Preek voor de leerdienst in de Willem de Zwijgerkerk 22/10/2023

Preek in de leerdienst van het Leerhuis Amsterdam in de Willem de Zwijgerkerk te Amsterdam op zondag 22 oktober 2023. Gelezen werd uit de sidra Noach (Gen. 6,9-11,26) Genesis 11, 1-26

Vrienden,

Hoe zullen wij met elkaar de Schriften openen, zonder stil te staan bij de verschrikkelijke situatie die in Israël, in Gaza en op de Westbank is ontstaan, door de moordaanslagen van Hamas en vervolgens een reactie van Israël die in geen enkel opzicht meer proportioneel te noemen is. Ons hart huilt, wij huilen mee met Joden en Palestijen. Want er zijn, veel en veel te veel Joodse en Palestijnse tranen. Natuurlijk moest ik daarbij denken aan de titel Joodse en Palestijnse tranen van het boek dat Dick Boer, Anton Wessels, Maarten den Dulk en ik samen met Johan Snoek zelf schreven ter gelegenheid van zijn negentigste verjaardag. Wat missen wij de profetische stem van Johan Snoek, die predikant was in Tiberias, na terugkeer in Nederland deputaat voor Kerk en Israël in de Gereformeerde Kerken en toch hartstochtelijk meeleefde met de Palestijnen vanwege het onrecht dat hen werd aangedaan. Toen onze kerk zich uitsprak voor een dubbele solidariteit, met Joden en Palestijnen, was vrijwel iedereen ontevreden met zo’n compromis, maar wat zouden we vandaag de dag blij zijn met mensen, die het leed van de één niet af willen wegen tegen dat van de ander, maar meeleven met allen die lijden. Ik wacht nog steeds op een demonstratie waarin deze dubbele solidariteit wordt uitgedragen, zodat ik mee zou kunnen lopen, zonder bang te zijn, dat beide partijen elkaar ook in ons land letterlijk te lijf zouden gaan.

Wat kunnen we doen, wat moeten we doen? Bidden en gerechtigheid doen, schreef Dietrich Bonhoeffer in een minstens even angstige situatie. Hoe zullen wij het rechte bidden en het rechte doen, hoe zullen wij dat anders leren dan uit Tenach en Evangelie? Laten we daarom ook vandaag, ook in deze door en door verdrietige situatie, toch de Schriften openen en die proberen te begrijpen ook in de context van de wereld van vandaag.

Want je zou kunnen zeggen: het was als In de dagen van Noach (ook een boektitel van Karel Deurloo en Rochus Zuurmond). De Eeuwige zag dat het kwaad van de mens zich had vermeerderd op de aarde, dat al wat zijn hart aan plannen vormde slechts kwaad was, alle dagen. En dan volgt de Sidra Noach, waaruit we vandaag het laatste hoofdstuk hebben gelezen. De sidra die begint met de vaststelling: Verdorven werd de aarde voor Gods aangezicht, vervuld werd de aarde van geweld. We weten hoe het verder gaat. Er komt een grote vloed over de aarde, een ongehoorde tsunami. In het latijn heet deze grote vloed ‘diluvium’ een woord dat gedachten oproept aan de ijstijd. Alles gaat ten onder. Alles behalve Noach en zijn geslacht, want hij was ‘meen rechtvaardige onder de volkeren’ en met hem begint een nieuw aarde. Maar met die nieuwe aarde is niet zomaar alle leed geleden. Waar het eerste geweld begon met Kaïn en Abel, is er nu de tegenstelling tussen Cham enerzijds en Sem en Jafeth anderzijds. Hun nageslacht zal de wereld verdelen. Ja, wat heet verdelen: alles wat groot en machtig is, Egypte in het westen, Babel in het Oosten en ook het gebied dat later Israël zal worden, valt aan Cham toe, Jafeth krijgt de eilanden en de kustgebieden, Verweggistan, en Sem krijgt de kruimels aan de randen van Chams wereldrijk.

De oudste zoon van Cham heet Kush en Kush verwekte Nimrod, een geweldig jager, die een held begon te zijn op aarde. Het begin van zijn koninkrijk was Babel en Erek, Akkad en Kalne in het land Sinear. Van daaruit trekt hij Assyrië binnen en bouwt Ninevé en van daar gaat het naar de grote stad, waarvan de insider weet dat het Babel moet zijn. Van Babel tot Babel dus. En zo lopen wij het verhaal over de torenbouw binnen. Want de hele aarde die allemaal één van spraak was en waarvan de woorden enerlei waren, die doet als Nimrod, ze breken op naar het oosten en vinden een vallei in het land Sinear. Wat is de ene taal die ze allemaal spreken? Ik houd het op Nimrodiaans, de taal van de macht. Victor Klemperer, met zijn dagboeken de grote kroniekschrijver van de nazitijd, noemde die taal LTI, lingua tertii imperii, de taal van het derde rijk. Dat is de taal van de macht, dat is de taal waarin de kleintjes, joden, Roma, Sinti, geestelijk gehandicapten en alles wat niet mee kan, worden veracht en uiteindelijk ten onder gaan. Wat willen deze Nimrodianen? Wat allen die de taal van de macht spreken willen: de hemel bestormen. Er volgt een monoloog van deze Nimrodiaanse mens, die tot twee keer toe begint met ‘Kom op!’. Aanpakken, de handen uit de mouwen, wie houdt ons tegen, we gaan ervoor! Ze gaan tichels tichelen, het oude woord tichelsteen, staat voor een baksteen, een steen die gebakken is, zodat ie gebruikt kan worden in de bouw. Ons woord ‘tegel’ is ervan afgeleid. En als de stenen ervoor klaarliggen, volgt een nieuw ‘kom op’: laten we een stad bouwen en een toren met zijn top in de hemel. Hier moet bedacht worden, dat een toren, primair een verdedigingstoren, een militair object is. Je ziet de vijand van verre aankomen en kunt je maatregelen treffen. Zo willen zij zich een naam maken, de naam van Nimrod, veronderstel ik. Ze willen bij elkaar blijven, want samen staan ze sterk. Hun grootste angst is dat ze verstrooid worden over het aangezicht van de gehele aarde. Maar dat is nu juist wat volgens de opdracht van de schepper moest gebeuren. Ze moesten veel worden en zich verspreiden over de hele aarde. Nu, na de grote vloed, moet er een nieuw begin gemaakt worden, moet de opdracht uit het begin opnieuw verwezenlijkt worden. Al hun productiviteit is dus in feite contraproductief. En daarom wordt er ingegrepen. De Eeuwige ziet het en ziet wat de gevolgen zijn. Hun hoogmoed is ongelimiteerd. Als het zo begint, dan zal de hele wereld de wereld van Nimrod worden. Ze zullen de taal van Nimrod spreken en ze zullen de ideologie van Nimrod aanhangen. Ze gaan voor groot, groter grootst en al wat klein en nietig is, zal er onderdoor gaan.

Maar de Eeuwige grijpt in. Hij spreekt zich moed in, zoals de mensen het hadden gedaan: Kom op! Maar niet om hogerop te komen, maar om af te dalen. Die ene taal moet verward, moet vermengd worden. En juist zo, doordat ze de spraak van hun naaste niet meer verstaan, worden ze verstrooid over de gehele aarde. Het megalomane bouwproject wordt gestopt, want hoe zou je het kunnen voltooien als je elkaar niet meer verstaat. Wat stond hen voor ogen: ze wilden als God zijn, ze wilden alle macht in hemel en op aarde. De situatie van voor de zondvloed zou weer terug zijn gekeerd. Het koningschap van Nimrod strekte zich uit van Ninevé tot Babel, de steden die staan voor de Assyriërs en de Babyloniërs, de beide volken die de wereldheerschappij in hun tijd probeerden te realiseren.

Babel is natuurlijk ook de plaats waarheen de Joden in ballingschap werden gevoerd. Als, wat zeker niet uitgesloten kan worden, deze verhalen in de tijd van de ballingschap werden verteld en opgeschreven, zullen ze verteld zijn om elkaar te bemoedigen. De toren uit Genesis lijkt op het immens grote beeld, dat Nebukadnezar laat bouwen en waarvoor iedereen moet buigen. Maar de vrienden van Daniël buigen niet en de vurige oven deert hen niet. Het streven naar wereldmaatschappij en het daarvoor tot stand brengen van een eenheid van alle volkeren van de wereld, zal niet lukken. Hun taal wordt vermengd.

Maar hoe gaat het verder. Is de wereldvrede nu hersteld. Nee, dat niet, maar er wordt een keuze gemaakt, een onherroepelijke keuze. Van nu af aan gaat het verhaal verder met het geslacht van Sem, want, zo werd er gezegd in de volkerenlijst, die ook in de Sidra Noach staat: ‘Aan Sem, ook aan hem werden kinderen geboren’. Zijn nageslacht, dat zijn de kinderen van Eber, dat zijn de Hebreeën, dat is het slavenvolk, dat zijn de kleine mensenkinderen die lijden onder het geweld van de nakomelingen van Kaïn en onder het geweld van de Nimrodianen, en onder het geweld van de Romeinen, van de kruisvaarders, van de kolonisten en van de nationaalsocialisten. Het zijn de zwaksten, die altijd de dupe zijn. Maar juist met hen, met dit zwakke mensenkind heeft de Eeuwige een verbond gesloten. Het gaat door. Zoals de geslachten voor de vloed eindigden met Noach en zijn drie zonen, Cham, Sem en Jafeth, zo eindigt het geslacht van Sem met Terach en zijn drie zonen Abram, Nachor en Haran. De bijbehorende leeftijden worden geleidelijk aan geloofwaardiger: Sem leeft nog meer dan vijfhonderd jaar, Nachor haalt de honderdvijftig al niet meer. De strijd is niet voorbij.

Maar aan het eind van de sidra Noach zijn twee dingen duidelijk geworden. De Eeuwige zal niet opnieuw al wat leeft vernietigen en hij kiest voor de kleinste en de zwakste. Dat is de God die wij aanbidden, dat is de God van Israël, maar het is ook de God van het kleine en zwakke mensenkind, omwille van wie wij de naam van de Eeuwige aanroepen. Wie die kleinste en zwakste is, dat zal niet altijd dezelfde zijn en het zal misschien ook niet altijd even duidelijk zijn wie het is, maar als gemeente van Christus is het onze taak, om zoals Bonhoeffer het ooit uitdrukte ten aanzien van de beginnende Jodenvervolging, om de slachtoffers die onder de wielen dreigen te komen te helpen en te verzorgen en als het geweld niet ophoudt en dreigt onze hele leefwereld te vernietigen, om een spaak in het wiel te steken en de voortdenderende trein van het onrecht tot stilstand te brengen. Het is niet aan ons om te kiezen welke slachtoffers we wel en welke we niet helpen. We kunnen de Joodse en de Palestijnse tranen niet tegen elkaar afwegen. Wij treuren mee met de Joodse slachtoffers van de terreur van Hamas en hun nabestaanden en wij treuren ook mee met de Palestijnse slachtoffers in Gaza. Onze dubbele solidariteit is geen solidariteit met Netanyahu en Hamas, maar is onze solidariteit met de slachtoffers van Hamas en van Netanyahu. Onze strijd is tegen de Nimrods, de Mammons en de Molochs, tegen hun grootheidswaan. Wat zij doen is godgeklaagd, ook als ze de naam van hun god erbij aanroepen. Het geweld moet stoppen, daarvoor is het nu de allerhoogste tijd. We zien steeds opnieuw de regenboog in de wolken. God zal zijn wereld niet vernietigen, maar we weten dat de mens, die als God wil zijn, zeer goed in staat is die wereld te vernietigen. Bidden en het rechte doen is daartegen in verzet komen. Onze stem laten horen. Zingen tegen de machten. Niet meegaan in de geweldsspiraal, geen spierballentaal, maar een open oor voor de ander, verbanden leggen, vriendschappen sluiten. Onze naaste liefhebben en daardoor ook God. Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.