Preek in de Parklaankerk te Driebergen 30/4/2023

Preek in de Parklaankerk in Driebergen op zondag 30 april 2023 (Jubilate)

Gelezen werd Nehemia 9, 6-15 en Johannes 10, 1-10

Beste mensen,

Laat ik beginnen met een kleine anekdote. Het was vijfentwintig jaar geleden en we stonden met onze beide dochters, toen dertien en zes jaar oud, op een grote familiecamping op Texel. De jongste raakte bevriend met een jongetje uit de buurtent en na een paar dagen, waarin ze veel samen gespeeld hadden, vroeg ze of ze met haar vriendje mee mocht naar de grote tent bij de ingang van de camping. We vonden het goed al hadden we geloof ik niet helemaal begrepen, dat die grote tent een evangelisatietent was, waarbij de ouders van haar vriendje betrokken waren. Hoe dan ook, het mocht en ze kwam enthousiast terug. Toen we haar vroegen wat daar gedaan werd, zei ze dat er gezongen en gebeden werd en verhalen verteld, op zich niet vreemd voor een domineesdochter, en, zei ze, o ja en Jezus was aan de deur. Jezus was aan de deur? Wat zeg je nou, dat is raar. Waarop onze Annelies zei: Nou ja, ze zeiden eigenlijk: Jezus was de deur, maar dat is nog veel gekker. Ja, leg dat maar eens uit aan een meisje van zes. En laten we eerlijk zijn, niet alleen voor een meisje van zes, maar ook voor ons moeilijk te begrijpen. We horen vanmorgen dat ook de leerlingen de gelijkenis niet gelijk begrepen, daarom moest Jezus het nog nader aan hen uitleggen. Voor ons heeft de onduidelijkheid waarschijnlijk met de beelden te maken. De statenvertalers van de zeventiende eeuw hebben misschien wel aan Texel gedacht en de manier waarop de beroemde Texelse schapen werden gehouden en vertaalden het woord ‘aulè’ met schaapskooi. Op zich niet zo vreemd, want de grondbetekenis van dat aulè is een ligplaats voor vee, wat later ook het woord voor hof of binnenhof van is gemaakt. Zo wordt datzelfde woord gebruikt in het verhaal over de verloochening van Petrus, die plaats vindt in de aulè, de binnenhof van de hogepriester. Dus dat is hier naar alle waarschijnlijkheid niet een kooi met een dak geweest, maar een ruimte met een omheining van gestapelde stenen waarin een opening was uitgespaard. Als alle schapen binnen waren, dan kon de herder in die opening gaan liggen, zodat niemand ongemerkt de hof binnen kon komen. Was hij er niet, dan kon er iemand op wacht staan. In die zin kan Jezus als de goede herder deze beeldspraak gebruiken en zeggen: ik ben de deur van de schapen. Maar er wordt gezegd: ‘Deze gelijkenis sprak Jezus tot hen’. Het is dus een gelijkenis. En bij een gelijkenis moet je je altijd afvragen, waar gaat dit over, waar verwijst dit naar. Ik denk dat daarvoor een vuistregel gebruikt kan worden en dat is, dat alle gelijkenissen in de evangeliën gaan over het Koninkrijk van God. Dat woord is trouwens wat verwarrend, omdat in onze kerkelijke traditie dat koninkrijk van God een synoniem is geworden voor de hemel of het hiernamaals. Het Griekse woord ‘basileia’, de vertaling van het Hebreeuwse woord ‘malkut’ betekent koninkrijk of koningschap, de situatie of de plaats waar God koning is, dat is waar geleefd wordt volgens het woord van God en ieder mens in vrede kan leven. Dat de schapen hier staan voor de mensen, lijkt vanzelfsprekend. Het volk dat dwaalt omdat het geen herder heeft, is een vaker in de Schrift gebruikte uitdrukking. De aulè, de hof van de schapen is dan het koninkrijk, waar je alleen door de deur, door de opening naar binnen kunt gaan. Jezus is de toegang tot dat koninkrijk. Wie op slinkse wijze binnen wil komen, doet dat uit eigenbelang, om er beter van te worden. Dieven en rovers, die komen om te stelen, te slachten en verloren te laten gaan. Voor al dat laatste woord ‘verloren laten gaan’ valt op, omdat je dat niet zo gemakkelijk verbindt met die schapen in hun hof, maar wordt van Jezus niet gezegd, dat hij zoekt wat verloren dreigt te gaan. Met ‘allen die voor mij gekomen zijn’ worden natuurlijk niet de profeten van Israël bedoeld, maar de valse messiassen, die zich hebben gemeld en nog zullen melden, die daarmee een financieel of een religieus of politiek doel dienen. De vergelijking met wereldleiders als Trump of Poetin ligt voor de hand. Zij verkondigen hun evangelie van het nationaal belang en de eigen veiligheid, maar leven op kosten van de bevolking in een onwaarschijnlijke rijkdom. Het is van alle tijden. Het zijn geen herders, maar verleiders, inderdaad dieven en rovers, die je willen betoveren met hun levensgevaarlijke ideeën en avonturen.

Ik kom nog even terug op de anekdote waarmee ik begon, want het is natuurlijk niet toevallig dat vooral evangelicalen heel gek zijn op het verhaal over Jezus als de Goede Herder. Alleen door hem komen we in de hemel, willen ze ons vertellen en oppervlakkig gelezen lijkt de tekst hen gelijk te geven. Maar klopt dat wel. Het beeld van de herder is een bekend beeld uit Tenach, het eerste testament. Is Psalm 23, de Heer is mijn herder, niet de bekendste van alle psalmen en wordt niet op allerlei plaatsen God als een herder aangeduid. Ook David wordt geschilderd als een herder. David, de ideale koning van Israël, dat is een koning die werkelijk regeert bij de gratie Gods, niet zoals latere vorsten, die meenden dat dit betekende dat ze konden doen wat ze wilden, maar door en met de genade van God, rechtvaardig en genadig als God zelf en zo een werkelijke herder van zijn volk. In hetzelfde hoofdstuk van Johannes, waaruit we gelezen hebben, zal Jezus verderop zeggen, ik ben de goede herder. Dat is niet, ik zet mijzelf in de plaats van God, nu moet alles via mij lopen, Jezus als een tweede of voor evangelicalen vaak de enige God, maar hij vereenzelvigt zichzelf daarmee met de Eeuwige. De Vader en ik zijn één, dat wil niet per se zeggen ik ben ook God, maar ik voeg mij naar de wil van God, ik leef volgens Tora en profeten en zo vervul ik de wet, dat wil zeggen ik doe die wet en maak zo duidelijk dat het mogelijk is om die wet te doen en zo een stapje dichter bij dat koningschap van God te komen. Jezus doet wat volgens de profeet Nehemia God door de eeuwen heeft gedaan: hij redt zijn volk, hij redt de mensheid. Het is een prachtige lofzang over God als de bevrijder die we bij Nehemia hebben gehoord. Een grote jubelzang, gekozen voor deze zondag jubilate, maar ook een beetje tricky, omdat er een stuk tekst, in dit geval 9, 6-15 uit zijn samenhang wordt gelicht, want direct na deze lofzang op het bevrijdende handelen van God volgt de keiharde vaststelling van Nehemia, maar jullie, jullie hebben steeds opnieuw het verbond gebroken. En toch laat God ze niet vallen, ook dan, ook als ze van het padje gaan, blijft hij hun herder, zoekt ze op en probeert ze terug te brengen op het rechte pad.

Tenslotte moet ik nog wat zeggen over die insluipers, die dieven en moordenaars, want daarin zit de politieke strekking van de gelijkenis. Wie zijn de insluipers, de dieven en rovers: laten we het rijtje eens langslopen. In de eerste plaats zijn het de Romeinen, die Israël net als de rest van de toen bekende wereld hebben veroverd en de bevolking schatplichtig gemaakt. In de tweede plaats zijn het de leiders van het volk zelf, koning Herodes en de hogepriesters voorop, die heulen met de vijand. Ook dat is geen nieuwe vaststelling. De profeet Ezechiël waarschuwt al tegen de leiders van Israël, die het volk door hun optreden uitleveren aan de Babyloniërs. Hij profeteert tegen de valse herders:

Mensenzoon, profeteer over de herders van Israël en zeg tot hen, tot de herders: zo zegt de eeuwige: wee de herders van Israël die herders voor zichzelf zijn geworden. Zijn het niet de schapen waarvoor ze herder zijn? Het vet eten jullie op, met de wol kleden jullie je en het gemeste slachten jullie, maar de schapen weiden jullie niet… ze raken verstrooid, zo zonder herder. Zij worden eetwaar voor al wat in het wild leeft op het veld en raken verstrooid.

Tenslotte zijn het de leiders van de zeloten, degenen die de opstand tegen de Romeinen propageren. Het woord dat wij hier met ‘rovers’ hebben vertaald, wordt vaak voor de zeloten gebruikt. Over Barabbas wordt gezegd dat hij zo’n leistes, zo’n rover was. In hun politiek fanatisme offeren ze de bevolking op. Hun kansloze opstand zal in het jaar 70 tot de vernietiging van de tempel en heel Jeruzalem leiden. Ik denk dat het met het oog hierop is, dat Paulus in zijn brief aan de Romeinen oproept om gehoorzaam te zijn aan de overheid en dat de overheid het zwaard niet tevergeefs draagt. Weet wat je doet. Kom jij met stokken, dan komen zij met zwaarden. Gooi jij met stenen dan sturen zij kogels.

Honderdduizenden doden, aan beide kanten, zijn inmiddels gevallen in de oorlog die Poetin begonnen is tegen Oekraïne. En het enige wat wij doen is steeds meer wapens sturen en de illusie in stand houden dat Oekraïne deze oorlog kan winnen, terwijl we ergens wel weten, dat Oekraïne in het beste geval niet verliest, maar winnen van een leger dat in het uiterste geval ook over kernwapens beschikt, dat zit er niet in. En Amerika kan wel dreigen met een gigantische vergelding, maar dan is de halve Oekraïne al weggeblazen. Zouden we niet beter aandringen op onderhandelingen en zoeken naar een mogelijkheid om het conflict zo snel mogelijk te beëindigen, omdat er anders straks alleen maar verliezers over zijn? Wat is herderschap? Wat is werkelijk leiderschap in deze onmogelijke situaties. Dat is een belangrijke vraag in een tijd waarin het verlangen naar een sterke leider steeds weer opkomt. Het is wat mij betreft ook een theologische vraag, die in de kerk terecht aan de orde komt. Maar liefst vier bijbelboeken, 1 en 2 Samuël en 1 en 2 Koningen, zijn geheel gewijd aan deze vraag. Het begint met een waarschuwing. Je vraagt om een koning, een leider, maar je neemt daarmee een geweldig risico, hij sleept je zoons mee in een oorlog en je dochters voor zijn harem. Het volk wil toch. De eerste is wat je je bij een leider voorstelt. Saul, groot en indrukwekkend, een kop groter dan het hele volk, maar hij blijkt het niet te zijn. Hij handelt eigenmachtig en wordt verworpen. De tweede is een herdersjongen. Zijn grote en sterke broers, die eruit zien als Saul zijn het niet, maar wel de jongste en de kleinste, hij, David, zal een herder zijn voor zijn volk. De ware leider, is als een deur, een bescherming voor de mensen. Hij heeft oog voor het kleinste en het zwakste. Hij is niet uit op eigen gewin, maar op het geluk van zijn onderdanen. Wat mij betreft, is dat een democratisch gekozen leider, al weet ik heel goed, dat een groot deel van de dictators in deze wereld door een verkiezing aan de macht zijn gekomen. En Jezus is als deur van de schapen wel een voorbeeld, maar het is niet aan de deur, we zullen hem of haar zelf moeten zoeken, de rechtvaardige leider, de goede herder, een goed mens. En met Bertolt Brecht in Der gute Mensch von Sezuan, blijf ik erin geloven. Hij of zij moet er zijn. Es muss, es muss, es muss. Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.