Preek in de Nieuwendammerkerk 12/2/2023

Preek in de Nieuwendammerkerk op zondag 12 februari 2023. Gelezen werd Deuteromomium 30, 10-15 en Mattheus 5, 17-26.

Lieve gemeente,

Ook op deze zondag, waarop we de verschrikkelijke beelden van de aardbeving in Turkije maar slecht van ons netvlies krijgen, hebben we met elkaar de Schriften geopend. Niet omdat we menen daarin verklaringen te vinden voor al dit verschrikkelijks, maar wel om daardoor getroost en bemoedigd te worden en te leren hoe we in deze vaak harde wereld met elkaar kunnen leven en overeind kunnen blijven. We zijn begonnen met een aantal verzen uit het slot van Deuteronomium. Dat is het laatste van de vijf boeken van Mozes. Het volk staat op de grens van het beloofde land. Mozes weet dat zijn einde nadert en dat hij niet met hen mee zal kunnen gaan, om ze daar met raad en daad terzijde te staan. Nog één keer wil hij aan hen duidelijk maken waar het hem steeds om gegaan is, of beter gezegd: waar het de Eeuwige steeds om ging en wat hij hen op basis van wat hij van God had gehoord mocht proberen bij te brengen. Het ging niet om een lesje over ‘hoe hoort het’ en wat zou je misschien zus of zo kunnen doen, nee het gaat om leven en dood, om zegen of vloek. En hij wil ze met alles wat in hem is op het hart drukken: Kies voor het leven, dat is een leven in overeenstemming met die goddelijke onderwijzing ten leven, die de Thora, dat betekent ‘onderwijzing’, wordt genoemd.

Het is in onze reformatorische traditie gewoonte geworden om die Thora aan te duiden als de Wet en uit die wet kennen wij onze zonden, zegt de Heidelbergse catechismus. Natuurlijk staan er wetsregels in de vijf boeken van Mozes, maar met die aanduiding doen we de Thora toch te kort. Die is niet primair gegeven dat we daaruit weten wat we fout doen, maar is gegeven opdat we zullen leren hoe we met elkaar goed kunnen leven. Je kunt zeggen, dat dat toch bijna hetzelfde is, maar je bekijkt de zaak op deze manier van een andere kant. Op die manier vormen Wet (Thora) en Evangelie, Eerste en Tweede Testament geen tegenstelling meer, maar komen in elkaars verlengde te liggen: Mozes en Jezus willen precies hetzelfde, dat het ons goed gaat. Beiden gaan ze uit van dezelfde goddelijke openbaring op de Sinaï: ook de boeken van Mozes bevatten goede boodschap en ook het evangelie bevat onderwijzing ten leven. Alsof hij bang is voor het misverstand, dat hij iets anders zou leren dan Mozes, zegt Jezus in ons evangeliegedeelte nadrukkelijk: Denk niet dat ik gekomen ben om de Wet en de profeten te ontbinden. Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Dat lijkt glashelder, maar het probleem zit in dat woordje vervullen. Eeuwenlang is er geleerd, dat Jezus de wet heeft vervuld en dat daarmee het Eerste Testament en de Thora van Mozes, oude Testament is geworden. Het boek van het oude verbond van God met Israël. Maar met Jezus komt het nieuwe verbond, het verbond van God met alle christenen en daarmee heeft – in ieder geval voor ons, dat eerste verbond, dat oude testament toch min of meer afgedaan. En zo ontstond een theologie, die precies het tegenovergestelde is van wat ons in dit Bijbelgedeelte geleerd wordt door Jezus, namelijk dat van de Wet en de Profeten, het Eerste Testament dus, geen tittel of jota verloren zal gaan, een tittel is een klein horizontaal streepje in de Hebreeuwse tekst en een jota, onze ‘i’ is de kleinste letter van het Hebreeuwse alfabet, wij zouden zeggen: geen punt of komma, alles blijft gelden. Ja natuurlijk. Wij leven in een andere tijd en in andere omstandigheden, de wet blijft gelden, maar die moet wel uitgelegd en begrepen worden in onze tijd. Dat moet altijd in iedere tijd gebeuren. Dat gebeurt natuurlijk altijd met alle teksten van vroeger, ze moeten steeds opnieuw geïnterpreteerd worden. Abraham Kuyper, de grondlegger van het gereformeerde neocalvinisme dacht daar anders over: hij schreef vier dikke boeken over de drie artikelen van eenheid en stelde daarover vast, ik citeer letterlijk: deze leer moet onveranderd gehandhaafd worden tot de wederkomst van Christus. Dat schreef hij niet over de Thora of over de Bergrede, maar over de eigen gereformeerde artikelen, waartoe ook de schandalige verkettering van Remonstranten en alles en iedereen die het niet met hem eens waren hoorde. Dat kan natuurlijk niet en dat bedoelt Jezus ook niet als hij zegt dat van de Wet en de profeten geen tittel of jota verloren zal gaan. De tekst moet inderdaad correct en precies bewaard worden, maar hij moet wel steeds in de eigen tijd en eigentijds uitgelegd worden. En dat is dus ook precies wat Jezus in de Bergrede doet. Hij legt de Thora uit in situatie, waarin hij zich met zijn leerlingen bevindt. Nadat hij nadrukkelijk heeft vastgesteld dat zelfs het kleinste onderdeel van de wet overeind gehouden moet worden en dat alleen wie ze zo onderwijst groot zal worden genoemd in het koninkrijk der hemelen, begint hij wel degelijk te interpreteren. Interpreteren, dat is dus wat je doet in een preek, zoals ook de Bergrede een soort preek is, en interpreteren betekent voor mij: de tekst grondig bestuderen en je dan afvragen wat dat in onze tijd zou kunnen betekenen. Dat betekent dat je altijd oog moet hebben niet alleen voor het stukje concrete tekst dat je uit wilt leggen, maar ook voor het grote geheel. Waar gaat het om in de Thora? Het gaat om de gerechtigheid, de gerechtigheid en het recht, dat nodig is om met elkaar in vrede te kunnen leven. Zonder regels, zonder wetten gaat dat niet. Die gerechtigheid moet met de komst van Jezus niet onder tafel geveegd worden, nee, zo zegt Jezus, die moet overvloediger worden. Juist omdat we geen letterknechten en geen fundamentalisten zijn, is voor ons elke letter van de Schrift van het grootste belang, we willen daar geen punt of komma van weglaten, want we willen precies weten, hoe we die Schrift moeten begrijpen, wat ermee bedoeld is, want alleen dan kunnen we die Schrift doen, uit die Schrift leven, niet door ons aan de letter van de wet te houden, maar door ons aan de bedoeling van de wet te houden en ons dus steeds opnieuw afvragen, wat die wet in onze tijd zou kunnen betekenen. Wat vraagt God van ons, hier en nu. De Duitsers hebben daar een mooie uitdrukking voor: Das Gebot der Stunde, het gebod dat nu, op dit moment voor ons zou moeten gelden. En vergis je niet, het komt erop aan wat je wel of niet doet. In het gebied, waar nu die verschrikkelijke aardbevingen zijn geweest, heerste ook voor die tijd al grote armoede en er woonden veel mensen, veel arme mensen, dus moest er veel gebouwd worden en zo goedkoop mogelijk gebouwd worden. Er waren na eerdere aardbevingen in 1999 wel wetten aangenomen, waarin werd vastgelegd, waaraan huizen die gebouwd werden in een gebied dat aardbevingsgevoelig was moesten voldoen, maar als de architecten en aannemers zich daaraan hielden, kostte dat meer tijd en meer geld, dus werd er de hand mee gelicht en de overheid stond dat oogluikend toe, want ze wilden vol trots kunnen vertellen hoeveel nieuwe huizen er waren bijgebouwd. Juist relatief nieuwe huizen stortten in bij de aardbevingen van maandag. Soms zijn wetten er voor je bestwil en je er niet aan houden kan grote gevolgen hebben. Dat geldt zeker voor de wet van Mozes. De wet moet gedaan worden, de wet vervullen, dat is die wet ten einde toe doen, zelfs als het je leven kost. Zo heeft Jezus de wet vervuld, hij heeft die gedaan en daarmee laten zien dat die wet gedaan kan worden, dat een leven in vrede en vriendschap mogelijk is. Oorlog is geen natuurramp, oorlog is zonde, is een grove overtreding van de goddelijke wet die gerechtigheid voorschrijft.

De wet ten einde toe doen, dat is die wet niet zien als een minimum (als ik me daar maar aan houdt dan is het wel goed) maar het maximum zoeken. Dat is wat Jezus doet met zijn interpretatie van de wet: Jullie hebben gehoord dat tegen de ouden is gezegd: Gij zult niet doden, maar ik zeg jullie … En wat hij dan zegt, zou je kunnen vertalen met: als je je naaste niet doodslaat, maar wel zijn leven met allerlei rotstreken en pesterijen onmogelijk maakt, dan heb je niets van die wet begrepen. Respect is het minimum, liefde voor je naaste is het maximum en daar gaat het om. En Jezus gaat nog een stap verder. De Thora, dat gaat niet alleen over, hoe we met onze medemensen omgaan, maar ook over onze verhouding met God. Stel je komt naar de tempel om je gave te brengen, laat ik het maar naar nu vertalen: Stel je komt naar de kerk om God te loven en tot hem te bidden, maar je bedenkt je dan dat er iemand is, die wat tegen je heeft, dan moet je je eerst verzoenen met die ander. Let wel: wie schuld is aan het conflict, doet niet ter zake, wees de minste. Ook dat is zoeken naar het maximum. Dat is waar het in de Bergrede om gaat: het maximum, dat is het koninkrijk en zijn gerechtigheid. Dat moet eerst gezocht worden, de rest dat wordt je geschonken. Is dat maximum een te hoge moraal, worden hier geen eisen gesteld waar we ons nooit aan kunnen houden? Misschien is dat de verkeerde vraag. Misschien moet je je afvragen of we wel werkelijk gemeente van Christus kunnen zijn als we niet bereid zijn deze weg te gaan. Natuurlijk de tijden zijn veranderd. De gemeente waarover het evangelie spreekt, is een vervolgde gemeente. Als zij de onderlinge solidariteit, de liefde voor elkaar niet overeind houdt, gaat ze er onderdoor. Als ze niet toegeeflijk is ten opzichte van de tegenstander, wordt ze afgemaakt. Wij zijn  geen vervolgde gemeente, maar als het een flauwe boel wordt, als het nergens meer overgaat, als niet duidelijk wordt dat het in het geloof steeds gaat over concrete keuzes, wat doe je wel en wat doe je niet, dan wordt het zouteloos, dan dooft het licht. Ook een gemeente die niet vervolgd wordt, ook een gemeente in onze tijd gaat ten onder, als ze de bezieling  van de Bergrede, als ze de vlam van de onderlinge liefde, als ze de uitstraling naar buiten toe verliest. Ik zal niet zeggen, dat de gigantische terugloop in onze kerken – in de veertig jaar dat ik voorga in Amsterdam, hebben we  veel meer dan de helft van onze leden en onze kerkgangers verloren – daar alleen aan te danken is, maar ik heb wel de stellige indruk, dat het feit, dat onze PKN zonder dat expliciet uit te spreken, toch stilzwijgend akkoord is gegaan met het liberale uitgangspunt van onze tijd, dat ieder zelf maar moet weten wat hij of zij gelooft, als het maar geloof voor achter de voordeur is. Dat is volgens mij de dood in de pot. We moeten ons geloof niet onder de korenmaat stellen. Ik bedoel niet dat we als de Jehova’s getuigen overal moeten aanbellen en verkondigen, maar dat we ons weer richten op wat ooit werd genoemd: praktisch christendom, dat is in de praktijk van alle dag duidelijk maken wat geloven betekent. Keuzes maken, kiezen voor het leven, dat is voor de gerechtigheid en het Koninkrijk. Zo moge het zijn. Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.