Preek in de Paaskerk te Amstelveen 11/6/2023

Preek in de Paaskerk te Amstelveen op zondag 11 juni 2023. Gelezen werd Jesaja 57, 14-19 en Mattheus 9, 9-13.

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Van de Amerikaanse filmregisseur Stanley Kubrick was bekend dat hij zichzelf graag een klein rolletje in zijn eigen films toebedeelde en van Rembrandt van Rijn weten we dat we niet verbaasd moeten zijn, wanneer we hem zelf in een groot tafereel op de achtergrond zien staan op zijn eigen schilderijen. Zo lijkt ook de evangelist Mattheüs zichzelf een klein rolletje toebedeeld te hebben in zijn eigen evangelie. Of dit betekent, dat degene die hier wordt beschreven als Mattheüs, de tollenaar, ook de schrijver van dit evangelie is, is helemaal niet zeker, is eigenlijk zelfs zeer twijfelachtig. Waarschijnlijker is dat de schrijver van het evangelie (of die werkelijk Mattheüs heette, weten we helemaal niet) zijn evangelie op de naam heeft gezet, van deze discipel en die heeft vereenzelvigd met de tollenaar uit deze geschiedenis, die bij Marcus en Lucas Levi heet en niet Mattheüs. Dit verschijnsel komt vaker voor. De schrijver van het Johannes-evangelie bijvoorbeeld heeft zijn evangelie zeker niet voor het jaar negentig geschreven en is met zekerheid niet dezelfde als de leerling, die Johannes heet, maar ook hij heeft zich geïdentificeerd met één van de leerlingen. Maar er is een verschil! Een gigantisch verschil: Johannes identificeert zichzelf met de discipel, die hij – en hij is de enige evangelist, die dat doet – keer op keer aanduidt als: ‘de leerling, die Jezus liefhad’, terwijl Mattheüs zichzelf neerzet als ‘Mattheüs, de tollenaar’. Johannes schrijft het evangelie van de liefde: ‘Dit is mijn gebod, dat jullie elkaar liefhebben’, lezen we daar keer op keer. Mattheüs schrijft het evangelie van het koninkrijk. En dat koninkrijk is het rijk van God, waar armen en verdrukten, hoeren, zondaars en tollenaars, voorop mogen gaan. De andere evangelisten beschrijven Mattheüs niet als tollenaar, dat kan zijn omdat de apostel Mattheüs helemaal geen tollenaar was, maar ook omdat zij hem willen ontzien, het liever stilhouden, dat er ook een tollenaar in hun midden is. Jezus ziet hem bij het tolhuis zitten en zegt: volg mij! En terstond staat Mattheüs op en volgt hem. Het verhaal is precies gelijkluidend aan de eerdere roepingsverhalen, het zou daar gewoon neergezet kunnen zijn, maar het staat hier apart. En dat is vanwege het verhaal dat erop volgt. De roepingsgeschiedenis is aanleiding voor het verhaal over rechtvaardigen en zondaren. Kijk, dat Jezus een zondaar roept, dat is niet zo bijzonder. U hoeft er maar een willekeurig liedboek (Johannes de Heer of ons liedboek) op na te slaan. Het roepen en aannemen van zondaars is om het maar eens hedendaags te zeggen: Jezus’ core-bussiness. In evangelicale kringen hoort dan ook standaard bij een bekeringsverhaal een uitvoerige uiteenzetting over hoe groot zondaar de bekeerling voor die tijd wel niet was. Want hoe groter de zondaar, hoe indrukwekkender de bekering. En met dit soort verhalen wordt een bepaalde interpretatie aan de verhalen over zondaars gegeven. Kijk, je hebt twee kampen, lijkt de gedachte: dat van de rechtvaardige, vrome mensen en dat van de ongelovige zondaars en het gaat erom om mensen uit dat andere – verkeerde – kamp te redden en ze over te brengen naar het goede kamp, het onze natuurlijk. Daarom de roeping van de zondige tollenaar Mattheüs, daar kan niemand bezwaar tegen aantekenen, dat is in alle opzichten een goed werk. Maar wat daarna gebeurt dat Jezus aanzit in het huis van de tollenaar en dat hij daar bovendien samen aanzit met allerlei ongeregeld volk, dat kennelijk nog steeds bij de bekeerde tollenaar over de vloer komt, dat kan natuurlijk niet, want daarmee wordt niet door de bekering een zondaar gered en overgebracht naar het goede kamp, maar daar wordt het hele denken over de opdeling van de wereld in twee kampen ter discussie gesteld. Waarom eet jullie meester met zondaren en tollenaars? Eten doe je met vrienden, waar je mee omgaat wordt je mee besmet, luidt het spreekwoord. Zondaars bekeren, prima, maar omgaan met zondaren, dat is een ander verhaal! De vraag is overigens niet tot Jezus gericht, maar hij hoort het en geeft antwoord: gezonden hebben geen dokter nodig, maar zieken. In eerste instantie lijkt hij aan te sluiten bij het gedachtegoed en de wijze van spreken van de vraagstellers. Hij heeft het over zieken en gezonden en in de samenhang is dus duidelijk, dat de zondaren als ziek beschouwd worden en de rechtvaardigen als gezond. Maar dan volgt er een tweede antwoord, een veel spannender antwoord: ‘Gaat heen en leert, wat het betekent: Barmhartigheid wil ik en geen offerande’. ‘Gaat heen en leert’ is een klassieke rabbijnen-uitspraak, zoals we die in de Talmoed heel vaak aantreffen. Het is jammer dat de NBV dat weg heeft vertaald en ervan heeft gemaakt: ‘Overdenk eens goed’. De strekking van de joodse uitspraak is, dat je een concrete situatie moet proberen in het licht te zien van de overgeleverde schrift en de wijsheid van de rabbijn schuilt daarin dat hij de juiste tekst aanreikt ter overdenking. Mattheüs kritiseert in zijn evangelie de opstelling van de Farizeeën. Dat doet hij ook hier, want zij zijn degenen die deze verkeerde vraag aan de leerlingen stelden. Maar tegelijkertijd kan er bij Mattheüs geen twijfel over bestaan, dat Jezus rondtrekt als een Schriftgeleerde met leerlingen en dat we op grond daarvan ons ook Mattheüs voor moeten stellen als Schriftgeleerde. Voor Mattheüs is Jezus vooral de Bergredenaar, degene die zonder ook maar een tittel of jota af te willen doen van Mozes en de profeten, een nieuwe bevrijdende interpretatie geeft van de thora. Gaat heen en leert, wat het betekent: barmhartigheid wil ik en geen offerande. Wat zou dat in dit verband kunnen betekenen? Laten we het samen proberen. De offercultus hangt samen met de tempel. Er zijn in de Joodse traditie allerlei situaties – in het boek Leviticus nauwkeurig omschreven – waarin het mensen wordt voorgeschreven om een bepaald offer te brengen. Voor zo’n offer moet je naar de tempel en om naar de tempel te mogen gaan en een offer te mogen brengen, dien je rein te zijn. En rein ben je door je niet bezig te houden met onreine zaken en – zo hadden de farizeeën vastgesteld – je dus ook niet af te geven, met mensen die zich bezig hielden met onreine zaken. Iedereen – of je nu zeloot, of farizeeër of Sadduceeër of wat dan ook was in die dagen – moest op de een of andere manier voor zichzelf bedenken, hoe hij of zij moest leven in de dubbelheid van de Joodse religie en de Romeinse overheid. Zo hadden ze speciale muntjes die je alleen in het tempelgebied kon gebruiken, zodat de daar aanwezige priesters en levieten niet verontreinigd werden door het gebruik van Romeinse munten. Maar, om het maar simpel te zeggen: iemand moet het smerige werk opknappen. Iemand moet bijvoorbeeld voor de Romeinen de belasting innen. En de hypocrisie zit er dan natuurlijk in, dat de keurige vrome burgers zichzelf niet verontreinigen en tegelijk neerkijken op diegenen die zich verontreinigen en er daardoor voor zorgen dat die vrome burgers zich niet hoeven te verontreinigen. En natuurlijk, het feit dat er op hen neer wordt gekeken, dat niemand meer met ze om wil gaan, zal er zeker ook toe bij hebben gedragen, dat deze tollenaars het vervolgens ook niet zo nauw namen met mijn en dijn. Zo ontstaat een tweedeling van rein en onrein, die door de farizeeën wordt vereenzelvigd met rechtvaardig en zondig. En zo sluit de noodzaak van reinheid voor de offercultus uit dat je mededogend en barmhartig bent voor deze tot zonde gedreven medemens. In die context verwijst Jezus naar een tekst uit de profeet Hosea. De profeet, die van Godswege de opdracht kreeg om een hoer tot vrouw te nemen, om juist zo deze dubbele moraal, deze scheiding tussen rein en onrein aan de kaak te stellen, want wie is vrij van zonde, wie kan er met recht beweren, dat hij geen heelmeester nodig heeft? In de jaren zeventig, toen ik studeerde, gingen we regelmatig met ons studentendispuut voor een weekje studeren naar het trappistenklooster in Achel op de Nederlands-Belgische grens bij Valkenswaard. En natuurlijk – het waren de jaren zeventig, waarin we dachten dat alles kon – zongen we vrolijk mee in het koor met de monniken en namen ook deel aan hun vieringen. Na een tweede keer, werd ons door de leiding van het klooster meegedeeld, dat ze een brief van de bisschop van Hasselt hadden gekregen, waarin hier vragen over werden gesteld. We mochten nog wel deelnemen aan de eucharistie (dat zal nu zeker niet meer het geval zijn) maar alleen, wanneer we van mening waren, dat de hostie meer was dan enkel symbool en dat we ons vrij wisten van grote zondes. Over dat eerste konden we misschien nog wel heenstappen, maar dat tweede – hoe braaf of niet braaf we ook waren – dat ging niet, want welke protestant zou van zichzelf zeggen, dat ie geen zondaar is. Barmhartigheid wil ik en geen offerande. Als dat de keuze is, dan moet de barmhartigheid vooropgaan. Dan moeten we ons durven afgeven, durven verontreinigen met die grote boze buitenwereld, niet primair omdat we ze willen redden en overbrengen naar het kamp van de goeien, maar omdat we onszelf evenzeer zondaar weten en als we rechtvaardig zijn, dan toch met Luther een gerechtvaardigde zondaar. Jezus is niet gekomen om rechtvaardigen te roepen maar zondaars. Willen we eigenlijk wel geroepen worden of hebben we liever dat ons veilige wereldje intact blijft. Het veilige wereldje van hìer en dáár (hier het vrome kerkvolk, daar de goddeloze massa), van de christenen als de ware gelovigen en alle anderen als potentiële bekeerlingen. Ik schep de vrucht van de lippen: vrede. Vrede voor degenen die ver zijn en die dichtbij zijn, zegt de Heer, want ik zal ze genezen. Als God de heelmeester is die allen wil genezen, als hij een God van vergeving is, hoe zouden wij ons dan durven verheffen boven anderen. Gaat heen en leert! Dat is steeds opnieuw wat ons te doen staat, proberen de Schrift te begrijpen in de context van onze concrete situaties, de wereld waarin we leven. Een wereld vol van zonde en geweld en misdaad proberen te begrijpen in de context van het Bijbelse getuigenis. Gaat heen en leert! Er is nog veel te leren, een leven lang. Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.