Preek in de Muiderkerk 2/7/2023

Preek in de Muiderkerk te Amsterdam op 2 juli 2023 (2e zondag van de zomer, 1e na ketikoti). Gelezen werd Jeremia 29, 1-14 en Mattheus 10, 34-42.

Lieve Gemeente,

Gisteren was het Ketikoti, hier in de Muiderkerk is daar gisteren uitvoerig bij stil gestaan en daarna nog uitvoeriger in het Oosterpark tegenover de kerk. Even hoorden kerk en wereld zichtbaar bij elkaar en waren verbonden door hetzelfde thema: bevrijding van de slavernij. Maar, door onze zwarte broeders en zusters worden we er regelmatig op gewezen: de slavernij is formeel wel afgeschaft in 1863, maar er zijn op de hele wereld nog allerlei vormen van slavernij. We hebben het over 150 jaar, want de slaaf gemaakten moesten nog tien jaar als contractarbeider werken voor hun vroegere eigenaren. Ook dat was slavernij! En als je als Fillipino in Qatar je paspoort in moet leveren, zodat je niet weg kunt wanneer je dat wilt en in temperaturen van meer dan veertig graden in de volle zon moet werken, is dat ook slavernij. Werken voor een hongerloontje, nauwelijks genoeg om van te leven, waar je niet uit weg kunt omdat je dan zelfs dat hongerloontje mist, ook dat is slavernij. Slavernij is een misstand, die een hele bevolking lichamelijk en geestelijk ruïneert, ook degene die ervan profiteren, maar er ook heel erg door gecompromitteerd worden.

Ballingschap is ook een vorm van slavernij, want je wordt verplicht om te wonen en te werken op een plek die je niet zelf hebt uitgekozen. We horen hun droeve gezang over het verlangen naar Jeruzalem, maar het is niet anders, er is geen alternatief, ze kunnen niet vandaag of morgen zomaar vertrekken. Ze moeten zeventig jaar volmaken, dat is drie generaties, daarom wordt er gesproken over zonen en dochters en over de zonen en dochters van die zonen en dochters. Je kunt bij de pakken gaan neerzitten en afwachten tot het overgaat, of waarschijnlijker tot je doodgaat, maar je kunt dat verloren leven niet overdoen. Daarom doet Jeremia een verrassende oproep. Jeremia profeteerde in de laatste jaren van het koninkrijk Juda, het Zuidrijk, zelf is hij, wellicht vanwege zijn hoge leeftijd, niet meegenomen naar Babel. Hij is met de arme sloebers, waar Nebukadnezar geen brood in zag in Jeruzalem achtergebleven, maar kennelijk heeft hij contact gehouden met de ballingen. Hij schrijft een brief en de strekking van die brief is niet: kom in opstand, verbreek je ketenen en ga terug naar waar je thuis bent. De brief is veel nuchterder, de dingen zijn zoals ze zijn, het ziet er niet naar uit dat het gauw over is. Opstand betekent de dood, je ondergang. Degenen die je  met hun profetieën en waarzeggingen en dromen willen laten geloven, dat het maar heel tijdelijk is, het zijn bedriegers, het zijn geen profeten van de Heer. Daarom: maak er wat van op de plek waar je terecht bent gekomen, bouw er een leven op, bouwt huizen en wijngaarden, zoek een man of een vrouw en verwek nieuw leven. Zoek zelfs voor je zonen en dochters echtgenoten en echtgenotes zodat het door blijft gaan. Zoekt vrede voor het Babel waarheen je verbannen bent en bidt voor de stad. Wat in hun vrede is ook jouw vrede gelegen. Het is als Paulus die de slaaf Onesimus terugstuurt naar zijn meester Filemon met een begeleidende brief, die ook in onze Bijbel is opgenomen. Dat betekent niet dat de bijbel voor slavernij zou zijn. De Bijbel is geschreven in een werkelijkheid waarin slavernij alom aanwezig was. Dat kreeg je niet afgeschaft. Paulus kon hooguit aan Filemon suggereren dat hij zijn slaaf Onesimus als een broeder in Christus terugkreeg en hem dus ook maar als een geliefde broeder moest behandelen. Zo kon ook Jeremia de ballingschap niet zomaar ongedaan maken. De bijbel geeft nuchtere aanwijzingen: verlies de moed niet, maak wat van je leven met de man of de vrouw die je liefhebt, schrijft Prediker.

Maar niet alle tijden zijn gelijk. Bij Mattheus horen we het slot van de uitzendingsrede. Die uitzendingsrede is begonnen met de oproep – we zongen het in het kinderlied – dat je eerste woord vrede moet zijn, maar er was ook begrip voor, dat niet iedereen van die vrede wilde horen, dan moest je het stof van je voeten kloppen en verder gaan. En nu aan het slot wordt het nog verder aangescherpt: Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard en de tweedracht. Zoals de bijbel niet instemt met slavernij, maar ermee leeft omdat het nu eenmaal niet anders kan, zo kun je ook niet veronderstellen, dat Jezus uit is geweest op oorlog en tweedracht, maar hij weet wat het effect is van zijn boodschap, de aankondiging van het koninkrijk waar eersten laatsten en laatsten eersten zullen zijn. Hij weet hoe er gereageerd wordt als hij eet met hoeren en tollenaars en niemand te min acht. Daar komt gedonder van, dat wordt niet gepikt, daar krijg je ruzie over, dat veroorzaakt tweedracht. En dat is niet alleen tussen wij en zij, tussen het kleine groepje uitverkorenen en de grote boze buitenwereld. Nee, dat dringt door tot in het eigen huisgezin. De jongere generatie die enthousiast meedoet met de acties voor het klimaat, wat door hun ouders absoluut niet gepikt wordt, maar ook de opa’s en oma’s (ze zijn er echt!) die zich hebben aangesloten bij Extinction Rebellion en daar door kinderen en kleinkinderen op aan worden gesproken. Waar keuzes gemaakt worden, en in de navolging van Jezus moeten keuzes gemaakt worden, daar ontstaat ook tweedracht, dat kan bijna niet anders. En moet dan de conclusie zijn, dat je je dan omwille van de lieve vrede maar liever aan moet passen? Dat is niet, wat hier gezegd wordt. Je moet uiteindelijk vaststellen wat het zwaarste weegt. Je actie tegen oorlog, tegen onrecht, voor behoud van de schepping, je kunt het niet zomaar laten liggen, omdat het narigheid oplevert.

Natuurlijk gaat het niet om provocatie, maar om bewuste keuzes, wat je overigens zelf de meeste pijn oplevert. Juist hier, aan het eind van de uitzendingsrede, dat is de rede waarmee Jezus zijn leerlingen op pad stuurt om de boodschap te verkondigen van het Koninkrijk, van de grote omkeer, die eindelijk vrede en recht op aarde moet brengen. Juist daar wordt voor het eerst in het evangelie van Mattheus het woord ‘kruis’ gebruikt.Natuurlijk heeft dat met het kruis van Jezus te maken, maar het gaat hier allereerst om het kruis dat de leerlingen zelf op zich moeten nemen, wij dragen de tweedracht en dat is voorwaar geen lichte last. We lijden eronder, we hadden het zo graag anders gewild, maar we kunnen, we mogen niet opgeven. De slavernij moet definitief afgeschaft, er moet recht gedaan worden aan de slachtoffers en hun nakomelingen. De wereld moet gered worden van de plaag van oorlog en armoede. Ik weet, het zijn grote woorden en het lijken onhaalbare doelstellingen, maar we kunnen het Koninkrijk toch niet voorstellen als een wandeling door het park? En natuurlijk moeten wij onze ouders en als ouders onze kinderen liefhebben, er wordt nergens iets anders beweerd, maar als dat betekent dat het je afhoudt van je bestemming, dan moet je kiezen. Geen gemakkelijke keuzes en ik hoop en bid, dat niemand van ons er ooit voor gesteld wordt. Mijn grootvader (hij was ook schipper) haalde ooit mijn moeder weg uit het pleeggezin waar ze erg gesteld was op haar pleegmoeder, omdat die twee zonen had die actief waren in de NSB. Mijn moeder heeft na de oorlog altijd contact gehouden met haar geliefde tante E, maar ook begrepen, wat haar vader deed. Een mens moet keuzes maken. En, ik zeg het toch, dat is inderdaad een keus voor Jezus, maar het is alleen een keus voor Jezus als dat ook concrete maatschappelijke consequenties heeft. Het is meer dan een zaak die alleen het hart betreft, het gaat om hart en hoofd en handen. Wat in de beginjaren van de Wereldraad ‘praktisch christendom’ werd genoemd. Die beginjaren waren de jaren voorafgaand aan de tweede wereldoorlog, maar ook nu gaat het om keuzes: hoe gaan we om met vluchtelingen, wat doen we tegen de opwarming van de aarde, hoe zorgen we voor een eerlijker verdeling van de welvaart in ons land en in de wereld? Het zijn die nuchtere praktische dingen, waar het wat mij betreft ook in de kerk om moet gaan en daarom was het ook goed dat onze kerk betrokken was bij Ketikoti. Dat mag nooit vergeten worden.

De Baäl Sjem Tov, de achttiende-eeuwse Poolse rabbijn, Yisroeel ben Eliëzer grondlegger van het Chassidisme, schreef ooit de woorden: ‘Vergeten is ballingschap, herinneren verlossing’. Ik schreef het in het exemplaar van mijn dissertatie voor mijn moeder. Het staat nu weer in mijn eigen kast. Daarom, omdat vergeten ballingschap betekent, moet we blijven gedenken, jaar in jaar uit: de vierde mei maar ook Ketikoti.  Zo moge het zijn. Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.