenkt en keuzes maakt.

En daarmee zijn we al in sneltreinvaart aangekomen bij de zesde dag. De dag waarop de mens wordt geschapen. God maakt al het gedierte, zoals hij ook de vissen en de vogels heeft gemaakt, maar de mens wordt geschapen. We noemen dit verhaal het scheppingsverhaal, maar het woord scheppen wordt maar spaarzaam en heel bewust gebruikt. Eén keer in het eerste en één keer in het laatste vers. Twee keer bij de schepping van de mens en nog één keer bij de grote zeemonsters. Leviathan, Behemoth, we weten niet zeker waar hier op gedoeld wordt, maar ze nemen een uitzonderingspositie in, waarschijnlijk omdat mensen er doodsbang van worden. Die angst wordt als het ware beteugeld door te zeggen, dat het geen monsters zijn die zomaar opkomen uit de oervloed, maar ook geschapen, ook schepselen. Voor de mens is het niet genoeg om te zeggen dat ze geschapen worden. Het moet tweemaal gezegd worden: eerst dat ze geschapen zijn naar Gods beeld en zijn gelijkenis. En in de tweede plaats dat ze mannelijk en vrouwelijk geschapen zijn. Het tekent de dubbele verhouding, waarin de mens leeft: als mens met God en als mens met medemens. God schiep hem (grammaticaal slaat dat op de mens) naar zijn beeld en gelijkenis en hij schiep hen (dat zijn er dus minstens twee, maar ik denk: dé mens, de mensheid) mannelijk en vrouwelijk. Voor de mensen zijn de granen en de vruchten, voor de dieren is er het gras en de klaver om te eten. Ik hoor een klein hoeraatje van de vegetariërs. Dat is de zesde dag.

Dat is het, het is voltooid, het is af. Op de zevende dag wordt er niet geschapen en niet gewerkt. Je houdt er even mee op. Mijn vroegere collega Ben Posthumus Meijes schreef een proefschrift over het sabbatsgebod en noemde dat: Van ophouden weten. Een mens moet van ophouden weten. Een workaholic zijn (vaak een aanbeveling bij sollicitaties) is geen deugd maar een soort ziekte. Niet kunnen stoppen, niet tot rust komen. Daarom moet die dag geheiligd, apart gezet worden. Het sabbatsgebod, zegt zelfs dat het ook niet de bedoeling is dat we dan anderen voor ons laten werken (ook uw dienstknecht en uw dienstmaagd!). Wij hebben er een zondag van gemaakt. Voor mij had dat niet gehoeven, maar dat is nu eenmaal zo. Het is de eerste dag van de week (en niet de zevende zoals hedendaagse agenda’s ons willen doen geloven), de dominica, de dag des Heren, maar die moet gevierd worden als een sabbat, als een dag waarop we even ophouden met werken om tot rust en tot onszelf te komen, te vieren dat dit mag en stil te staan bij Tenach en Evangelie. Alles begint steeds weer opnieuw, maar geen dag is hetzelfde. En alles begint met een Woord. Dat Woord, die onderwijzing, die geleefd en gedaan is, door Jezus. Johannes, de filosoof onder de evangelisten, weet dus waarmee hij moet beginnen. Hij laat het begin van zijn evangelie rijmen op het begin van Genesis. Zonder Genesis, zonder Thora, zonder Tenach kun je zijn verhaal, net als dat van de andere drie evangelisten, werkelijk niet plaatsen. Hier, in dit milieu van wet en profeten is het thuis. Zo moge het zijn en zo moge het blijven. Amen.

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.